daarbij aan de werkbijen. De hommels telthij •niet mede. Het is hem eene oorzaak van zorg, indien de uitgevlogen bijen door een hevige bui overvallen worden, maar hij trekt er zich niets van aan, wanneer de mannetjesbijen ge dood worden. Immers deze laatste dragen niets in en verbruiken maar, wat de andere ^oet zooveel ijver verzamelen. Zoo is het ook bij de mensehen. Zij behooren alleen tot het volk, die iets voortbrengen. Al de anderen leven daarvan, zy verteren zonder iets te geven. Is het wonder, dat velen tegen deze onder scheiding opkomen, en beweren, dat zij onwaar is, want zij houdt geen rekening met den werkelijken toestand. Wanneer gij eens in uwe gedachten aan de eene zijde zet de werk lieden, aan de andere de enkele kapitalisten, waar moeten dan al de duizenden, die overblijven eene plaats vinden, tellen zelfs al die kleine burgers niet mee, die zich zooveel inspanning moeten getroosten om met God en met eere in hunne dagelijksche behoeften te voorzien Reeds daarom verwerpen wij haar, maar ook niet minder om, de slechte bedoeling, die daar heen leidt om aan een bepaalden kring alle macht in handen te spelen. Er is nog eene andere onderscheiding, waar tegen velen bezwaar hebben. Zij is niet zoo nieuw, zy heeft een langer verleden, maar zij heeft toch in de vorige eeuw eene beteekenis gekregen, welke zij vroeger niet had. Zij is overal doorgedrongen na de revolutie in de 18e eeuw. Sedert de kerstening van Europa hielden allen met uitzondering van enkelen aan de grondwaarheden van de Heilige Schrift vast. Algemeen was het geloof, dat God de wereld geschapen had, dat de mensch in zonde gevallen was, dat Christus ons verlossen kon van dood en verderf, en dat wij eenmaal allen geopenbaard zullen worden voor den Rechter stoel van Christus in den dag der dagen. De Reformatie van de 16e eeuw bracht hierin geen verandering. Integendeel zij verhelderde het godsdienstig bewustzijn en maakte de over tuiging vaster. Als haar ooit een onbillyk verwijt gedaan is, dan is het wel dit, dat zij de losheid in geloof en in zeden bevorderd heeft. Neen zij bond den mensch vaster aan de uitspraken van de Profeten en de Apostelen. Luthers kernspreuk „Het Woord zullen zij laten staan" was de hare; zy heeft dat woord uit stoffige kasten te voorschijn gehaald en in het volle daglicht geplaatst. Doch in het laatst van de 18e eeuw verschynt de revolutie. Zij is niet allereerst eene staatkundige en maatschappelijke omwenteling, maar in haar diepsten grond eene levens- en wereldbeschou wing, geheel strydig met de leer der Heilige Schrift. Zij heeft beslist gebroken met het getuigenis Gods en zich gevoed met wijsgeerige meeningen, opgekomen in het zondig men- schelijk bewustzijn. Zij is niet uit den Vader der lichten, van wien enkel goede gaven af dalen, maar uit eene bedorven bronzij is niet aan het Evangelie ontleend, maar aan wat in vroegere en latere tijden groote denkers hebben gewild, en het is haar gelukt uit de studeerkamer naar buiten te dringen en hoofd en hart van geringen en aanzienlijken te ver vullen. Zij ging uit van de gedachte, dat wij het wel buiten het christendom konden stellen, en daarom maakte zij de volkeren los van God en Zyn woord. Aan hare uitspattingen werd paal en perk gesteld door de ijzeren hand van menschen, evenals van andere plaatsen, met dit onderscheid echter, dat ze over 't alge meen nog al tamelijk trotsch zijn. Wellicht heeft dit wel zijn oorzaak hierin, dat het een zeer welvarende streek is en ook hierin dat Kleidorp gelegen is als een middenpunt, waar om vijf groote steden, allen op een afstand van twee of drie uren gaans, een cirkel vormen. De tamelyk breede dorpstraat kan ongeveer een kilometer lang zijn. De huizen zien er over 't algemeen netjes uit. Voornamelijk is dat zoo aan de westzijde van de dorpsstraat. Doch ook aan het zuid- en westeinde is in de laat ste vijfentwintig jaren veel veranderd. Menig bouwvallig huisje werd afgebroken waarvoor groote winkelhuizen, die een stad waardig zijn in de plaats zijn verrezen; terwijl eveneens een gedeelte van het terrein eener vroegere „heerlijkheid" voor bouwterrein werd verkocht, en thans reeds voor het grootste gedeelte ook bebouwd is. De godsdienstige gezindheid der bewoners, is ook weer gelijk overal zeer verschillend. Bijna de helft der bevolking van Kleidorp is Roomsch, waarom men er dan ook een groote Roomsche Kerk vindt met twee