FEUILLETON.
Uit hst Dagboek van een „Afgescheiden"
Dorpspredikant.
moeiing of vertraging te* ondervinden, altyd
Hem even volmaakt en gewillig te dienen als
de engelen, met wie hij voor zyn troon zou
staan.
„By Christus te zijn", te wezen, waar Hy
is, in zijne heerlijkheid te deelen, die Hij bij
den Vader bezit, zijne rust en blijdschap te
smaken; als Hij, door geen dood of verderf
meer beschadigd te worden.
Eeuwig daar, waar alles volmaakt is,
God te genieten en zich in Hem en in zijne
zaligheid te verliezen.
Dat uitzicht, en wie zal ons zeggen hoe-
veel Paulus' oog zag kan bij hem de vrees
voor den smartelijksten dood, ook voor den
marteldood overwinnen. Hij verwacht een
gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht van
heerlijkheid. Zyn sterven is dus ook, bovenal
om het goede, dat het hem aanbrengt, enkel
gewin.
Hetzy dan, dat ik leve, 't zy dat ik sterve,
altijd wordt de zaak des Evangelies er door
gebaat, instede van geschaad. Beide in myn
leven en sterven toch, zal Christus eer en
heerlijkheid ontvangen en in zijne verheerlij
king ligt mijne zaligheid.
Ik heb dan ook geen keuze. Wat ik kiezen
zal, leven of sterven, weet ik niet. Dat moge
mijn Heere weten, wiens eigen ik ben.
Waarlijk, die gevangene is te benijden.
Men kan het hem zoo niet maken, of de zaak
van zijn Meester en zijn eigen belang wordt
er altijd door bevorderd. Raadselachtig is dit
voor zijne vijauden. Toch is het naar waar
heid.
PaulusUw kerker is een feestzaal. Het
licht des hemels schijnt er in. De zaligheid
des hemels wordt er in genoten.
N. D.
VijT DE REDACTIE
UNIE-COLLECTE te Middelburg op aan
staanden Woensdag, 26 Augustus.
Blijkens de in dit blad voorkomende adver
tentie wenscht het Unie-comité te dezer plaatse
op genoemden datum de jaarlijksche Unie
collecte te houden.
Wij verwachten, dat deze tijding met blijd
schap en geestdrift zal worden ontvangen, en
dat, gelijk de broeders-collectanten zich opma
ken, om hun eere-taak te gaan verrichten, alzoo
alle vrienden van de School met den Bijbel, ja
allen, die het recht beminnen, zich mogen op
maken, om hunne eere-gaven te offeren.
Dit is nu de vijf en twintigste Augustus-
collecte. Mocht ook nu iets van het vuur van
de eerste Augustus-collecten de liefhebbers der
School doortintelen. Wat was er toen eene
hartelijke toewijdingDe Augustus collecte
was in de laatste jaren wederom stijgende. Wij
§elooven dat zij ook dit jaar zal vooruitgaan.
lijve men in Middelburg niet achter, om
daaraan mede te werken De Unie-collecte
zij eene herinnering aan den druk en den
strijd van vroeger jaren, zoo schoon en aan
doenlijk belichaamd in het volkspetitionnement
van 1878.
Zjj geschiede als een dankoffer aan den
Heere voor de verlichting van den druk en
den zegen op dien strijd. In haar spreke zich
uit de krachtige wensch naar meerdere, ja
volkomen vrijmaking van de School met den
Bijbel, want wel is het beginsel van rechts-
Een verhaal door PEKAH.
Derde Hoofdstuk.
De rentenier van Kleidorp
„Neen, van der Schraap wacht even, en we
zullen eens samen praten en bidden."
„Neen, neenIk kan niet. - Neen, nu
niet. Ik moet weg O, die gejaagdheid
En weer vertrok hij.
Nog enkele dagen achtereen werden deze
bezoeken herhaalden telkens weer sprak hij
over gejaagdheid en angst, over schuld^ en
zonde en vergevingdoch als Ds. de ries
over bidden sprak, stond hij telkens haastig
op en vertrok. Zijn gejaagde toestand en
angstige blik boezemden waarlijk medelijden m.
Deze toestand duurde eenigen tyd zoo voort
en eindelijk werd "V an der Schraap opnieuw
ziek. Dit deed vooral ook aan zijne gejaagd
heid geen goed. Integendeel deze werd met
den dag erger. Zijne vrouw moest hem ver-
gelijkheid erkend, maar het moet nog worden
doorgevoerd.
En bereide de Heere <Ü0or deze collecte een
milden steun voor de School met den Bijbel,
die Zijne hand ons schonklen die Hij tot hiertoe
staande hield!
VARIA.
De Consciëntie.
In onze kringen, is een beroep op de con
sciëntie geen zeldzaamheid. Allerlei zaken wil
men aan de consciëntie overlaten. Daarbij doet
dan Paulus' woord opgang; een ieder zij in
zyn eigen gemoed ten volle verzekerd.
