man en Voleinder des geloofs verhoogd en
verheerlijkt worden, en meer dan overwin
naar zijn.
Dat is het voorgestelde loon.
Het volle en zalige bezit en genot van
de hemelsche erfenis, het betere en blijvende
goed.
Waar die vrijmoedigheid wordt wegge
worpen en naar de mate zij ontbreekt,
daar en naar die mate vergaat ook de
verzekerheid en de blijdschap der hope
-op de vergelding des loons, op de erfenis
in de hemelen.
Die vrijmoedigheid wordt niet tegen
wil en dank verloren of ontroofd, men
verliest haar niet op ?t onvoorziens, neen
zij wordt weggeworpenwillens ter zijde
gesteld als een lastige, lijden berokkenende,
Tustverstorende, breuke makende eigenschap.
Dit maakt grootelijks schuldig voor God.
Daarom is ook eene van haar vrijmoedig
heid beroofde Kerk, een Christen, die zijn
vrijmoedigheid verwierp, altijd in zoo'n
duisteren, sierloozen, troosteloozen, krach-
teloozen en verdorrenden toestand.
Werpt dan uwe vrijmoedigheid niet
weg, welke een groote vergelding des loons
heeft.
En indien gij reeds in dit groote kwaad
zijt gevallen en deze schrikkelijke schuld
over u deed komen, o laat dan het ge
denken aan uwe vorige dagen van vrij
moedigheid u aandrijven en uitdrijven, om
met verootmoediging en schuld belijden,
met geween en smeeking van Hem te be-
geeren, dat Hij u om zijns naams wil
uwe vrijmoedigheid tot Hem en tegen de
menschen hergeve.
Gedenkt der vorige dagen en werpt uwe
vrijmoedigheid niet wegwant, zegt de apos-
.tel, gij hebt lijdzaamheid van noode.
Lijdzaamheid of volharding.
Bedoeld is een geoefend en krachtig
vermogen om te volharden, om den lij
denskamp te kunnen volhouden, om het
lijden te kunnen verdragen, dat tot eere
Gods en tot eigen heiligmaking gedragen
moet worden.
Het vermogen, om te kunnen volhouden
in haar geloof en in haren godzaligen
wandel met woord en daad, niettegenstaande
al wat daartegen zich stelt.
Het vermogen, om volstandig het be
loofde, betere en blijvende goed te ver
wachten, al schijnt het ook ons te zullen
•ontgaan.
Het vermogen om tegen hoop op hoop
aan God en zijn belofte vast te houden
en voort te blijven gaan in de voorge
stelde loopbaan.
Waar dit vermogen, deze vrucht des
Geestes, in den wil ontbreekt, daar is
volharden onmogelijkzooals dat bij tijd-
geloovigen en /izsfoWscAgeloovigen telkens
blijkt.
Waar dit vermogen nog zwak, nog wei
nig geoefend is, daar zal het volharden
met vele wankelingen en struikelingen en
wijfelingen gepaard gaan. Gelijk dit bleek
bij de discipelen, aleer de H. Geest was
uitgestort.
De versterking en oefening van dit ver
mogen, dat evenals alle geestelijke vermo
gens des nieuwen levens tegelijk met de
inplanting des levens wordt geschonken,
kan alleen weer komen door de verlich
ting met zaligmakende kennis uit het
Woord, door de bezegeling des Woords en
de aangebrachte genade met de sacramen
ten en door de innerlijke werking des
Geestes, die daarmede gepaard gaat.
Het spreekt van zelf, dat deze lijdzaam
heid, zoo men haar bezit, moet worden
geoefend, dat de kerk, dat de geloovige
haar dan ook moet gebruiken.
Zonder haar nu kan de wille Gods niet
worden volbracht.
Hier is sprake van Gods geopenbaarden
wil, zooals die uit Zijn Woord kenbaar is,
en zooals Hij ons uit de leidingen Zijner
voorzienigheid naar den regel van dat
Woord kenbaar wordt.
Die wil is, dat wij volstandig gelooven
in Jezus Christus. Hij is uitgesproken in
dat telkens herhaalde bevelgeloof al
leenlijk."
Hoe zou Abraham aan dit bevel zonder
deze lijdzaamheid hebben kunnen voldoen,
toen hij op Moria stond, gereed om zijn
gebonden Izak den Heere naar diens eisch
te offeren
Hoe zou zonder haar Job dit bevel
hebben kunnen houden toen hij van Satan
gekweld, van alles beroofd, van allen ver
laten daar neerzat.
