GEDENKT DER VORIGE DAGEN. Koningrijk en tot leering en vertroosting van zijn volk, opdat alzoo Zijn grooten Naam onder ons verheerlijkt worde. Ook onzen geliefden consulent, die 2^ jaar met zeer veel liefde en ijver onder ons heeft gearbeid, zij de Heere verder tot hulp en sterkte, en met Zijn zegen nabij. Voorts wordt nog bericht, dat het adres voor den Kerkeraad. der Ned. Geref. Kerk te Koudekerke (Zeeland) voortaan zijn zal aan den WelEerw. heer Ds. E. J. de Groot. Namens den Kerkeraad voornoemd P. Booms, scriba. Verantwoording: van liefdegaven. Door den Boekh. van de Kerkelijke kas ontvangen in de collecte van 24 Jan. voor de plaats van G. M. en G. P. f 6,50, dooi den koster, voor de kerk van P. L. f 2,50. J. J. Dockheer. Bij Br. I. de Wolff in dank ontvangen van Mej. M. f2,50 voor de armen. J. A. v. Nederveen, diaken boekh. Door 'gecommitteerden voor de zending met h artelij ken dank ontvangen uit de col lecte van 1.1. Zondag f 0,10, f 0,25 en van W. f3,50. In de collecte Zondag 17 dezer in dank ontvangen voor de Zending 25 cent en van G. J. een partij gebruikte postzegels. A. Krijger. Diaconaal Hulpbetoon. In de collecte van Zondag 24 dezer ont vangen f2,50, met het volgende bijschrift: »Voor werkverschaffing aan Diakonaal Hulpbetoon ten behoeve der armen, met de bede dat velen dit voorbeeld zullen volgen, opdat de liefdearbeid dezer kring gewaar deerd en gesteund mogt worden." Wij zeggen den gever of geefster harte lijk dank voor deze gave en belangstelling en hopen dat om des Heeren wil de bede verhoord moge worden. Hebreen 10 3236. II. Tot versterking van krachten ten einde te kunnen volharden in den loop in de voorgestelde loopbaan, acht de Apostel noo- dig, dat de Kerk der vorige dagen gedenke. Hij bedoelt hiermede, dat zij zich die dagen recht levendig voor de aandacht zal stellen, dat zij zich het beeld dier da gen klaar en met gevoelig bewustzijn in de ziel zal verlevendigen, zoodat zij als 't ware die dagen weder doorleeft. Reeds Asaf vond in dat indenken, in dat geestelijk teruggaan én in dat nog eens doorleven van de vorige dagen, troost en versterking om te volharden. Zij moesten zich te binnen brengen, hoe zij toen »veel strijd des lijdens" hadden verdragen. Het waren dagen geweest, waarin zij den kamp met het lijden hadden kunnen vol houden. De apostel doelt hier niet allereerst op een uiterlijken maar op een innerlijken kamp. Hij stelt hier het lijden voor als een sterken kampvechter, die den geloovige innerlijk aanvalt en wil overweldigen. Er is hier sprake van het lijden om Christus wilvan het lijden, dat verbonden is aan de belijdenis der waarheid, aan het leven naar den regel Gods van het lijden, dat der Kerke overkomt, als zij haren Heere nawandelt in Zijn kruisweg, als zij zijn beeld draagt. Er is ook een ander lijden. Dat de vrucht der zonde is. Dat door krankheden en onheilen en misrekeningen enz. veroorzaakt wordt. Dat evenzeer over rechtvaardigen als over onrechtvaardigen komt. Dat lijden is hier niet bedoeld. Dat wordt ons niet voorgesteld of wij het willen aanvaarden, dat wordt ons opgelegd. Daaraan onder werpt zich de geloovige met stille goed keuring van 's Heeren voorzienig bestuur. Doch het lijden, dat hier in den tekst wordt bedoeld, wordt volstrekt niet tegen wil en dank opgelegddaaraan ondemuerpt de ziel zich niet, neen, dat wordt juist in Gods kracht overwonnen en tot onderwer ping gebracht. De Heere stelt aan zijn volk voorom den kamp met dat lijden te aanvaarden. De geloovige treedt vrijwillig uit kracht van 's Heeren werk naar Eilippensen 2 13 de voorgestelde loopbaan, het voorgestelde worstelperk binnen, om te jagen en te worstelen »tot den prijs der roeping Gods". Eer het echter tot dien kamp met het lijden komt, moet overwonnen de weerzin en de onwil tegen dien kamp en tegen het lijden, die den mensch eigen zijn, be nevens zijn vrees en schrik voor dezelve. De beste zal immer weêr aanvangen met te bidden Vader, indien het moge lijk is, laat dezen drinkbeker van mij voorbijgaan. En daarbij aan den Heere voorstellen dat Hem toch alle dingen mo gelijk zijn. En er