A IJ li E R li E Waarom niet geantwoord In *de Roeperheeft de heer Docent Lindeboom ons verzocht, om nader de gronden aan te geven voor hetgeen wij schreven in zake de vereeniging, in het nommer van 16 Januari 11. Wij hebben aan dat verzoek niet vol daan en zullen daaraan ook niet voldoen. Nu willen wij niet den schijn van onbe leefdheid tegenover Broeder Lindeboom op ons laden, door maar te zwygen, zonder meer. Daarom melden wij hier kortelijk, dat de reden van dit niet antwoorden on der meer ook hierin ligt, dat wij van nu af ophouden de Zeeuwsche Kerkbode te redigeeren en dat wij ook niet meer onder de medewerkers aan dit blaadje behooren. Nu zou het voldoen aan liet vermelde verzoek tot heel wat geschrijf aanleiding geven en meer plaats vragen in de kleine kerkbode, dan de redactie aan een buiten staande verleenen kan en mag. Ook wilden wij nu liefst niet metzoo'n schriftelijk dispuut onzen arbeid in de kerk bode eindigen. Daarbij komt, dat wij oordeelen, dat Broeder Lindeboom niet behoeft te vreezen, dat ons geschrijf van eenigen nadeeligen invloed zal zijn op de vereeniging. Wij willen die ook niet tegenwerken. Zoo wij dit wilden dan moesten wij an ders spreken en schrijven. Wij hebben nu slechts door woord en schrift ons willen uitspreken. De Zeeuwsche Classen en de Classen UtrechtWijk hebben dan ook in hunne respectieve samenkomst eenparig en zonder bezwaar haar goedkeuring gehecht aan de besluiten in zake de vereeniging, door de voorloopige Synode te 's Hage genomen. Wij oordeelen ook, dat juist het ingaan op de vraag van »de Roeperzeer licht tot gevoeligheden zou aanleiding geven. Dat zou tot niets goeds leiden. Voor de gevolgtrekkingen, die Broeder Lindeboom in zijn schrijven van 21 Janu ari 11. maakt, zijn wij niet aansprakelijk. Zij zijn niet door ons gemaakt en zijn niet door ons bedoeld. Wij zullen nu over deze zaak niet meer spreken of schrijven. Hartelijk begeeren wij, dat de komende vereeniging goed mag zijn voor de Gere formeerde Kerken in dit land. Hebben wij al sprekende of schrijvende door een soms wat te sterk of te scherp woord dezen of dien Broeder pijn gedaan, hij vergeve het ons. Hij geloove, dat het niet onze bedoeling was, om te kwetsen of pijn te doen. Het deed ook ons leed, niet altijd het »suaviter in modo, fortiter in re" te kunnen betrachten. Wat man is er echter, die in woorden niet struikelt Wij waren ook hierin niet altijd beter dan de man, die een stad inneemt. De Heere doe onze Gereformeerde Kerken groeien en bloeien en gewenschte vruchten dragen. Een woord van afscheid. Het valt ons zwaarder dan wij uitspreken kunnen, om dit woord van afscheid te schrijven. Hiermede toch neemt het laatste deel van onzen arbeid in en voor Zeeland een einde. Het schijnt ons zoo toe, dat dit vij^arig tijdperk van ons leven en arbeiden, dat wij in Middelburg en Zeeland mochten door brengen, het beste deel van ons leven is en blijven zal. Hoe weinig konden wij denken, hoeda- nige onze weg en arbeid onder u zijn zou, toen wij onzen dienst in Middelburg's Kerk aanvaardden, en wel allerminst, dat hij zóó zou zijn. Dat des Heeren wegen en gedachten anders zijn dan de onze en ook hoog er dat Bij 's menschen gangen bestuurt, al overdenkt deze ook zijn weg, dat is voor waar wel in ons zijn en arbeiden onder u gebleken. Hoe konden wij denken, dat een eenvou dig boekje: »Tot de Wet en de Getuigenis dat onze eenvoudige lidmaten-catechisaties, dat onze kleine kerkbode door den Heere als middelen zouden gebruikt worden, om zoo groote dingen te helpen voorbereiden en tot stand te brengen. In Zeeland en wel allerminst in Mid delburg scheen het tot reformatie der aloude Kerken te kunnen komen. En had toen in Februari '87 het clas sicaal bestuur zijn ijver voor de organisatie van 1816, zijn vrees voor de regeering der Kerk naar Belijdenis en Kerkenorde, zijn drang tot vervolgen van die getrouw en gehoorzaam wenschten te zijn, nog slechts 14 dagen in toom kunnen houden, hoogst waarschijnlijk was dan de beroeping naar de toen reeds vrijgemaakte