Hoe zouden zonder dit krachtig en ge
oefend vermogen een Jacobus en Stephanus,
een Petrus en die gansche breede schare
van bloedgetuigen onder allerlei schrikke
lijk lijden, ja zelfs in het smartelijkst ster
ven, dien wil des Heeren, om alleen te
gelooven, zóó blijmoedig hebben kunnen
volbrengen
Neen, als dan ook voor korten tijd die
lijdzaamheid een weinig verslapt, dan neemt
Abraham zijn toevlucht tot leugen, dan
slaat Mozes de rotssteen tweemaal, dan
wordt Job het lijden te zwaar, dan gaat
Elia zich onder den jeneverboom te ster
ven leggen, dan kan Jeremia zijn ambt
niet meer bedienen, dan zinkt Petrus in
de diepte weg of verloochent zijn Meester.
Het bevel des Heeren is, dat de zijnen
in nieuwheid des levens, godzalig wande
len zullen voor zijn aangezicht in de onder
houding zijner geboden, daarbij blij moedig
duldende het lijden, den strijd, den smaad,
de verdrukking en de berooving der goe
deren daaraan verbonden.
Dit nu kan niet volbracht zonder lijd
zaamheid.
En toch het voorgestelde loon, de be
lofte, d. i. het beloofde, betere en blijvende
goed wordt alleen geschonken aan hen,
die volharden in de kracht der lijdzaam
heid tot het einde. Alleen de zulken verkrij
gen het, die zeggen kunnenIk heb den
goeden strijd gestreden, ik heb den loop
geëindigd, ik heb het geloof behouden."
Zoo was en is er dus lijdzaamheid van
noode, om den wille Gods volbracht heb
bende, de belofte te mogen ontvangen.
O, hoezeer is toch dit Schriftwoord ook
ons noodig.
Indien toch die Gemeente der Hebreen
gevaar liep van te verflauwen en te be
zwijken in hun zielen en te veracliteren
in de genade, om de knieën slap en de
handen traag te laten worden en in kromme
wegen te gaan loopen, wat moeten wij
dan niet vreezen voor en van ons zelf!
Yreezen
Ach, ware het maar zoo
Immers, waarom lijden wij niet als die
Hebreërs Waarom worden wij niet zóó
gesmaad en vervolgd en van goederen be
roofd
Is 't, omdat nu de wereld anders, be
schaafder, gunstiger gestemd is dan toen
Neen voorwaar, dat is in Nederland, het
land der gewetensvrijheid, sinds 1836 tot
op heden wel anders gebleken.
Of zijn 'tniet juist de vromen, de be
schaafden, de aanzienlijken geweest, die
voorgingen en voorgaan in het doen
aan het gereformeerde volk van datgeen,
wat toen aan die Hebreën geschiedde
Ach hadde het volk niet zoo zijn vrij
moedigheid weggeworpen, ware zijn lijd
zaamheid krachtiger, leefde het meer by
het doen van Gods wil, hoe gansch an
ders zou het zijn.
Nauwelijks zijn de trage handen en de
slappe knieën opgericht, pas is er een
aanvang gemaakt, om rechte wegen voor
den voet te maken, of ziet daar komt al
weer verslapping en inzinking en verach-
tering.
Zullen wij volharden in 't doen van 's
Heeren wil in het kerkelijke, in 't maat
schappelijke, in 't staatkundige, in zake
school en huisgezin, zullen wij blijven
voortgaan in de voorgestelde loopbaan,
o, hoe is 't ons dan noodig, dat onze vrij
moedigheid weer over ons kome of ver
meerderd worde en dat onze lijdzaamheid
worde versterkt.
Hoezeer is ons tot onze onderwijzingen
beschaming, tot onze verootmoediging en
wederkeering noodig, dat wij gedenken
aan de vorige dagentoen wij blijmoedig
en gewillig den voorgestelden lijdenskamp
hebben aanvaard, toen wij aanvingen, in
nerlijk het lijden overwonnen hebbende,
het kruis te dragen, de schande licht ach
tende, toen wij met vrijmoedigheid getui
genis gaven van den naam en de zaak des
Heeren, toen wij, zij 'took met vaak diep
gevoelde smart naar 't vleesch, met vrede
en gewilligheid der ziele, allen en alles
wilden en konden missen om des Heeren
wille.
Dit geldt voor onze kerken, die nog
nauwelijks het werk der reformatie aan
vingen en het geldt voor ieder onzer per
soonlijk.
Mochte de Heere dan ook nog deze
korte overdenking van dit Schriftwoord
willen gebruiken als een middel, om ons
en onze kerken te leiden tot dat gedenken
der vorige dagen.
En voorts geliefde Lezers, wij eindigen
dezen onzen arbeid met de bede waarmede
de apostel van de Hebreërs afscheid nam:
»De God nu des vredes, die den grooten
Herder der schapen, door het bloed des
eeuwigen testaments, uit de dooden heeft
wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus
Christus die volmake u in alle goed werk,
opdat gij Zijnen wil moogt doen werkende
in u hetgeen voor Hem welbehagelijk is,
door Jezus Christus denwelken zij de
heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen