Aan onze Lezers!
Maandelijksche contributie Orgelfonds.
Januari.
Mejufr. C. J. Boutens
f 6,35.
J. C. Boutens
f6,15.
T>
M. Damen
f6,80.
P. C. Tazelaar
f6.05.
Wekelijks
M. Damen
fl,-.
J. C. Boutens
t 0,45.
Drie-Maandelijks
J. C. Boutens
fl-.
f27,80.
Met de ontvangst van dit blad is liet
laatste nommer van de Zeeuwsche Kerk
bode in Uw bezit gekomen.
Door zijn vertrek naar Utrecht ziet onzen
beminden redacteur Ds. P. J. W. Klaarha
mer zich genoodzaakt dezen arbeid te ein
digen en de redactie neer te leggen.
In de voor ons land en volk gewichtige
gebeurtenissen op kerkelijk gebied, in de
eerste dagen van 1887, richtte ZEerw.
haar op en sedert al dien tijd was hij voor
onze bode werkzaam en wij kunnen dus
begrijpen dat het scheiden van dezen arbeid,
waaraan zoo vele herinneringen verbonden
zijn, geen gemakkelijke taak voor hem is.
Trots den tegenstand van de vijanden der
•Geref. kerken en ten spijt van hen die
onze Bode den toegang tot. huis en hart
hebben ontzegd, mocht zij tot op heden
haren loop volbrengen.
Vijf volle jaren mocht hij als redacteur
met Gods hulpe den kamp strijden en naar
wij vertrouwen was dezen arbeid niet alleen
voor de Reformatie der kerken maar ook
voor het huisgezin en de maatschappij tot
zegen.
En waar wij meer van nabij in dezen
arbeid betrokken waren en meermalen de
vruchten er van mochten opmerken, daar
mag een woord van dank hier niet ontbre
ken voor de vele goede" zorgen aan onze
Kerkbode besteedmet de bede dat de
Heere God hem rijkelijk moge zegenen,
niet het minst met zijne geestelijke zege
ningen en Hij den arbeid in deze verricht
nog voor velen tot rijken zegen mocht
doen verstrekken.
Toch mag dezen arbeid niet gestaakt
worden en tot onze blijdschap kunnen wij
melden dat de HH. Ds. J. Hulsebos, J.
H. Feringa en J. H. M. G. Wolf zich
bereid hebben verklaard als redactie op te
treden en zij het ook in eenigzins gewij-
zigden vorm dien arbeid hopen voorttezet-
ten.
Daar de kerken van N.Brabant en Lim
burg een eigen orgaan moeten missen, zal
men ook in die behoeften trachten te voor
zien. Ook met het oog daarop hebben wij
besloten het formaat eenigzins te vergrooten
en zal zij voortaan verschijnen onder den
naam van Zuider-KerkbodeWeekblad ge
wijd aan de belangen der Geref. kerken
van Zeeland, Noord Braband en Limburg.
Wij brengen onzen dank aan hen die
ons in al die jaren hunnen steun verleen
den door het nemen van abonnementen en
bet plaatsen van advertentien en wij zullen ons
de vrijheid veroorlooven het eerste no. yan de
Zuider-Kerkbode aan al onze tegenwoordige
abonnès ten vervolge toetezenden, in het
vertrouwen dat dit naar genoegen zal zijn.
Mocht echter iemand hiertegen bezwaar
hebben dan verwachten wij daarvan tijdig
bericht.
DEN UITGEVER.
GEDENKT DER V0RIGE~ DAGEN.
Hebreen 10 3236.
(Slot.)
De Gemeente aan welke Paulus schreef
bezat eene vrijmoedigheidwelke zij vooral
in die vorige dagen" zoo krachtig en
heerlijk had geoefend, doch die zij nu ge
vaar liep te verliezen.
Toch mocht zij die niet verliezen, daar
zij haar in den voorgestelden lijdenskamp
onmisbaar was.
Daarom wordt zij door den apostel ver
maand, die vorige dagen te gedenken, op
dat zij inzie, hoe noodzakelijk en onmisbaar
haar deze vrijmoedigheid is, en daardoor
vermaand en bekrachtigd moge worden, om
hare vrijmoedigheid niet weg te werpen.
Hare vrijmoedigheid. Hiermede is be
doeld haar macht of vermogenhare vrij
heid en haar moed, om te belijden met
woord en daad.
Zij kon en mocht, en moest en durfde het
volk des Heeren te zijn, dat voor den naam
en de zaak des Heeren uitkwam, dat Hem
in belijdenis en wandel erkende als den
Koning des hemels en der aarde, naar wiens
geopenbaarden wil alle dingen en alle men-
schen ook op aarde zich schikken moeten.
Die van allen moet beleden en voor wien
alle knie zich buigen moet.
Niets had haar van haar moed en vrij
heid kunnen berooven, om alles te zeggen
met woorden en te bevestigen met daden,
wat zij van en voor den Heere, wat zij om
Zijns naams wil zeggen moest en wilde.
