ALL K88LEI.
redeneeringen, doch op hun belijden met
daden hadden wereld en ongeloof geant
woord met daden van geweld, met roof en
doodslag, met wrevelige vervolgingen.
En dan waren er soms wel tijden geko
men, waarin de Heere het lijden van hen
persoonlijk wat af keerde, waarin de wereld
zich van hen voor een wijle afwendde,
maar dan waren andere leden van Christus
lichaam des te meer geslagen en verdrukt
en gesmaad, en dan hadden zij dat niet
lijdelijk aangezien, dan hadden zij zich niet
aan die andere leden en hun lijden ont
trokken, om de rust te genieten, neen, dan
hadden zij recht geoefend de gemeenschap
der heiligen, dan hadden zij, door de liefde
Christi gedreven, deelgenomen in dat lijden,,
dan hadden zij medegeleden in die banden,
dan hadden zij weder met blijdschap om
dier anderen wille de berooving hunner
goederen aangenomen.
Zoo hadden zij den lij denskamp voortdu
rend gewild, met blijdschap aanvaard en
overwinnende gestreden.
Als zij zich die vorige dagen weder leven
dig voorstelden, dan zagen zij ook weder,
hoe dit alles hun mogelijk was geweest.
Het waren de dagen geweest, waarin zij
verlicht waren geworden door het Woord
des Heeren en door den Geest Gods.
Het gepredikte evangelie scheen toen als
een licht Gods in hun verstand en wil.
De werkingen des Geestes openden het
geestelijk oog en oor, deden hen recht
acht nemen op het gepredikte woord, zoo
dat zij er recht inzagen, het recht vatten,
er innerlijk van overreed werden en het
recht toestemden.
Zij waren zóó met zaligmakende kennis
uit dat Woord omtrent den Heere en zijn
dienst en wegen verlicht, dat zij niet anders
konden, dan dien weg ingaan, dan in dien
dienst zich stellen.
In dat verlicht worden hadden zij kracht
en moed en lust en bekwaamheid gevonden,
om de voorgestelde loopbaan met blijde
gewilligheid te loopen.
Dat verlicht worden had hen geleid tot
bekeering en tot een werkdadig geloof.
Behalve dit verlicht worden was er nog
iets geweest, dat hen in staat had gesteld,
om te volharden. Zij bezaten n.l. de we
tenschap, dat zij bezitters waren van een
beter en blijvend goed in de hemelen.
Zij waren recht verloochend aan de goe
deren dezer aarde.
Dat is niet, dat zij die gering schatten
on met een zekere hoogheid, alsof zij er
boven verheven waren, er op neerzagen, o
neen, dat is het werk der Farizeën. Als
kinderen Gods op aarde wisten zij, dat
vrouw en kind, huis en akker, rechten en
titels en wat dies meer zij, al te maal
goede en genadige gaven Gods waren; doch
tijdelijke gaven, d. i. zulken, die bestemd
waren, om voor een tijd hen te doen aan
schouwen en smaken de eeuwige liefde en
goedheid Gods.
Dat aardse lie goed beeldde af en droeg
hun toe 's Heeren genade, maar die ge
nade hing daaraan niet, was daaraan niet
gebonden, zij bleefal verloren zij ook die
goederen, en om die genade, om haar te
aanschouwen en te smaken en in haar te
roemen, daarom was het hen te doen.
Waarin die genade niet was en openbaar
werd, dat had voor hen geen waarde.
Zoo konden zij overwinnen in den lij
denskamp, veroorzaakt door de berooving
hunner goederen.
Zij wisten bij zich zelf, zij waren inner
lijk verzekerddat zij een betereen
krachtiger, een voortreffelijker, een meer
ter zaligheid dienstig goed bezaten in den
hemel, welks meerdere uitnemendheid juist
daarin bestond, dat het blijvend was.
Dat was niet meer de afbeelding, de
drager van het goed, maar het goed zelf.
Dat was de erfenis hun door Christus,
het Hoofd des lichaams, verworven en ver
kregen.
Zij waren daarvan erfgenamen met Chris
tus. Zij bezaten het nog niet, maar hadden
er door genade recht op en deel aan. Het
kon hun niet ontgaan. Christus heeft het
in bezit genomen en bewaart het voor
hen. Hij doet het hun voor oogen stellen
en alzoo er van genieten bij voorsmaak,
in hope.
Dat verlicht zijn" èn dit verzekerd
zijn" dat had het hun mogelijk gemaakt
in die vorige dagen, »om veel strijd des
lijdens te verdragen", d. i., om den lijdens
kamp uit te houden en daarin te volhar
den.
En zij hadden toen niet geleden, als
zich onderwerpende aan een noodzakelijk,
een niet af te wenden kwaad, neen gan-
sckelijk niet.
Trouwens zóó kan dit lijden mei geleden
worden.