Nu mag de vrijheid* der consciëntie nooit
aangerand worden. Iemand mag nooit tegen
zyn geweten handelen. "Want wat niet uit het
geloof is, dat is zonde. Maar wij hebben er ons
dan ook met dubbelen ijver op toe te leggen,
een zuiver geweten te bezitten. Anders oor-
deelen wij vaak verkeerd, beschuldigend in wat
naar den Woorde Gods geoorloofd is, vryspre
kend in wat naar dietf maatstaf, zonde moet
heeten. I
Moge daartoe medewerken een enkele ge
dachte over de conscienm.
Eene bespreking van ie consciëntie behoort
thuis eenerzij ds in de psychologie, anderzyds
in de Ethiek. De Psyéï ologie of zielkunde zet
dan uiteen tot welk vermogen van den mensch
dc consciëntie behoort^ en verklaart haar als
een deel van het kenvermogen, en wel behoo-
rend bij de practische rede. De Ethiek of leer
van het zedelijke, behaiidelt in den breede de
verhouding van de coiiscientie tot Gods wet.
't Behoeft zeker geeó betoog, dat in enkele
artikelen in ons blad als dit, geen volledige
behandeling van dit onderwerp verwacht kan
worden. Toch wil ik feene poging wagen om
eenigszins de beteekehis der consciëntie voor
het christelijk leven uieen te zetten. Het best
zal wel zyn eerst de \j;aag te stellen, wat wy
door het geweten of ae consciëntie hebben te
verstaan. Immers dit is velen allesbehalve
duidelyk. Wij hooreri vaak over het geweten
spreken alsof'teen soor: in ons hart geschreven
zielewet is, waarop wi onder alle omstandig
heden veilig kunnen Jjfgaan. Wie nu zich in
beeldt zulk eene coilcientie te bezitten, kan
het Woord van Go Ivrij goed missen. Een
onfeilbare stem in zi Ibinnenste zegt wat goed
of kwaad is. Die stei,:fpeschouwt men dan als
den hoogsten rechte.''ru wiens vonnis alles
gelegen is. 10
Wat hiervan aan is, zal ons later blijken.
Maar dit moet worden toegestemdde wijze
waarop vroeger, voor;
over dit onderwerp
schare misleid. Wij
niet in het euvel verv
van geenerlei waard
Wij leerden allen
onder Ethische theologen
gesproken werd, heeft de
lienen van dit dwaalspoor
terug te keeren. 1 n daarby mogen wij dan
dien, om de consciëntie als
te achten.
reeds in onze jeugd, dat
de inensch bestaat uit ziel en lichaam. Het
lichaam valt onder bet bereik van onze zin
tuigen, wij kunnen het zien en tasten. Van
zoodanigen aard is de ziel niet. Zij is niet
tastbaar, valt niet waar te nemen met uw oog.
Daarom is zij evenwel nog niet minder werke
lijk, niet minder in waardij. Deze ziel nu heeft
bepaalde vermogens^ te weten een kenvermogen
en begeervermogen. Wij maken telkens dezelfde
onderscheiding, zoo vaak er gezegd wordtde
zorgen, doch zij wist ook geen raad met hem.
Nacht noch dag had zy rust. Tengevolge van
al die onrust werct zy ook ongesteld, en wel
zoo ernstig, dat ook zy het bed moest houden,
en eene vrouw in jmis gehaald moest worden,
om beide zieken <jip te passen. Ds. de Vries,
die van een en ander hoorde, zou in elk geval
dan toch de zieke vrouw eens bezoeken. Dit
kon echter niet, wijl hij aan de deur werd
afgewezen met de lboodschap, dat niemand by
de zieken mocht toegelaten worden, omdat ze
te ernstig ongesteljl waren. Later bleek echter,
dat Van der Schra&p deze boodschap gegeven
had, omdat hij vreesde, dat Ds. de Vries iets
aan zyne vrouw vertellen zou van die vijf-en-
twintig gulden, en wellicht ook uit vrees, dat
de leeraar dan zou bidden. Hij was geheel en
al in de macht des Satans, en aan hem werd
bewaarheid, dat wie geld heeft een bezitter is,
maar wien het geljd heeft, een bezetene is.
De kinderen, die elders woonden, werden
gehaald, en dag en nacht moest bij hem ge
waakt worden, terwijl ook de toestand zijner
vrouw al meer ernstig werd. Desniettegen
staande bleef het verbod gehandhaafd, dat
niemand, en vooral de predikant niet, mocht
toegelaten worden. Toen Van der Schraap wel
zag, dat zijn toestand erger werd, en hij wel
eens spoedig sterven kon, en vernam, dat zijne
vrouw, die in een ander ledikant tegenover
mensch heeft niet alleen een hoofd, maar ook
een hart. 't Kenvermogen nu is het vermogen,
om door den indruk, het besef, de gewaarwor
ding, de aanschouwing enz. tot kennis te komen
van wat waar is.
Laat mij U dit met een voorbeeld duidelijk
maken. Ik wandel alleen op een eenzamen weg.
