1891-1892.
Tholen
Sc Maartensdijk
Oostburg f 8,07
Namens depntaten
J. Hulsebos.
P. S. De eerste collecte voor deze zaak in 1892,
te houden 17 Januari, moet worden gezonden aan
Mr A. W. van Beeck Calkoen te Utrecht, de tweede
als gewoonlijk aan deputaten classis.
Teu behoeve van de hulpbehoevende kerken in
de Classes is gedurende het 4e kwartaal van 1891
Middelburg f31,43
Viissingen 13,97
Axel
Koudekerke u 12,84
Serooskerke v
Tholen 5,65
Zaamslag u
Grijpslcerke u 6,52
Poortvliet
St. Lam-ens u
Gapinge 2,56
Oostkapel le n
St. Maartensdijk u
Vrouwepolder 3,
Arnemuiden u 3,
Oostburg f
Oost en West Souburg
De Olassikale Quaestor
C. H. de Wagemaker.
Verantwoording van liefdegaven.
Door den Boekk. van de Kerk. Kas in
dank ontvangen in de collecte 3 Jan.voor
ket orgel f 1Door den koster ontvangen
voor de plaats V. f 1,25, J. W. f 1,
Door Pr. Cr. Jonk plaats NN". f 2,50.
Door Br. C. H. de Wagemaker voorde
plaats J. L. f5.
J. J. Dockheer.
Door gecommitteerden voor de Zending
ontvangen f 6,50 uit ket kuisbusje van
NN. Van C. B. 500 gebiuikte Postzegels
met 50 cent.
A. Krijger.
Diaconaal Hulpbetoon.
By dkr. J. P. de Wagemaker (Lange-
viele) bezorgd een stuk wit keper van N.N.
»'S HEEREN LOO
PSALM 131
Ons eerste stukje meenden wij niet beter te
kunnen aanvangen dan met bovenstaanden psalm.
Wij verzoeken onze vrienden dezen psalm te le
zen en het daar geschrevene te beschouwen als
onzen wensch en bede voor allen, die belang
ptellen in deze stichting.
Van detleere toch alleen moet onze verwachting
en hope zijn. Hij toch kan ons bewaren en zege
nen, zoowel met geestelijke als tijdelijke zege
ningen. Dit mochten wij immers in het afgeloo-
pen jaar zoo ruimschoots ondervinden en wij
kunnen getuigen van beschamenden zegen.
Toen wij nog geen jaar geleden den arbeid
voor de Idioten aanvingen en de stichting werd
geopend, hoeveel bezwaren deden zich voor en
ziet nu reeds bleek die stichting gezegend te wer
ken en te klein om het aantal ongelukkigen te
huisvesten. De liefde en belangstelling der chris-j
tenen stelde het Bestuur in staat om uitbreiding
aan de inrichting te geven, zoodat binnen kort
twee nieuwe gebouwen in gebruik zullen worden
genomen.
Toch is met deze liefde-arbeid nog slechts een
begin gemaakt en als straks de nieuwe paviljoenen
zullen geopend zijn. zal er voor een 50-tal van
die pngelukkige Idioten moeten gezorgd worden.
Zij,"die weten wat een Idioot is, zullen kunnen
begrijpen wat het wil zeggen Idioten te verplegen
•en"op te voeden.
Bij vernieuwing verzoeken wij dan ook weer het
gebed en den steun der christenen, om het Be
stuur in staat te stellen aan deze hare roeping in
het werk der barmhartigheid te voldoen.
Ondergeteekende hoopt weer met 's Heeren hulpe
de belangen dezer stichting te behartigen.
Het zijn de belangen ook van u, gehelde lezers,
en daarom hoopt hij, dat niemand, aan zijn ver
plichtingen zal te kort doen, om ons te voorzien
van gaven, zoowel in geld als in anderen vorm.
Men vergete ook niet, dat, hoe ongelukkig en zeer
verschillend de Idioten van andere kinderen ook
moge zijn, zij toch even gaarne als deze op feest
dagen eene versnapering ontvangen, alsmede speel
goed, prentenboeken enz. Dit kan natuurlijk
uiet alles door het Bestuur voor elk der patiënten
worden aangekocht en daarom houden wij ons
ook voor zulke gaven aanbevolen.
De eerste gift, die wij in dezen nieuwen jaar-
lcring mochten ontvangen, was op Zaterdag-mid
dag een pakje centen van een werkman. Daarna
uit het huisgezin van T. K. uit Viissingen: 7 el
geel Katoen, 10 el 6/4 Stof, 8 el Sits, 1 Broek, 2
Hemden, '1 Jak, 2 Iiokjés, 3 el Schortegoed, als
mede f 2,50 Yoor versnapering.
Voorwaar reeds een goed begin. Wie weet hoe
veel zulke eerstelingen ons in deze maand nog
zullen toevloeien. Daartoe neige de Heere vele
harten.
K. le Cointue, Corresp.
Daar ligt 1891 achter ons. Pas aange
vangen, behoort het al weder tot het ver-
ledene. Reeds zijn wij het nieuwe jaar
weder ingetreden en heeft 1894 zijn snellen
loop begonnen.
Waarlijk wij brengen onze jaren door
als een gedachte.
Yan die snelle jaren zal ons leven er
hoogstens 70 of 80 bevatten.
