de sp^js te bezoedelen" (kantt.) Zoo gevoelden ook sommige christenen uit de Joden, zich verplicht om de Mozaische wet te onderhou den, terwijl anderen zich bewust waren van de vrijheid, waarmede Christus hen had vrij gemaakt. Nu sta vooraf vast, dat niemand iets doen mag tegen zijn geweten. Wie het waagt, be vlekt en bezoedelt het. Daarop wijst ons Paulus' woord: „al wat uit het geloof niet is, dat is zonde." Rom. 14 23. Want uit het geloof wil hier zeggeniets te doen zonder verzekerd te zijn, „dat het werk, hetwelk wij doen, Code behaagt in Christus." Maar nie mand heeft het recht een ander daaraan te binden. Ook hier omtrent laat Paulus ons niet in het onzekere. Zie het slechts na in uwen Bijbel en wel in I Cor. 8 vs. 10, waar U wordt geleerd, dat elks geweten voor hem zelf ver bindend is, maar niet voor anderen. Zoo voelen wij dus allen, hoe wij steeds ruimte moeten laten voor de individualiteit van het geweten. Heeft nu ieder geweten, evenwel recht op erkenning? Dat is eene vraag van veel be lang. Denk U b. v. een Jood, die krachtens zijn geweten, meent geen vuur te mogen aan steken op den sabbath, en een christen, die daar volstrekt geen kwaad in ziet Geenszins. De invloeden toch, waaronder zulk een ge weten gevormd werd, kunnen geheel ingaan tegen het Woord van God. De heidenen, die nog van nature doen de dingen die der wet zijn, verdwaalden bij de opvoeding en vor ming van hun geweten. Zoo kwam de wet van hun bestaan onzuiver te staan voor hun bewustzijn, en in plaats van den wil van God aan te wijzen, bracht het geweten, nu geheel bedorvenhen nog verder van het rechte spoor. Wij zien dus, hoever het er vandaan is, dat alle menschen de daad, welke zij te beoor- deelen hebben, juist en zuiver zich voorstellen. Ontbreekt nu nog bovendien het licht van Gods Woord, om onze handeling te toetsen, dan verkrijgt de mensch eene dwalende cons ciëntie, op welks oordeel hij volstrekt niet vertrouwen kan. H. H. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Het Geloot. Menschen staan niet los naast elkander. Zij vormen huisgezinnen, familiën, geslachten en volken. Daarom komen zij telkens met elkander in aanraking. Zij zijn van elkander af hankelijk. De een heeft de gaven en de hulp van den ander noodig. Er zijn er wel, die daarover niet denkenzelfs zijn er, die geheel op zich zelf willen leven en zich van alle anderen afzonderen. Zij meenen aan zich zelf genoeg te hebben. Maar dat is niet goed. Wy behooren bij elkander. Wy moeten leven en laten leven. Zoo is het des Scheppers bedoeling. Doordien wij nu noodwendig met elkander in aanraking komen, kunnen wij niet nalaten elkander gedu rig te beoordeelen. Van zulk een oordeel hangt het af, hoe wij ons voorts in onzen omgang zullen gedragen. De een boezemt ons vertrouwen in, de ander het tegendeelde een trekt ons aan, de ander stoot ons af; voor den een zullen wij ons hart ontsluiten, voor den ander gesloten houden. Wanneer wij grond meenen te bezitten, om aan te nemen, dat in iemand waarheiden goedheid is, zoo zal het gevolg zijn, dat wy hem geloovenmaar wanneer wy iemand voor bedriegelyk aanzien, zoo zullen wy hem niet naderen. Wy kunnen dus zeer goed aannemen, dat het woord geloof van zelf opgekomen is uit het algemeene menschelyke leven, aangevende de verhouding, waarin deze tot genen staat. Naar onze meening is het niet noodig om curieuselyk te onderzoeken, of het woord van algemeen menschelijk terrein overgegaan is op heilig erf of omgekeerd, omdat wij het zeer waarschynlyk toch niet te weten zullen komen; en bovendien, neem eens aan, dat wy deze vraag konden beantwoorden, welke winst zou er aan verbonden zyn. Wanneer wij echter verstaan, welk eene gewichtige rol het vervult in het gewone leven, dan zullen wy ook eenigermate beseffen, welke eene belang- ryke plaats het inneemt, zoodra er sprake komt van onze verhouding tot God. Wij zijn zoo geschapen, dat wij niet buiten God kun nen. Wij mogen niets van Hem willen weten, en tot Hem zeggenwijk van ons, aan de kennis uwer wegen hebben wy geen lust; meenen, dat wij ons daarover in het geheel niet be hoeven te bekommeren, het baat altemaal niet, wij kunnen niet