Geestelijken, benevens een Nonnenschool, waar acht „Non netjes" les geven in handwerken aan meisjes, en een Roomsche School voor gewoon lager onderwijs voor jongens Napoleon I, maar haar kracht bleef onverzwakt doorwerken, en zij wil het persoonlijk, huiselijk, maatschappelijk, staatkundig en kerkelijk leven van elk volk onder hare verderfelijke heer schappij. Dichters en redenaars hebben haar uitbundig geprezen. Staatkundigen hebben hare denkbeelden in wetten belichaamd, de sehool heeft haar de deur ontsloten, en menige kerk heeft een knieval voor haar gedaan. Zij was de groote Diana, voor wie tempels moesten gebouwd en de offers ontstoken worden. En nu mogen velen haar vaandel verlaten hebben om zich te scharen rondom de Banier van de Evolutie, dit is geen terugkeer tot de oude en beproefde paden, maar een voortschrijden op den weg, die van den Christus en Zijn Kruis afleidt. Het was daarom goed gezien om alle aanhangers van de ideeën van de Revolutie en later die van de Evolutie aan te duiden als ongeloovigen, want welke ver schillen er ook onder hen mogen bestaan, hierin komen zy allen overeen, dat zij het on feilbaar woord des Heeren verwerpen. Ofschoon het ongeloof zoo oud is als de zonde, toch is er reden voor om te spreken van het ongeloof onzer eeuw, wjjl in de geschiedenis van de christelijke kerk eene openbaring van het ongeloof, als wij aanschouwen, nimmer voor gekomen is. Het is met het oog daarop wel te verklaren, dat men met nadruk ging wijzen op het on derscheid van geloovigen en ongeloovigen, en het is deze onderscheiding, waarover velen struikelen. Zij achten haar overbodig en bo vendien schadelijk. Overbodig. Waarom? Wel zeggen zy wat maakt het uit of iemand ge looft of niet? Het doet er niet toe, het geeft niets. Het geloof is louter eene meening, welke de mensch zich maakt aangaande God en de verhouding, waarin de mensch tot Hem staat. Nu is er niemand, die met zekerheid zeggen kan, of zijne meening op waarheid gegrond is. Het zijn voorstellingen over zaken, welke nu eenmaal liggen boven het bereik dermen- schelijke waarneming. De een gelooft, dat zij er zijn, dat zij bestaan, de ander verkeert in twijfel en zegtik weet niet, wat ik er van denken moet, een derde laat er zich niet mede in, omdat hij toch nooit tot zekerheid komen kan, een vierde koestert misschien de gedachte, dat er van dien aard niets is, doch eilieve is dat nu een grond om onderscheid te maken tusschen geloovigen en ongeloovigen en om aan zulk eene onderscheiding eenige waarde te hechten. Het komt er in het leven niet op aan wat iemand gelooft, maar wat hij is. Onder de ge loovigen hebt gy nuttige en onnutte lieden evenals gy dit vindt onder de ongeloovigen. Doe daarom die onderscheiding weg, zij brengt een schrede vooruit. Wilt gy de menschen et g - M.8 tusschen flinke burgers, die zich verdienstelijk maken voor de maatschappij en lieden die alleen voor zich zelf leven, het is ons wel, wy zullen het toejuichen, maar kom ons niet aan boord met een geheel overbodige onderscheiding. Zy dringen hierop te meer aan, omdat zy daarenboven schadelijk is. Juist, deze onder scheiding bewerkt verwijdering tusschen de leden in een en dezelfde familie, tusschen burgers van hetzelfde land, en verhindert eene recht beoordeelen, dan moet ge dit doen naar hunne deugd of ondeugd. Maak onderscheid De Hervormden zyn er rechtzinnig, vooral sedert de laatste jaren. Men treft er zelfs velen onder aan, die „zeer zwaar op de hand" zyn Spurgeon zou ze „kerkelijke keurmeesters" noemen. Deze gaan öf in 't geheel niet naar de kerk, óf ze getroosten zich groote wande lingen om een „Ledeboeriaanschen voorganger" of een dominé van een „vrije gemeente" te gaan hooreiiwant voor hen is natuurlijk de „Gereformeerde kerk" pok niet „de kerk van Christus" en eeh „Gereformeerd" predikant biedt voor hen ook nog geen waarborg, dat hij „zuiver in de leer" is. Vroeger had men te Kleidorp ook nog een Remonstrantsche gemeente, die een klein kerkgebouw en een groote pastorie hadden. Deze gemeente bestaat thans niet meer. Het kerkgebouw is nu „Christelijke bewaarschool" en de Pastorie is nu een gewoon heerenhuis. Of hiermee nu echter ook „alle Remonstranten" van Kleidorp verdwenen zijn, durven we niet beweren. Misschien zit er hier of daar nog wel een „kleintje"wellicht zijn er ook nog wel „groote". De Gereformeerden of vroeger „Afgeschei denen", hebben ie Kleidorp ook een klein