AMJJtJU:!.
De Borg, de Priester, het Lam, de Ko
ning is gekomen, is als een gezalfde van
den Heere gegeven.
Lesser, wat predikt het Kerstevangelie u
aangaande uzelfmaar bovenal aangaande
den Heere, uiu God
Hoe staat gij tegenover deze wondere
betooning van heilige liefde en gerechtig
heid Gods Staat gij hier ontkennend, of
zwijgend, of aanbiddend en dankend V
Gelooft gij nu, dat God u liefheeft
Allen die toevluchtnemend, toeëigenend
-geloovig mogen komen tot dezen Jezus,
dezen Zoon des Allerhoogsten, die, zittende
op zijns vaders Davids troon, eeuwig in
Jacob Koning zijn zal, zij allen zullen de
liefde Gods ervaren in haar vrijmakende
en zaligmakende kracht.
Zij het dan U en mij zulk een gezegend
Kerstfeest.
Onlangs hield Ds. de Gaay Fortman
het volgende referaat op de diakonale
conferentie te Ermelo.
Het verscheen in de Geldersche Kerk
bode en wij nemen het daaruit over. Het
is de lezing overwaard.
He armen en ellendig en, die een eigen
thuis hebben.
Heelt de Koning der kerk door den
heiligen Geest in zijne gemeente hier op
aarde drie ambten ingesteld, natuurlijk
heeft Hij hiermeê ook aan sommigen zijner
onderdanen gayen voor die ambten gegeven.
Roept hij dus zijne kerk, om de mannen,
die de ingestelde ambten zullen bekleeden
te kiezen, Hij wil, dat zij daarbij de gaven
onderscheide.
Te betreuren is het nu, dat bij de ver
kiezing van 's Heeren ambtenaren te wei
nig gerekend wordt met dien wil. Wel
worden de herders in de kerk vrij nauw
gezet gekeurd, maar waar het ouderlingen
geldt neemt men het met het onderzoek
der gaven niet zoo nauw. Wel staat men
er op, dat deze ambtenaren vrome men-
scben zijnof zij de gaven van regeeren,
vermaning en waarschuwing hebben wordt
echter te weinig onderzocht. Nog minder
bekreunt men zich over de gaven eens
diakens. Het is soms, of het in het ambt
van den diaken niet zoo erg er op aan
komt, wie het bekleedt. Dit is tegen de
praktijk van de kerk in de dagen der
Apostelen, toen o. a. Paulus in zijne brie
ven aan Thimotheus en Titus door den
Heiligen geest duidelijk genoeg aangaf,
waaraan de verschillende ambtenaren, dus
ook de diakenen te onderkennen zijn. Laten
wij echter aannemen, dat de gemeente
Gods tot het volle bewustzijn gekomen is,
dat zij ambtenaren moeten- kiezen, die de
gaven hebben voor de hun toevertrouwde
ambten. Laten wij dit vooral mogen aan
nemen van de diakenen, omdat wij over
dezen wenschen te spreken, dan moeten
deze bedienaars der barmhartigheid ook
wel het besef hebben dat hun taak zeer
omvangrijk is. Deze overtuiging bewoog
onze vaderen, in het begin der Reformatie,
diakenen voor een half jaar aan te stellen.
Daar toch tot dit ambt mannen geroepen
werden, die in een ander beroep voor hun
brood arbeidden, konden zij niet lang hieruit
gemist worden, zouden hunne zaken, waar
aan zij gedurende hunnen diensttijd zich
niet konden wijden, niet geheel verloopen.
Later hebben de Geref. kerken het van
een half jaar tot twee jaren verlengd
doch niet langer.
En vraagt ge nu, waarin die arbeid be
staat, dan wijs ik u op Rom. 12 8, dat
ons leert, dat in de diakonie twee hoofdwerk
zaamheden liggen: a. uitdeelen in eenvou
digheid en b. barmhartigheid doen in blij
moedigheid. Het eerste wérk gaat over
armen, het tweede over ellendigen. 'tls
niet gezegd dat alle diakenen voor beide
takken van diakonalen arbeid gaven hebben
meestal is dit niet het geval maar
in elke diakonie moeten de gaven voor het
een als voor het ander aanwezig zijn. Gaan
we van deze hoofdonderscheidingen uit, en
werken we ze uit, dan bevinden wij wat
een schoon, maar ook wat een zwaar werk
de diakonia is. Voor ditmaal wenschiku
te bepalen bij dat deel van den arbeid der
barmhartigheid, dat ons doet spreken van
die armen welke een eigen thuis hebben.
Tot deze rekenen we ouden van dagen
(voorzoover zij alleen wonen), weduwen,
kranken, geslagenen door werkeloosheid,
door achteruitgang van zaken, door smar
telijke handelingen van kinderen enz. De
eerste twee categoriën van armen verkeeren
in blijvenden nood (de weduwen natuurlijk
zoolang zij weduwen zijn), de laatsten in
tijdelijken.
Wat heeft de diaconie nu hier te doen?