Kerk van Rot terdam door ons aangenomen. Doch de Heere heeft door dit alles zijn raad uitgewerkt. Die voor en die tegen waren, waren slechts de instrumenten, waarvan Hij zich bediende om zijn werk te doen. Hem alle eere en dank. Het uitgeven en schrijven dezer Kerk bode was schijnbaar een waagstuk. Uitgever en redacteur besloten er toe, omdat zij inzagen, er moet zoo'n blaadje zijn. De eene week Vrijdags besloten wij er toe, en den volgenden Vrijdag verzonden wij het eerste nummer van de Zeeuwsche Kerkbode aan hen, van wie wij denken: konden, dat zij belang in de zaak der kerk zouden stellen. De Heere heeft het ons boven verwach ting doen gelukken. Geheel voor eigen rekening, zonder eenige afspraak met anderen ondernamen wij het, en zie, eer er drie maanden verloopen waren, had de Kerkbode haar weg gevonden en was gevestigd. Wij dachten toen, als wij maar één of twee jaren dit middel kunnen gebruiken, dan is het voldoende. En zie, nu is de vijfde jaargang compleet. Wat al tegenstand heeft ons blaadje on dervonden, wat al tegenwerking heeft het moeten verduren Het te lezen werd verboden aan wie men het durfde te verbieden, of anders werd de lezing met zoete of booze woorden ont raden. De tegenstand kwam van meer dan één zijde. De medewerking was uiterst gering. Doch de Heere heeft geholpen en de Kerkbode is niet te vergeefs rondgegaan. Met 's Heeren hulp hebben wij dezen arbeid kunnen volhouden, ook toen het schier onmogelijk scheen. Wij hebben er door de goede hand on- zes Gods over ons, de kerken en de broeders en zusters mede mogen dienen. De IIeere heeft door dit middel aau menige- plaats en aan menig hart zegen bereid, onderwijzing, raad en vertroosting geschon ken. Waarlijk wij waren te gering voor de- weldaad, die de Heere ons ook in dezen arbeid wilde schenken en voor de genade, ons hierin verleend. Menigmaal is het ons oorzaak tot stille verwondering, tot verootmoediging geweest. En nu leidt de Heere het in zijne voor zienigheid zoo, dat wij dezen arbeid moe ten eindigen. Utrecht's kerk en kerken moeten nu gediend, de tijd voor dit werk gaat ons nu ontbreken, wij kunnen het niet meer doen, gelijk het behoort, en dan is het beter, het niet te doen. Gewillig en met dankbaarheid kunnen wij onzen arbeid ook in dezen aan andere en meer bekwame en met 't oog op de komende dingen cok meer geschikte han den overgeven. De Broeders, Ds. Hulsebos, J. H. M. G. Wolf en Feringa, zullen nu voortaan de Kerkbode schrijven. Zij zal wat grooter worden. De kring van Kerken en Lezers tot wien zij spreekt zal uitgebreider zijn. Daarom verandert ook haar naam en zal zij heeten Zuider-Kc.rkbode" In elk opzicht dus verbetering. Daarover verblijden wij ons hartelijk. De Heere zegene en sterke en bekwame de nieuwe Redactie. Hij doe haar den ar beid wel gelukken. Hij geve haar meer en rijker vruchten te zien, dan wij mochten aanschouwen. Zij vinde hetzelfde vertrouwen, dat wij van onze Lezers mochten genieten. Arbeide de Zuider-Kerkbode lang nog tot stichting en vertroosting der Kerken. De Heere doe genadige verzoening over het zondige en gebrekkige van onzen arbeid. Als wij al het geschrevene overlézen ach, wat blijkt het dan menschenwerk. Hoe draagt 't dan daarvan het stempel. Hoeveel zouden wij nu wenschen anders en beter te hebben gezegd. Wij hebben steeds naar onze innige over tuiging geschreven. In die overtuiging staan wij nog. Toch is er menige zaak, waarover ons sinds meer licht opging, waarin wij helderder en dieper mogen inzien, die wij nu beter vatten. Menig woord is ons ook in de hitte van den strijd,onder vaak overstelpenden arbeid, en van alle zijden soms door den haat en den laster en de tegenwerking van deze en de lauwheid van gene geprikkeld, aan de pen ontglipt, dat ons nu leed doet, dat er in had moeten blijven, omdat het hard was en pijn aandeed en eigenlijk niet ter zake diende of dat anders, vriendelijker, broederlijker had moeten zijn. Zie verder het bijvoegsel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1892 | | pagina 4