kerkgebouw. Van „zekere zijde" werd wel eens gezegd, dat dit geen „fcerArgebouw" was, omdat er geen toren op gebouwd was. Het spreekt van zelf, dat de Gereformeerden zich om zulk vruchtbare samenwerking voor maatschappij en staat. Welk eene omkeering zou er komen, wanneer deze onderscheiding niet meer bestond, welk eene wending ten goede zou er gezien worden, zoodra zij op hield invloed te oefenen. Voor het staatkundig leven bv. zouden er overblijven twee groote partijen, die alleen verschillen in dit opzicht, dat de een sneller vooruit wilde dan de ander. Alle verbittering zou misschien wel niet geheel verdwijnen, maar zeker veel getemperd worden. Wat zullen wij zeggen. Zullen wij toegeven aan den drang, op ons uitgeoefend en kunnen wy, wanneer wy het doen op beterschap hopen Vóór wy antwoorden moeten wij ons de vraag stellenmogen wij het Mogen wij ophouden deze onderscheiding te maken? Boüma. UIT HET LEVEN. Rekenschap van gevoelens. Dit nieuw opgerichte Kerkblad is weer een sprekend bewijs van de slechte kwaliteit van ons Christelijk leven. Ik wensch hiermee niets onaangenaams te zeggen aan het adres van de redactie, of een blaam te werpen op dit nieuwe orgaan, waarin ik zelf van tijd tot tijd het een en ander hoop te schrijven. Naar mijn inzien heeft de redactie in vele opzichten volkomen recht om op te treden, gelijk ze doet. Ik zal de taak niet op mij nemen haar te verdedigenze zal het, naar ik vermoed, zelf wel doen, zóó klaar en helder, dat ieder onbevoordeelde zeggen zalgij hebt gelijk! 1) foch spijt het mij verbazend, dat we nu voortaan in ons kleine Zeeland er twee Kerk bodes op na zullen houden. Want deze Weelde vloeit geenszins voort uit den rijkdom aan gaven en krachten, die in één orgaan zich onmogelijk kan ontplooien en openbaren, maar integendeel uit onze bittere armoedeonze armoede aan broederlijke liefde en eensgezind- heid. Het feit van de verschijning van dit blad staat niet op zichzelf; het hangt zeer nauw samen met het onzalige Kerkelijk leven, dat wij, Gereformeerden, in de laatste jaren hebben geleid. Wie de Zuider-Kerkbode vooral de laatste maal gelezen heeft, ziet zeer wel in, dat het hier niet alleen maar een bloote Uitgevers kwestie is, doch dat die onaangename dis harmonie tusschen de mannen van '34 en '86 wel degelijk er achter zit. We moeten dit niet verbloemen. Ieder voelt het toch. Die disharmonie nu betreur ik diep. We hebben zulk een gezegende eeuw achter ons. God heeft ons zoo rijk beweldadigd. De Gereformeerde belijdenis is door rykbegaafde en geniale mannen glashelder ontwikkeld en tegen het ongeloof der 19de eeuw krachtig gehandhaafd. We zijn zoo sterk in de leer, in 't geloof; wat zijn we echter nameloos zwak in 't levenin de liefde. En 't echte en rechte geloof is immers alleen dat, 't welk door de liefde werkt? Wat hebben we in de laatste tien, twintig jaren al onder elkander gekibbeld en gevochten en gescholden. De menschen van '34 zeggen die lui van '86 zijn zulke geweldige doordry- vers en de mensehen van '86 spreken op hun beurt: die lui van '34 zijn zoo ontzet tend styfhoofdig en conservatief! In de eene kerk worden de dominees van Kampen, in de andere die van Amsterdam geboycot. Ach, hoe kleinzielig en onbroederlijk tochEn een uitdrukking al heel weinig bekommerden, en al heel bly waren dat ze een vergaderplaats hadden, waar zij den Heere konden dienen naar Zyn Woord. Thans ziet er het kerkge- bouwtje netjes uit, en vindt men wellicht uren inden omtrek geen Afgescheiden kerkje" zoo net als dat van Kleidorp wanneer men al thans rekening houdt met de „kleine" gemeente. Ook de Pastorie is een sieraad voor het dorp. In den tijd echter, waarover wy "schrijven, zag dit alles er gansch anders uit, Het kerk- gebouwtje zag er toen van buiten en van bin nen zeer onoogelyk uit, en de pastorie was eveneens klein en bouwvallig. Tengevolge van de zwakheid der Gerefor meerde gemeente van Kleidorp was de pas torie dan ook dikwyls een geruimen tyd achter een onbewoond. Toch was er ook reeds menige predikant, die er met zegen arbeidde, waarvan echter thans niet één meer in leven is, maar die allen reeds rusten van hunnen arbeid. Nog een enkele trek omtrent Kleidorp in 11 algemeen en dan slaan we het dagboek van «den afgescheiden" dominee van Kleidorp open. Doch we wachten hiermee tot het volgende nummer van dit Blad.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1903 | | pagina 3