vernietigen den band, die er tusschen onzen Schepper en ons bestaat. Als ik daarentegen nu acht geef op wat Hij van Zich zelf heeft geopenbaard in daden en woorden dan zie ik, dat er in Hem waarheid en goed heid is, en hoe meer mij dit blijkt, des te meer ga ik veroordeelen elk wantrouwen, dat ik in mij vind. Alle ongeloof ga ik nu als zonde beschouwen, want het is eene beleediging de hooge Majesteit aangedaan en het wordt my tot schuld. Vandaar is het te verklaren, dat van den beginne af de verhouding van den mensch tot zijn God, geregeld is naar zyn geloof of ongeloof. Botjma. UIT DE PERS, enz. Heeft in 1892 de Vrije Universiteit gelijke rechten ontvangen als de TheologischO'School Wy wezen een vorig maal aan, dat deze beide stichtingen in hun aard en wording en wyze van bestaan verschillen. De Theologische School gaat van de Kerken uit, wordt door de Kerken onderhouden en bestuurd en arbeidt alleen ten dienste der Kerken. Zij is eene zuiver Kerke lijke Stichting, het eigendom en de eigen in richting dier Kerken. De Vrye Universiteit is niet kerkelijk. Zij slaat wel beslist op den grondslag der gere formeerde beginselen, doch dient niet uitslui tend de Kerk, maar wenscht ten zegen te zyn voor het geheele maatschappelijke leven en op ieder gebied van wetenschap wederom de ware beginselen naar Gods Woord, volgens de zuiver gereformeerde opvatting, op te sporen, en daarop het gebouw der wetenschap op te trekken. Natuurlijk bekleedt in eene Gereformeerde Universiteit de theologie of godgeleerdheid eene eerste plaats. En rijk is de zegen, die de Kerk door zulk eene Universiteit kan ontvangen, gewisselijk ook in goed toebereide leeraren en doctoren. Maar nog eens, zy is niet Kerkelijk. Zij, namelijk, onze Gereformeerde Universiteit, gaat van eene Vereeniging uit, waarvan het lidmaatschap alleen afhankelijk is vaninstem- man zelf ook reeds te veel aan Bachus geofferd had. Zij de geschiedenis van „Willem van den Smid," die op zoo treurige wijze zijn einde vond, voor menigen dronkaard ter ernstige waarschuwing, wantGeen dronkaard zal het Koninkrijk Gods beërven." VIJFDE HOOFDSTUK. 70let huisgezin van Klaas Zwart. Evenals het in elke andere gemeente gaat, ging het ook te Kleidorp. Sommige leden der gemeente vertrokken metterwoon naar andere plaatsen, terwijl ook van andere plaatsen nu en dan enkelen zich metterwoon te Kleidorp vestigden, en „met attestatie" zich bij den kerkeraad der „Afgescheiden" gemeente te Kleidorp aanmelden. Of ook wel gebeurde het en dit wel het meest dat zulk eene „at testatie" door den eenen kerkeraad aan den anderen gezonden werd. Tot die van buiten af ingekomenen behoor de ook het huisgezin van Klaas Zwart. Ds. de Vries had op zekeren dag ook zulk eene „attestatie" ontvangen van Klaas Zwart en diens vrouw, afgezonden door den Kerke raad der „Afgescheiden" gemeente te Laag land. Man en vrouw hadden indertijd zich te Laagland by de gemeente gevoegd, doch men had er van dit huisgezin nog weinig genoegpn beleefd. Vandaar dat die „attestatie" vergezeld ging van een schrijven van den volgenden inhoud „Waarde Broeders! Een bizonder toezicht op dit huisgezin is noodzakelijk. De Kerkeraad van Laagland heeft zich genoodzaakt gezien K. Zwart onder censure te stellen, doordien hij zich schuldig maakte aan allerlei lasteringen. Menigmaal is genoemde broeder daarover vermaand; doch om al die vermaningen heeft hij zich niet bekommerd, maar hij bleef op zijn zondigen weg voortgaan, en kwam eindelyk ook niet meer ter kerk. Dit een en ander is oorzaak zijner censure. Zijne vrouw werd nog niet onder tucht ge steld, hoewel zy ook niet ter kerk kwam. Omdat zij kreupel is, gaf zij voor, dat zij niet gemakkelijk kon komen, ofschoon zij slechts een paar minuten van haar huis naar de kerk behoefde te loopen. De twee kinderen, Jan en Antje, achtien en zestien jaren oud, kwamen ook slechts zel den ter kerk, en in den afgeloopen winter in het geheel niet ter catechesatie, terwijl op hun leven verlerlei aanmerkingen kunnen ge maakt worden. Moge door uw toezicht en door uwe ver maningen bereikt worden, wat wij niet berei- ming met den grondslag. De Kerk beeft over de Universiteit