Yoorwaar ons leven is maar een hand
breed gesteld, het is als een voorbijgaande
schaduw, als een bloem, die heden nog
bloeit en morgen niet meer is.
Hoe noodig is de bede „Leer ons alzoo
onze dagen tellen, dat wij een wijs hart
bekomenEn toch hoe zelden bidden
wij haar ernstig, oprecht, met ons gansche
hart.
Gebrek aan ernst en oprechtheid, aan
diepte en aan innerlijke veerkracht, hoe
zeer is dit het kenmerk van het thans
levend geslacht
Een verschijnsel, dat niet alleen bij de
ongeloovigen, maar helaas, ook bij de ge-
loovigen gevonden wordt. Yandaar ook
bij hen zoo weinig gebed en zoo weinig
behoefte aan het gebed. Yandaar ook, dat
zoo weinig, zoo weinig ernstig, dat zoo
onoprecht acht geven op de dagelijksche
daden des Heeren, waarin Hij toont te zijn,
die Hij zich in zijn Woord openbaart.
Yandaar dan ook wederom, dat gebrek
aan die wijsheid, die Elihu dacht bij de
veelheid der jaren te zullen vinden, zoodat
het ook thans weer is ,,de grooten zijn
niet wijs en de ouden verstaan het recht
niet."
Daarom is onze toestand zoo gelijk aan
dien welken Jeremia schetst in hoofdstuk
5 1-5 en is er zooveel, dat ons herinnert
aan Jesaja 58.
Hoe heerlijk zou het zijn, indien hierin
eens reformatie kwame, indien 1892 eens
een jaar van rechte ontdekking aan onze
dwaasheid en onwaarheid mocht zijn, in
dien wij eens recht leerden bidden om die
zuivere vreedzame wijsheid, waarvan het
beginsel en het wezen is de kennisse en
de vreeze des Heeren.
Zonder deze toch is het onmogelijk, den
Heere te dienen, onmogelijk om rechte
wegen voor onzen voet te maken. Zonder
haar wordt het leven uit het geloof niet
bij ons gevonden.
Leide de Heere ons dan maar veel terug
in den weg, dien Hij met onzen persoon,
met ons huisgezin, met onze kerk, met ons
vaderland en met de volkeren hield ook
in 1891, lichte Hij ons daarbij voor met
de onderwijzing uit zijn Woord en zij de
H. Geest zelf daarbij onze innerlijke onder
wijzer, die ons in 't verborgene wijsheid
bekend maakt, want alleen „de inblazing
desAlmachtigen kan ons verstandig maken."
Indien wij waarlijk die ontdekkende en
die verstandig makende terugleiding be-
geeren, dan zullen wij het niet bij een
bloot begeeren laten, maar dan zullen wij
dat begeerde óók zoeken door die middelen,
die de Heere daartoe aanwijst, en waar
onder dit mede behoort, dat wij ons in
stilheid neerzetten, om des Heeren wegen
te overdenken, kan het niet des daags dan
des nachts, kan het niet op een der zes
werkdagen, dan op den rustdag.
Dit is noodig. Zonder dit stil zijn en
overpeinzen komt dat echte teruggeleid en
ingeleid worden niet.
Het zal dan blijken, dat 1891 wel waard
is, om overdacht te worden.
Het telt mede onder de ernstige en ge
wichtige jaren.
Allereerst in uw persoonlijk en huiselijk
levenLezer
Die geschiedenis van dit jaar kunnen
wij hier niet neerschrijven, doch gij kent
haar.
Het was voor u en voor uw huis een
jaar van verlies of van winst, van licht of
van duister, van veel blijheid of veel bang
heid of ook wel van beide.
De Heere ontneemt, opdat Hij moge
geven Hij ontledigt, opdat Hij zou mogen
vervullen Hij ontdekt en ontkleedt, opdat
Hij zou bedekken en bekleeden.
Er zijn er, die dit reeds inzagen en er
voeren, terwijl anderen dit na dezen zullen
inzien en ervaren en dan pas den ernst en
de waarde van het deel huns wegs, dat
door 1891 begrensd wordt, zullen verstaan.
Het was voor velen een jaar, waarin de
Heere voor het tijdelijke of voor de eeuwig
heid of wel voor beide eëne beslissing
bracht, een daad deed, een werk werkte,
waardoor hun weg voor 't overige van hun
verblijf op aarde of wel voor de eeuwig
heid beslist is.
Ook in dit jaar, gelijk in de jaren en
eeuwen die gingen en die komen zullen,
werkte de Heere als eerste en oppersteals
souvereine oorzaak van al wat is en ge
schiedt in den hemel en op aarde doch
ook wij werkten als de tweede oorzaken
die zich wel niet tegen noch buiten den
wil des Heeren roeren of bewegen kunnen,
maar toch als tweede oorzaak werken en
daarom voor hun denken en spreken en
doen verantwoordelijk zijn.
Hoe ontzachelijk ernstig en gewichtig is,
zóó gezien, ook dit 1891.
Wat hebben wij al gedacht en gesproken
over ons zelf, over anderen, over God en
over zijn wegenEn al die gedachten en
woorden zijn den Heere bekend niet een
wordt bij Hem vergetenHoeveel daden
hebben wij gedaanEn die alle liggen
bloot voor onzen God, die heilig en recht
vaardig is en oordeelt en vergeldt
Het stuk tijd, dat wij 1891 noemen, is
onherroepelijk. Het deel onzes levens, dat