-stapels te koop aan het leesgraag publiek. En
dat publiek verslindt dat alles maar rjjp en
groen, even gulzig als de kinderen Israels in
de woestyn hun kwakkelen. Doch ook velen
hunner eten er zich den dood aan. Gelijk er
onder Israel stierven met het vleesch der
kwakkelen nog tusschen de tanden, zoo gaan
er ook heden de eeu wigheid in soms met den
roman nog in hun stervende hand.
Bordeel, kroeg, danszaal, schouwburg en
roman maken hun tallooze slachtoffers en
wel 't allermeest in die landen, waar het
Evangelie des Kruises gepredikt wordt en het
Woord des Heeren tot bekeering roept.
Want evengoed als de Heere middelyker-
wijze den zondaar brengt tot de vryheid der
heerlijkheid der kinderen Gods, evengoed ge
bruikt ook de vorst der duisternis middelen,
om de zielen gevangen te houden. Hij is zelfs
zeer vindingrijk op dit gebied, en hij weet
van alles partij te trekken. In Indië legt hij
beslag op den opium, om den mensch naar
ziel en lichaam te verderven in ons Vader-
land heeft hij de jenever gepacht, om 't zelfde
doel te bereiken. De Spaansche stierengevech
ten en de Engelsche wedrennen zijn takken
van nijverheid in zijn ryk, die hij niet gaarne
zag te gronde gaan. In elk land en in iedere
eeuw spant hij bijzondere strikken en netten.
De roman, in den vorm zooals wij hem
kennen, is echter een van zijn nieuwste vin
dingen, en een van de gevaarlijkste. Vóór de
negentiende eeuw zoekt ge bijna te vergeefs
naar boeken, zooals ze nu bij duizenden ver
slonden worden. Die mooie boeiende wegslee-
pende verhalen, waarvan ge niet kunt uit
scheiden ze te lezen, voor ge het eind ervan
weet. Zoo waren ze er vroeger niet. Noch voor
kinderen, noch voor groote menschen. Er was
wel iets, dat er in de verte op geleek, maar
't kon toch niet halen bij wat we nu hebben.
Nu gaat men te ver en veel te ver, wanneer
men den roman een gave des. duivels noemt.
De duivel geeft nietshij kan alleen maar
misbruiken, wat Godes is. Zoo is ook de gave,
die een romanschrijver heeft om een boeiend
verhaal saam te stellen oorspronkelijk een
gave Godswant er is niets in den mensch,
of de Heere heeft het er ingelegd. Maar het
is in verreweg de meeste gevallen een mis
bruikte gave Gods.
Wanneer een vroom man deze gave bezit,
en hij gebruikt haar op de rechte manier, dan
kan er heel wat moois voor den dag komen.
Getuigen hiervan zijn die soms zoo prachtige
verhalen uit de dagen der vervolging, die
groote en kleine Christenen gerust mogen en
gaarne willen lezen. En zoo zijn er natuur
lijk meer.
Maar van de honderd romans zijn er zeker
negentig, waarvan de strekking verderfelijk is,
wijl ze ongeloof en zonde in zulke bekoorlijke
vormen voorstellen, dat ze eer iets aantrekke
lijks dan iets afstootelijks worden. Vooral is
•dit het geval met den hedendaagschen roman,
waarin alle zonden als in een bundelken zijn
saamgebonden, een samenknoopsel van onge
rechtigheid.
't Spreekt wel vanzelf, dat zij, die verslaafd
zijn aan dergelijke lectuur, geen lust gevoe
len in den Bijbel te lezen. In vele gezinnen
heeft de roman dan ook den Bijbel verdron
gen. Men komt niet in salon of huiskamer,
of terstond valt het oog op mooi gebonden
ken, dus heb ik geen gelegenheid doch daar
enboven, ik ga toch niet bidden bij een
dronken man."
„Dat begrijp ik niet", hernam zij. „De do
minees zijn er toch voor, om te komen bidden
„Ge kunt wel gelijk hebben", sprak Ds. de
Vries, „maar of zij dit nu ook bij dronken
menschen moeten doen, is my nog nooit dui
delijk geweest. Als Uw man bij onze gemeente
behoorde, zou ik hem wel komen bestraffen,
en dan zou ik hem vermanen, dat hij van dien
zondigen weg moest terugkeerendoch dan
zou ik toch wachten, tot hij nuchter was, want
ik acht het dwaasheid aan een dronken mensch
veel woorden te verspillen. En zooals ik
U zeide ik moet straks preeken, dus kan
ik ook niet meegaan."
„Maar dan kan U wel komen, mijnheer,
als de preek uit is, begryp iehervatte zij.
„Neen vrouwtje, dan doe ik het ook niet",
was het antwoord.
„Maar, mijnheer! U kunt gerust bij ons in
huis komen, hoor! want wij zijn van goede
familie."