Hare taak is drieledig, Zij bestaat uita.
verzorgen, b. te gemoet komen, c. armoede
voorkomen. Onder verzorgen verstaan wij
zooveel mogelijk in den stoffelijken nood
voorzien. Dit geldt de ouden van dagen en
de weduwen. Te gemoet komen is ter zijde
staan met stoffelijke hulpe in een beproe
ving, onmiddellijk van God komende z. a.
krankheid. Eindelijk bedoelen wij met
voorkomen van armoede het toebrengen
van die hulp, welke de werkeloozen
enz. behoeven, om niet onder te gaan.
Ons dunkt, dat elke diakonie eerst moet
verzorgen, dan tegemoetkomen, eindelijk
voorkomen. Is zij rijk van aardsche goede
ren voorzien, dan is het hare roeping zich
over deze drie terreinen uit te breiden. Kan
zij echter niet zooveel doen, dan behoort
zij voor alles zich aan het verzorgen te
wijden en dat zoo goed mogelijk te doen.
Schiet er dan nog geld over, dan gaat zij
op het tweede terrein over en dan op het
derde.
Wat het verzorgen betreft, dient de di
aconie te zorgen voor huis, eten, kleeding,
vuur, licht. Hiertoe zal zij in de steden
van 79 gulden, op de dorpen van 5—6
gulden minstens per gezin noodig hebben.
Op dat terrein ontmoet de kerkelijke ver
zorging telkens de partikuliere. Zij moet
met deze samenwerken, om den geheelen
nood weg te nemen.
Op dorpen is het wenschelijk dat de
diakenen gezamenlijk deze taak van barm
hartigheid vervullenin groote steden
daarentegen is het beter, dat de diakenen
zich in kleinere comité's verdeelen, die vrij
arbeidenmits onder verantwoordelijkheid
aan de groote vergadering, die ook het
recht heeft den comité's de grenzen harer
bevoegdheid aan te wijzen.
Wekelijks moeten de gezinnen klein
of groot door de diakenen bezocht wor7
den en bij die gelegenheid onderzoek ge
daan, welke plaats Gods Woord inneemt
in 't gezin, hoe het met het kerkgaan is
(hierbij moet de consciëntie geen geweld
aangedaan worden, wanneer de diakenen
zich ook ontfermen over degenen die
niet tot de huisgenooten des geloofs
behooren). Ook moet gelet worden op net
heid en zuinigheid, de opvoeding, het on
derwijs en de opleiding van de kinderen.
De diaken treedt, wanneer hij tegemoet
komt in de woningen der kranken. Als
het hoofd des gezins ziek is, mag wel ge
zorgd worden voor de huishoudingde
kranken hebben bovendien noodig verple
ging en versterking. Om hieraan te kun
nen voldoen zijn er diaconessen of pleeg
zusters noodig, die zich geheel aan dezen
arbeid der liefde hebben te wijden en ook
voor de versterking gemakkelijk zullen
kunnen zorgen.
Regel moet bij de verpleging onzer
kranken zijn, dat zij in de gezinnen wor
den verzorgd, waar God de krankheid heeft
gebracht.
Kom ik nu eindelijk tot de bespreking
van het voorkomen der armoede, voorzoover
dat op den weg der diaconie ligt, op den
voorgrond wil ik plaatsen, dat we hier op
een terrein komen, dat ons met de sociale
kwestie in betrekking brengt. Voorzich
tigheid is te betrachten, opdat de diaken,
hier niet kome buiten de grenzen zijner
taak. O. i. moet de diaconie zich ont
houden van elke werkverschaffing die niet
natuurlijk is, maar wel mag hij een be
trekking, werk enz. zoeken voor den wer-
kelooze, ja, dat moet hij doen, wanneer
hij het kan. In den regel moeten de dia
kenen geene voorschotten geven. [De uit
zonderingen bevestigen den regel, o. a.
kan een koe teruggekocht worden, voor
dengene, die in het verlies er van zijn
levensbestaan bedreigd ziet].
De keik des Heeren heeft toe te zien,
dat de dienst der barmhartigheid niet ver-
magere. In naam des Heeren, als rent-
meesteresae haars Gods heeft zij van hei
haar toevertrouwde te geven. Ieder bedenke,
dat hij zich hier instrument Gods moet
gevoelen. En wat moet er gebracht wor
den Vooreerst geld. Maar ook natuur
gaven. Van geld neemt de diaken tot zelfs
de kleinste gave. Van de natuurgaven is
dit niet het geval. Immers zou hij vreemd
opzien, indien hem eenige aardappelen, een
ons erwten enz. werd gegeven. »Waar
moet ik er mee heen vraagt hij. Hij
weigert dus aan te nemen. Zoo deden de
diakenen in de eerst Christelijke kerk niet.
Dat moeten onze tegenwoordige diakenen
ook niet doen, want zij benadeelen den
dienst der barmhartigheid er mee. Het is
voor velen vaak moeielijk om aan geld
een cent te geven, terwijl het hun niet
zwaar valt in natuurgaven voor 4, 5 of 6
centen te geven.
Laat iedere diaconie zorgen voor een
schuur of magazijn, waarin zij de natuur
gaven kleine en groote berge voor