geenerlei zeggenschapdan voor zoover en voor zoolang de Vereeniging dit goedvindt. Wat is nu gebeurd in 1892? Eenvoudig gezegd ditDe broeders van '34 brachten mede de Theologische School, die van '86, voor zoo ver dit zoo genoemd kan worden, de Vrye Uni versiteit. Voor zoover dit zoo genoemd kan wor den. Want zij hadden immers geen zeggenschap over de Vrije Universiteit. Dat medebrengen be- teekent alleenzy verlangden, dat die voordee- len, door hen tot hiertoe aan de Vrije Universiteit gegeven, ook voortaan door de Vereenigde Ker ken aan haar zouden worden gegeven. Maar het medebrengen der Theologische School door de broeders van '34 beteekende toch iets anders en iets nfeer. Die Theologische School met hare gebouwen en fondsen werd geheel en al het eigendom der Vereenigde Kerken. Zoo kon er nu worden gesproken van onze Universi teit, maar in gansch anderen zin vanonze Theologische School. En zoo staat krachtens de overeenkomsten van onze vertegenwoordigers in 1892 vast, dat de Gereformeerde Kerken in Nederland hebben eene Theologische School ter opleiding harer dienaren, en dat zy ver band oefenen met de Vrye Universiteit en ook door haar: dienaren ontvangen. Ds. W. H. Gispen Sr. Donderdag, 27 Aug. jl. vierde ds. -Gispen, onder vele blijken van belangstelling en liefde zijn zeventigsten ver jaardag. Reeds op drie en twintig jarigen leeftijd om zijne singuliere gaven tot den dienst des Woords in den wijngaard des Heeren geroepen, mocht hy door des Heeren genade sedert 1856 achter eenvolgens de gemeenten van de Lier, Vlis- singen (18591862), Giessendam, Kampen, Zwolle en reeds twee en twintig jaren die van Amsterdam dienen in 't Evangelie zijns Hee ren en Zaligmakers. In 1897 schonk hem Hope College te Holland in N. A. den titel van Doc tor in de Godgeleerdheid. Onze koningin be noemde hem tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hoewel de tijd der ruste daar is, moge het den Heere behagen den reeds voor zoo velen ten zegen gestelden dienaar in staat te stellen, nog menig jaar met lust en opgewektheid en zegen voort te arbeiden in den wijngaard des Heeren. SI Augustus. Onze geliefde en geëerbiedigde Vorstin, Koningin Wilhelmina, beleefde in wel stand haren drie en twintigsten verjaardag. Schoon was de dag, algemeen onder jong en oud de opgewektheid en vreugde. In het openbaar en in de huisgezinnen is alom de zegen des Heeren over haar en het Koninklijk Huis afgesmeekt. Spare de Heere dit dierbaar leven tot in lengte van dagen. Tot ridder in de orde van Oranje Nassau zijn o. a. benoemdde Heer C. D. van Nop pen, Gemeente Ontvanger te Wissekerke, en Dr. L. H. Wagenaar, predikant der Gereformeerde kerk te Middelburg. Belangrijke Vergaderingen zijn deAlg. Verg. van „Effatha", D. V. 3 Sept. te Dordrecht, en ken konden, namelijk hunne terechtbrenging en wederkeering van de verkeerde paden. De Heere geve u daartoe wysheid en voor zichtigheid Met broedergroete en heilbede De Kerkeraad van Laagland. Laagland, Mei, 18.. Ds. de Vries stelde zijn Kerkeraad met dit schrijven in kennis, en eenparig werd gëoor- deeld eerst maar eens drie of vier weken te wachten vóór dat dit huisgezin bezocht zou worden, of wellicht door verandering van woonplaats Zwart niet naar de kerk zou ko men. Doch aan het eind van dien gestelden tijd bleek het dat Zwart wel van woonplaats, maar niet van gezindheid veranderd was. Hij kwam ook te Kleidorp niet ter kerk. Ds. de Vries ging er dus nu op uit, om Zwart te be zoeken en een onderzoek in te stellen naar de oorzaak waarom hy niet ter kerk kwam. Zwart was een in elkander gedrongen man neke van ongeveer zestig-jarigen leeftijd. Zyn meer vierkant dan rond gelaat was glad ge- geschoren, en wanneer hy met iemand sprak, zag hy óf naar den grond, öf naar de klep van zijn pet, die altoos de plaats op zyn hoofd innam. Hy had de eigenaardigheid om als hy begon te praten, bijna elke rede te laten voorafgaan door de inleiding„Och wat zal ik zeggen", terwijl, als hij eenmaal aan 't praten was, om de zes of acht woorden de uitdrukking „eigenlijk gezegd" er tusschen gevoegd werd. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1903 | | pagina 3