Daar hoor ik plotseling een geroep als van een,
die in nood verkeert. 'kWil weten, wat er is,
maar zie nog niets. Mijn gehoor zegter ligt
een mensch te water. Nu loop ik er heen en
vind een man in de sloot gevallen, die er zich
niet uit weet te redden. In dit geval ziet gij
de werking van het kenvermogen. Een indruk,
een gewaarwording deed het besef ontstaan
van gevaar, en 't drijft U aan, om de waarheid
te weten.
Maar nu heeft dat kenvermogen ook een
practische zijde. Telkens als gy iets hebt leeren
kennen, komt de vraag op, is dat nu §oed of
kwaad, mag ik het doen of moet ik het laten.
In het bovenbeschreven geval is dit zeer ge
makkelijk. Die man moet geholpen worden.
Maar waardoor weet gij dat nu, wie heeft het
U gezegd? Wie Gods Woord eert, komt met
Zyn gebodGy zult uw naaste liefhebben als
uzelven.
Denk evenwel eens, dat gij het geroep van
dien man hoorend, waart doorgeloopen, zonder
te zien, of ook iemand uw hulp van noode had.
Den volgenden morgen schrikt gij op bij het
bericht: Er is ginder een man verdronken.Waar
om schrikt gij nu? Wat doet u zoo ontstellen
Eenvoudig dit. Een daad van u wordt door iets
in uw binnenste getoetst aan een vaststaanden
regel, en dat „iets" zegt nu Gij hebt gezondigd.
Dat is de ontwaakte consciëntie. Zij beschuldigt
en verklaartgij hebt niet gedaan, wat gij doen
moest, wat een hoogere wet van u eischte.
Zoo voelt gij, hoe de consciëntie toestanden en
handelingen beoordeelt uit het oogpunt van
goed of kwaad. Zij valt dus onder het practisch
verstand. Het theoretisch verstand beoordeelt,
wat waar of valsch is. Dat gaf er den stoot toe
als gy gingt zien, wat er was. Uw practische
rede oordeelt over toestanden en handelingen
en zet er den stempel op van goed of kwaad.
Om dit te kunnen heeft het, dat vat elk, een
maatstaf van beoordeeling noodig. Waar komt
die nu vandaan Vinden wij dien buiten ons
Neen, dien vinden wij in de ziel. Elk draagt
hem in zich. Niet in dien zin, alsof ieder een
volkomen zedewet in zich heeft. Volstrekt niet.
De gevoelens over wat goed of kwaad is, loopen
zelfs zoo ver uiteen. Pascal vond aanleiding om
te zeggen: Verité en de<^a des Pyrenees, erreur
au dela", „Waarheid aan deze zijde der Pyra-
neën, is dwaling aan den anderen kant er van."
Maar hoe de inhoud ook verschille, eene
wet is toch aan allen eigen, waarnaar zij tus-
schen goed en kwaad onderscheid maken. Wat
goed en kwaad is moge uiteenloopen, dat er
goed en kwaad is, en elk verplicht is het goede
te doen, is een algemeen, onuitroeibaar besef.
Paulus zegtde Heidenen doen van nature
de dingen, die der wet zijn." Dat is een over
blijfsel van de kennisse Gods, oorspronkelijk
den mensch eigen. Zoodra nu een mensch een
bepaalden toestand of handeling onder die wet
Gods stelt, dan treedt het geweten op.
Nu meenden velen, dat dit een rechtstreek-
sche stem van God in den mensch was. Zy
noemden dan het geweten een geheel apart
riligieus-zedelijk vermogen, waardoor wij met
hem lag, ook gevaarlijk krank was, gaf hij
aan den waker last, om goed toe te zien, wie
van beiden eerst stierfwant zoo zeide hij
„als mijn vrouw vóór mij sterft, dan be
hoeft het legaat, dat ik vermaakt heb, ook
niet uitgekeerd te worden. En ik moet toch
voor myne kinderen zorgen, zoolang ik kan."
Vreeselijk is 't, wanneer het geld iemand
zóó in de macht heeft, en de Vorst der duis
ternis den mensch zoo zeer in zyne strikken
gevangen houdt. Intusschen ging het met
beiden al achteruit, zoodat na eenige dagen
van man en vrouw den dood elk oogenblik
werd gewacht.
Het ging Van der Schraap het meest aan
het hart, dat die wakers ook betaald moesten
worden. Wel wilde hij, dat zijne kinderen, die
gekomen waren, dit zouden overnemen, doch
deze hadden daar geen lust in, en begrepen
heel goed, dat vader toch nog genoeg nalaten
zou, al werden die wakers betaald.
Nu en dan werd het hem toch te erg.
Anders was hij maar met zyne vrouw alleen,
en nu moesten er zoovelen eten en drinken!
En daarenboven den geheelen nacht moest
er ook licht gebrand worden Waar moest
dat heen
Op een zeker oogenblik echter kwam Van
der Schraap van zijn bed en waggelend en
wankelend wist hij de tafel te bereiken, boven