En nu kreeg Ds. de Vries te hooren een
stuk levensgeschiedenis van Willem en zyn
vrouw. Willem was de eenige zoon van wel
gestelde burgers, en had een drukke smederij
gehad in een groote stad. Tengevolge van zijn
drinkeh was echter zijn werk verloopen, en
romans, maar hoe ge ook speurt, een bybel is
niet te ontdekken. Men heeft gebroken met
de oud-vaderlyke gewoonte om GodsWoord
na de maaltijd te lezen, doch als een echte
slaaf van zyn hartstocht kan men 't nog niet
laten onder het eten een blik te werpen in zijn
roman.
Onlangs hoorde ik enkele,beschaafde jonge
dames op een toon van de hoogste verrukking
spreken over boeken, die een fatsoenlijk man
zelfs zonder blozen niet lezen kange zoudt
ze echter vergeefs gevraagd hebben naar namen
als Abraham en David en Jezus.
In deze dagen van zware concurrentie heeft
in de breede kringen onzer maatschappij het
Woord des Heeren terrein verloren, en dat
verloren terrein is ingenomen door den roman.
Hierin ligt voor de gemeente des Heeren een
waarschuwing. Ook door hare leden, vooral
de jongere, worden te veel verhalen gelezen,
goede en slechte. Er zyn vossen, die den
wijngaard bederven, en daar behoort de roman
ook toe.
Ik zal er nu nog niet eens diep op ingaan,
door er op te wijzen, dat er boeken zijn pp
dit gebied, die een Godvreezend mensch niet
kan lezen zonder kloppend hart en zonder ge
kwetst te worden in 'tgeen hem door genade
heilig geworden is.
Men zegt b.v. dat een man van studie en
beschaving toch stellig en zeker Shakespeare
gelezen moet hebben, dien fijnen psycholoog en
karakterschilder. Ik erken, dat hij dat is maar
't genot en de winst, die hy biedt, worden duur
gekochtde kostelyke parelen liggen in een
mesthoop van vloektaal en bordeelpraat't water
loopt door een vuile goot. Men kan er niet
aan beginnen hem te lezen, of men wordt ge
ërgerd en werpt eindelyk het boek op zij. By
zulke meesters betaalt men de lessen als Chris
ten te duur. Als het moet, kunnen wij ze
missen.
Doch nu, afgezien van de slechte, er ligt ook
in 't lezen van goede romans voor den Bijbel
gevaar. Tenminste, indien men er te veel leest.
En wel om deze reden. Ze verlammen de
veerkracht van het denkvermogen. Zoo'n roman
leest zoo gemakkelijk. Men heeft er niet by
te denken. Vanzelf wordt men voortgedreven
naar 't einde. De spijze is zoo licht verteer
baar en 't is alles zoo begrijpelijk gemaakt.
Ge* krygt geen hoofdpijn van het nadenken.
En dan komt er nog dat spannende bij dat
hartstochtelijk prikkelen van de verbeelding.
Zie, tegen dat alles kan de Bijbel niet op.
Gods Woord eischt nadenkenen het werkt ook
niet op de hartstochten, het drukt ze juist neer.
Wie nu aan lichte spyze gewend is, wie er
door verslapt is, kan geen smaak meer vinden
in zwaarder kost.
Ga het maar na. Vijftig jaar geleden had
den we lang zulk best onderwijs niet als nu.
En toch zal ieder wel oudjes gekend hebben,
die met smaak zaten te lezen in de lang niet
gemakkelijke verhandelingen van Oomrie en
anderen. Komt daar nu eens om
Vroeger hadden we dominees, die over 't
algemeen preekten op de manier, waarop de
oude schryvers schreven; goede, degelyke in
houd, maar op den vorm lei men zich niet
zoo toe. Nochtans er werd in der waarheid
genoten, en eenvoudige lidmaten konden heel
goed met elkaar redeneeren over uitverkiezing,
wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligma-
was hy in schulden geraakt. Toen waren zyne
ouders gestorven, en wijl hy toen een tamelijk
groote erfenis in handen kreeg, konden die
schulden ook weer betaald worden. Maar ook
die erfenis was spoedig weer verdwenen, en
het eind was geweest, dat de smederij moest
verkocht worden, en hij te Kleidorp eindelyk
plaats gevonden had als meesterknecht ineen
smederij, die aan iemand toebehoorde, welke
smid en wagenmaker tegelijk was.
En Willem's vrouw was eveneens van goede
familie. Zy had als jong meisje menig goed
huwelijk kunnen doen. Een dokter had haar
zyn hand geboden, doch zij had dit afgeslagen.
Later had een officier haar ten huwelyk ge
vraagd, maar zij wilde niet. En dat zij zulke
goede huwelyken had kunnen doen, was ook
volstrekt geen wonder, want zij stamde in
rechte linie af, van den Graaf van Eg-
mond. En omreden zij dus beiden van goede
familiewaren, behoefde mynheer"zich ook niet
te schamen, om by Willem te komen.
In hoeverre deze mededeelingen waarheid
waren, heeft Ds. de Vries nooit onderzocht
en niettegenstaande deze mededeelingen bleef
hy er toch bij, dat hy niet zou komen, zoodat
dus Willem's vrouw, „de afstammelinge van
den Graaf van Egmond", teleurgesteld naar
huis terugkeerde.