Zij was toch door den Zoon vrijgemaakt
en had innerlijk in den lijdenskamp over
wonnen.
Deze vrijmoedigheid tegenover de men-
schen was wederom vrucht van hare vrij
moedigheid tegenover God.
Zij had vrijheid, om toe te gaan tot den
troon Gods, zij mocht ingaan tot den Vader
in de hemelen door het bloed van Jezus
op een verschen en levenden weg.
Van de verzoening barer zonde was zij
verzekerd. Het was vrede tusschen den
driemaal Heilige en hare ziele. Zij behoef
de voor Hem niet meer te schrikken, daar
zij van Zijn liefde zeker was, haar in de
schenking des Zoons geopenbaard. Zij mocht
God weer kennen in het aangezicht van
Jezus Christus haar Hoofd en Heere.
De Hebreen waren gelijk wij gezien
hebben recht verlicht geworden met het
Woord en den Geest Gods. Zij kenden
ook bij bevinding den Heere en Zijn genade
werk, zooals Hij en zooals dat in Zijn
Woord kenbaar is. Zij hadden de verze
kering in hunne harten, dat zij erfgenamen
waren van een beter en blijvend goed in
den hemel.
En van dit verlicht zijn en van dit ver
zekerd zijn, was de vrijmoedigheid tot God
en tegenover de menschen het gevolg.
Verloren zij deze vrij moedigheid, dan
verslapte hun kracht, dan wankelde hun
moed, dan geraakten zij in banden, dan
werd het lijden hun te machtig, en dan
konden zij in den lijdenskamp niet volharden.
Daarom worden zij en wordt de kerk in
alle tijden, worden ook wij, zoo ernstig en
dringend vermaand, die vrijmoedigheid niet
weg te werpen, haar niet los te laten,
haar niet moedwillig te verliezen.
Dit zou gebeuren, indien de Gemeente
een valsche, een vleeschelijke ruste zou
beginnen lief te krijgen en ophield, het
lijden om Christus aan te nemen als een
genade gave, ophield te verstaan en te er
kennen, dat, in Christus te mogen gelooven,
groot is, maar dat voor Christus te mogen
lijden, grooter en voortreffelijker blijk is
van Gods genade en van zijn verlossings
werk in ons.
Die vrijmoedigheid zou zij wegwerpen,
indien zij ophield, met gewilliqheid den
lijdenskamp te aanvaarden en met blijmoe-
'digheid het lijden te dragenindien zij
aanving, zich te onttrekken aan het lijden
van de andere leden van Christus lichaam,
indien zij daarvan geen deelgenoot meer
wilde zijn.
Dat zou een verloochening van de eenheid
des lichaams wezen, dat zou zijn een na
laten van de gemeenschap der heiligen, dat
zou zijn metterdaad Christus verloochenen.
Die vrijmoedigheid zou zij kwijt raken,
zoo zij begon te wenschen, om zóó te be
lijden, dat er geen lijden, uit voortvloeide
en zoo zij begon te denken, dat dit moge
lijk is indien zij Jezus wilde volgen zon
der kruis en smaad te dragen en zonder
altijd dieper en wijder breuke met de we
reld en de ongeloovigen te maken. Zij zou
dan eindigen, met het belijden in woord en
wandel op te geven. Zij zou dan wereld-
gelijkvormig worden. Zij zou zich dan als
Simson door allerlei Delila's banden laten
binden en zich eindelijk van haar nazireër-
schap laten berooven. Zijzou er dan toe
komen, om niet meer verlicht te willen
worden en om het aardsche goed te stellen
en te zoeken boven het betere en blijvende
goed in den hemel.
Zóó, in dien altijd dieper en donker wor
denden weg zou zij hare vrijmoedigheid ver
liezen, niet alleen tegenover de menschen
maar ook tot God.
Want zij zou weer eene bevlekte consci
ëntie krijgen, haar reinheid ging van haar,
het bewustzijn van schuld zou weer krach
tig haar aangrijpen, haar inzien in het
evangelie zou verduisteren, haar geloof en
hoop op God zou inzinken en daarmede
zou zij weer staan als een goddelooze, die
schrikt voor God en voor Hem zich ver
bergt en geen vrijmoedigheid heeft om toe
te gaan tot den genadetroon.
Die aldus verslapt en vertraagt en op
houdt te volharden, dien ontgaat ook de
groote loonsvergelding.
Er is door den Heere, aan het met vrij
moedigheid volharden een groot loon ver
bonden.
Die niet aflaat Hem te belijden voor
de menschen, dien zal Hij belijden voor
zijn Vader in de hemelen. Die volhardt in
den weg en in de worsteling des lijdens
ten einde toe, die zal zalig worden. Die
het dragen van kruis en schande om Jezus
wil uithoudt,die zal met den oversten Leids-