moet eerst innerlijk reeds over wonnen zijn door den geest over het vleesch, als het zal komen tot den wil, tot het be sluit, om dep kamp met het lijden te aan vaarden en het lijden te dragen, en eer het in waarheid komen kan tot die andere bede»niet mijn wil, maar de Uwe ge schiede." En dit aanvaarden van dien kamp, dit tot die worsteling willen ingaan, dit lust hebben aan het voorgestelde lijden is dan niet een daad van een oogenblik, die slechts •eenmaal zou moeten gedaan worden. Neen, dat keert telkens weêr. Het blijft een vrij willig loopen en worstelen en lijden tot het einde. Daarom komt ook telkens de verleider der zielen ons prikkelen en lokken, om een valsche vrede, een valschen rust te begee- ren en te nemen. Dat maakt het volharden zoo zwaar. Er moet zonder sluimeren gewaakt, er moet rusteloos, allereerst inwendig ge kampt. Zoo in onze ziele de kamp des lijdens een oogenblik wordt opgegeven, dan is het lijden overwinnaar en dan kan het niet meer verdragen worden, en dan is het niet te zeggen waartoe de kerk of de ziele ko men kan. Daarom moet nu het eensgenomen be sluit volgehoudende lust tot het voorge stelde lijden mag niet verflauwen, want dan eerst kan er met lijdzaamheid geloopen. Dan eerst kan ook uiterlijk het lijden, de strijd, de smaadheid en de verdrukking worden opgenomen en verdragen. Dan kan er bij een innerlijk zich ver blijden en verlustigen in smaadheden en nooden en vervolgingen (Zie 2 Cor. 12 10), een uitwendig roemen daarin gevonden wor den. Romeinen 5:3). Zoo'n tijd nu hadden de Hebreen gekend, dat zij aldus gesteld en gezind waren en dat zij dien lijdenskamp blijmoedig hadden volgehouden, zonder, te bezwijken of te verflauwen, Zij hadden toen in Gods kracht, door de innerlijke werkingen des Geestes, het lijden overwonnen. Als overwinnaars hadden zij de smaadheden en verdrukkingen kunnen dragen en met vreugde de berooving hunner goederen kunnen aannemen. Ja als over winnaars hadden zij het verdragen, zelfs toen zij als overwinnelingen door de wereld werden behandeld en geplaagd en gej aagd en als een schouwspel werden ten toon gesteld in het midden der wereld. Er waren tijden geweest, dat zij met opgeheven hoofd, met huppelende ziel en met lofzingenden mond de overblijfselen van het lijden van Christus vervuld hadden. De apostel leidt hen in den geest naar die dagen terug en doet hen ook weêr zien de aanleidende oorzaken, waardoor die smaadheden en verdrukkingen, dat krenken van hun rechten, dat rooven van hun goederen over hen was gekomen. Het was het onmiddellijk gevolg geweest hunner oprechte bekeering tot God. Het zich innerlijk én uiterlijk afkeeren van de zonde en het schepsel en het zich keeren tot God, om Hem te erkennen, om voor Zijn recht en hoogheid te buigen, om Hem te dienen en naar Zijn regel te leven, het verlaten van den dienst des vleesches met wegwerping van haar kleed en wapenen, om dienst te nemen in de legerscharen van den alleen wettigen Koning des hemels en der aarde, dat maakte breuke, dat verwekte de vijandschap van de wederpartijders Gods, dat bracht vleesch en wereld tegen den bekeerde, in 't geweer. Toen zij zich door wedergeboorte en roeping als kinderen Gods hadden leeren kennen, toen zij uit 's Heeren Woord in hun roeping hadden ingezien, om als ge liefde kinderen navolgers d. i. beelddragers Gods te zijn in hun inwendig én in hun openbaar leven, toen zij gevangen genomen waren door de liefde Gods, om den Heere Christus te dienen, toen hadden zij aange vangen te wandelen waardig der roeping, waarmede zij geroepen waren, doch toen waren ook de verdrukkingen en vervolgin gen gekomen van de wereld, die niet duldt, dat de Heere koning ook op aarde is, dat Hij op aarde een volk des eigendoms heeft, dat op aarde zijn legerscharen zouden uit gaan, om zijn koninkrijk te doen komen en het rijk der duisternis te bestrijden. Op hun belijden in ivoorden van den naam en de rechten des Heeren had de wereld en he tvleesch onmiddellijk geantwoord met smaadredenen en bespotting en ongeloofs-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1892 | | pagina 2