Intusschen had Ds. de Vries aan den avond
king, enz. Men had er smaak in. Thans is
een dominee by velen eerst in trek, als hy
mooi schildert en veel beelden gebruikt en
vooral niet te dogmatisch is.
In dit opzicht is er in ons kerkelyk leven
een omkeering gekomen en vaak niet ten
goede. Ik stel geen algemeenen regel. Er
zijn ook nu nog velen, die b.v. al jaren lang
„de Heraut" lezen en met genot. Nu „de
Heraut" is geen roman. Wie dat blad leest,
moet van nadenken houden. Zoo zyn er ook nu
nog, die niet bang voor Comrie en Brakel zijn.
Doch wat vroeger meer regel was, wordt nu
meer uitzondering, op de massa gezien?
Hiervoor zijn natuurlijk oorzaken. Niet één,
maar vele. Eén van die oorzaken ligt echter
in het veelvuldig lezen van verhalen, romans.
Het denkvermogen is verslapt, de verbeelding
vergiftigd. Het eenvoudige, nuchtere Evan
gelie, is eenerzijds te zwaar, anderzijds niet
prikkelend genoeg. Het boeit niet als een
roman, het eischt meer inspanning, het sleept
niet mee, men moet er by denken. Een leer
stuk als de rechtvaardigmaking is nu eenmaal
iets anders dan een liefdesgeschiedenis. Wie
van het laatste houdt, vindt het eerste droog
en dor. Wie van het eerste houdt, vindt het
laatste laf en flauw. Wie van Schriftonderzoek
houdt, moet weinig hebben van romanswie
van romans houdt, is niet tot Schrifbstudie te
brengen. Twee heeren kan men niet dienen.
De opvoeding kan, als een middel in 's Hee
ren hand, hier veel aan doen. Er zyn ouders,,
die hun kinderen laten meeproeven, wanneer
de flesch op tafel komt. Er zijn er ook, die
reeds van jongs af den smaak hunner kleinen
bederven door 't vertellen en laten lezen van
allerlei sprookjes en verhaaltjes.
Geeft ze den BybelDaarin is zielespys,
ook voor het kindDe Bybel vormt verstand
en hart beide. Een Christenvolk, dat in den
Bijbel thuis is, is geen dom volk en geen slecht
volk. De roman, behoudens enkele uitzonderin
gen,vormt misschien het verstand,maar misvormt
stellig het hart.
Een Kerkvader heeft in dezer voege gespro
ken de Bybel is gelijk aan een riviereen
kind kan er door waden, en een reus kan er
in verdrinken.
En de Heere zelf roept ons toe; Onderzoekt
de Schriftenwant gy meent in dezelve het
eeuwige leven te hebben, en die zyn het die
van Mij getuigen.
K.U
UIT DE PERS, enz.
Heeft in 1892 de Vrije Universiteit gelyke
rechten ontvangen als de Theologische school
Om eenen goeden blik te krygen op deze
vraag, onlangs in de pers aan de orde gesteld,
is, dunkt ons, allereerst wenschelyk, om te
letten op den verschillenden aard van beide
genoemde Stichtingen. By het oppervlakkig
bezien of hooren van deze vraag en van ge
heel de zaak in kwestie, is het, alsof er van
twee stichtingen en inrichtingen wordt ge
handeld, die volkomen gelijk zyn.
Nu is het wel waar, dat er veel punten van
overeenkomst zijn, b. v. beide stichtingen
voorzien ons van jonge mannen, die na onder
zoek der kerkelyke vergaderingen, de kerken
als, leeraars dienenbeide stichtingen staan op
gereformeerden grondslag, beide worden onder
houden door het geld en de liefde der Gere-
van den Goeden Vrijdag gepreekt, en toen de
preek geëindigd was, had hij aan zyne kerke-
raadsleden gevraagd, of zij ook „Willem van
den Smid" kenden.
„O ja", antwoordde er een, „wie zou „Wil
lem van den Smid" niet kennen? Hy woont
aan 't eind van het dorp en is iemand, die
bijna altijd dronken is. Maar waarom vraagt
U dat?"
En nu vertelde de leeraar de geschiedenis,
die wij reeds weten, en voegde er bij, dat
Willem's vrouw sterk had aangedrongen, dat
hy toch na de preek bij haar man komen zou.
Een der ouderlingen nam hierop het woord
en zeide „Dominé, dat moet ge niet doen.
Willem is iemand, met wien niet te praten is;
en zijn vrouw is niet veel beter. Ik voorzie,
dat, als ge er heengaat, het er op uitloopt, dat
men U de deur uitjaagt, of, wat nog erger is,
dat ge een pak slaag kunt oploopen."
„En als Willem te dronken is, om dat te
doen", zoo vulde een ander aan, „dan zou zyne
vrouw hem wel behulpzaam zijn. Dus dominé,
ga er maar niet heen."
Ds. de Vries verzekerde, dat hij ook vol
strekt geen plan had er heen te gaan, en niet
in het minst behoefte gevoelde, om nader met
Willem en diens vrouw kennis te maken.
Wordt vervolgd.)