Zij hadden ook niet geleden als kwaad
doeners, met een geweten der zonde en
gebonden door het oordeel, neen, maar ge
lijk gezegd is met blijdschap, met gewil
ligheid, als overwinnaars en als zullende
eenmaal meer dan overwinnaars zijn.
Zij hadden het aangenomenals helden
Gods hadden zij dien kampioen ingewacht,
ja met zooveel lust en gewilligheid als een
vriend zijn vriend in huis verwacht.
Dit alles te gedenken, gewis dat moest
hun tot beschaming èn tot vertroosting zijn,
dat moest hen stichten, d. i. opbouwen en
versterken.
Dat moest de trage handen en slappe
knieën weer doen oprichten en den
voet weêr doen afwenden van die pa
den van valschen vrede en valsche rust,
waarheen hij reeds begon zich te keeren.
Die vorige dagen nu, zijn ook onze vo
rige dagen. Want die Kerk is onze kerk.
Er is maar eene, heilige, algemeene, Chris
telijke Kerke. Daartoe behoorden zij ge
lijk wij.
Als wij dan aan die vorige dagen ge
denken, ook aan de dagen waarin de Kerk
in Neerland bloeide te midden van veel
strijd des lijdens, toen zij den lijdenskamp
ook zoo gewillig en blijmoedig streed en
de rooving harer rechten en goederen zoo blij
aannam, o wat diepe, diepe beschaming
komt er dan over ons.
Wat zijn wij verachterd en verslapt en
verflauwd
De wereld bleef dezelfde, ja nam toe
maar de Kerk des Heeren
O ontzettend
Wat trouweloosheid, wat hoererij met
wereld en vleesch, wat al ij del vertoon van
trouwheid en wederkeering
O hoe weinig boetvaardigheid, hoe wei
nig een wederkeeren met verbreking en
geween en^smeeking
Och of wij nog maar eens recht tot het
gedenken der vorige dagen geleid werden
Die smart en beschaming, die ontdek
king van die sierlijkheid en kracht, waar
uit wij uitgevallen zijn, en van die naakt
heid en kaalheid en vuilheid en ellendig
heid, waarin wij neerliggen, o zij zou bitter,
maar heilzaam, maar voor 't echte volk
tot genezing zijn.
Och of de Heere zelf zijn volk met
macht door dit woord aangreep en in ge
nade daarheen leiden wilde
De Ie jg. van het Jaarboekje voor 1892
ten dienste van de Jong el. Vereen, op Ger.
Grondslaguitgegeven door den Ned. Bond
van Jong el. Vereen, op G. G., is ver
schenen.
Met ingenomenheid namen wij van dit
jaarboekje kennis, dat in een werkelijke
behoefte voorziet voor onze Geref. Jongel.
Vereenigingen. Het is een vernieuwd be
wijs voor de wettigheid van het bestaans
recht van dezen Bond. Niettegenstaande de
felle tegenwerking van zekere zijde onder
vonden, is zij dan ook in korten tijd ge
worden wat zij thans is, nl. een Bond met
meer dan 100 afdeelingen, een eigen or
gaan dat gezegend werkt en nu ook het
jaarboekje, waaruit veel te leeren valt.
De samenstellers, de heeren v. Oversteeg
en Boersma, hebben met zorg bij een verga
derd, wat voor de Jongel. Vereen, en haar
vrienden van belang kan heeten.
Men vindt er in, behalve de gewone ka
lender-opgaven, postwet, bijzonderheden
omtrent regeering,Volksvertegenwoordiging
enz., eene statistiek van den Ned. Bond v.
Jongel. Vereen, op G. G.
Hieruit blijkt, dat 100 Vereenigingen
met een gezamenlijk getal van 2291 leden
zijn aangesloten. 47 Vereenigingen staan
onder kerkelijk toezicht.
Deze getallen zijn reeds vermeerderd,
daar na het afdrukken nieuwe vereenigin
gen zijn aangesloten en afdeelingen zich
onder kerkelijk toezicht stelden. Onder deze
laatste behoort ook de afdeeling Middel
burg Spr. 23 23a.
Uit Zeeland zijn aangesloten Middel
burg, Vlissingen, Oostburg, Zierikzee en
Bruinisse.
Waarom treden ook SerooskerkeVeere
Goes en Schoondijke niet toe
De commissie van advies bestaat uit de
HH. Dr. H. Bavinck, Ds. P. Biesterveld,
Ds. A. Brummelkamp, Ds. J. J. Ploos v.
Amstel, Mr. A. G. Wolf en J. A. Wormser.
In het Hoofdbestuur heeft uit Zeeland
zitting dhr. K. Ie Cointre en in de Pro
paganda Comm. voor Zeeland voorloopig
de heeren A. S. J. Dekker en K. Ie Cointre
te Middelburg en J. M. Krijger Jr. te
Bruinisse.
Uit de algemeene Statistiek van de Chr.
Jongel. Vereen, in Nederland blijkt, dat er
64G vereenigingen bestaan met een geza
menlijk getal van 13512 leden.
Voor zoover wij kunnen nagaan, zijn de