Hst geloof, dat de wereld overwint.
ra ra
lijk ook nog bijzondere giften te kunneu uitreiken.
Namens den Kerkeraad
J. P. Brand Smith, scriba.
De kerkeraad der Nederd. Geref. ICert te Oost-
kapelle, bericht aan de kerken dat de Classicale
vergadering D. V. zal gehouden worden op Woens
dag 13 Januari a. s.
De zaken die men op het agendum wenscht ge-
plaats te zien, «relieve men aan den kerkeraad op
te geven voor 3 Januari.
K. Melis. Scriba.
Vcrantwoordiu£ van liefdegaven.
Middelburg, 18 December 1891.
Diakenen der Nederd. geref. kerk berich
ten met blijde ingenomenheid de ontvangst
der navolgende kleedingstukken,vervaardigd
door de vrouwen van den zusterkring
Diaconaal hulpbetoon", en den meisjes
kring, die haar hierin ijverig behulpzaam is
36 manshemden, 14 jongenshemden, 32
vrouwenhemden, 34 meisjeshemden, 20 kin
derhemdjes, 13 baaien mansborstrokken,
7 dito vrouwenborstrokken, 6 keper vrou
wenborstrokken, 6 grijze mansonderbroeken,
14 moltonnen vrouwenbroeken. 12 kinder
broekjes, 1 jongens bovenbroek, 1 baaien
hemd, 13 boezeroenen, 2 kinderborstrokjes,
13 baaien vrouwenrokken, 7 dito kinder
rokjes, 1 keper kinderrokje, 7 wollen kin-
derjapontjes, 29 vrouwenschorten, 25 kin-
derschortjes, 26 beukjes, 7 sitsen jakjes, 27
lakens, 12 sloopen, 7 kleine kinderjapontj es,
12 moltonnen dekens, 3 mantels en 66
paar kousen.
Diakenen betuigen hun oprechten en
hartelijken dank aan genoemde zusters,
aan de hoogbejaarde zuster, die met jeug
digen ijver dit werk der liefde ter hand
nam, en aan de kinderen die in hun vrijen
tijd niet minder dan 31 paar kousen heb
ben afgebreid. Bovenal zij ootmoedig dank
gebracht aan God, den Heer, die in zijn
vriendelijke zorg voor zijne armen en ellen-
lendigen, zich van den arbeid dezer zusters
bedienen wilde, haar daartoe steeds lust
en krachten verleende en dien met zulk
een verrassende uitkomst bekroonde. Wekke
de Heere in veler harten de lust en de
bereidvaardigheid om deze zusters te steu
nen in haar stillen maar liefelijken arbeid
en geve Hij ons daardoor te zien, dat er
waarlijk is gemeenschap der heiligen".
Diakenen voornoemd
C. Verhage, Voorzitter.
P, G. de Wolef, Secretaris.
Voor de zending van N. N. 1100 ge
bruikte postzegels, van A. de G. 280 idem,
van Mej. H. f 1 en 216 gebruikte post
zegels, van P. J. 0. 560 idem, van A, T.
175 idem.
In dank'ontvangen door den Boekh. van de
K. Kas, in de collecte van 13 Dec. voor de
plaats van L. B. f 2.50, voor de plaats van
N. N. f 3,-
J. J. Dockheer.
>'S HEEREN LOH\
Met vriendelijken dank ontvangen van
N. N. f 0,15. 5 postzegels van f 0,05. M.
f 0,25. Ff0.25. K. f 1,—Mej. C. f 0,50.
Van brs. Diakenen Ned. Geref. Kerk te
Middelburg, gevonden in de collecte f 0,25
en uit het busje van Mej. f 2,59i.
Dezer dagen ontving ik bericht der goede
ontvangst van de f 100 met dank aan de
vriendelijke gevers en geefsters.
K. le Cointre. Corresp.
1 Samuël 14 6 15.
IV.
Als het nu zoover komt, dat Jonathan
tot de uitvoering van zijn plan overgaat,
dan handelt hij niet onstuimig, noch slor
dig, neen maar dan gaat hij met kloek
overleg te werk.
Wij bespeuren in hem, dat geloot het
kloek overleg niet uitsluit of overbodig
maakt, maar integendeel insluit.
Uit het geloof iets doen, wil dan ook
zeggen, dat door het Woord des Heeren in
ons hart de overtuiging is gewerkt, dat
wij van den Heere vermaand en verplicht
zijn, om eenige zaak te doen met inspan
ning en aanwending van alle gaven en be
kwaamheden en middelenwaarover de Heere
in zijn voorzienigheid ons de beschikking
schonk.
Uit het geloof iets te doen dat zet ge
heel onzen persoon aan den arbeid in den
dienst des Heeren.
Daartoe prikkelt het geloof ons, daartoe
vordert de eere Gods ons op, daartoe maakt
de werking des Geestes ons gewillig.
Waar dit dan ook ontbreekt, daar kan
men veilig betwijfelen, of iemand uit het
geloof werkt.
Zoo overlegde dus Jonathan vooraf met
zijn wapendrager, hoe zij handelen zouden.
Opmerkelijk is het in dit overleg, hoe
duidelijk het uitkomt, dat Jonathan zich
des Heeren knecht weet. Hij heeft zich
elk oogenblik ten dienste van Jehova en
van de zaak zijns erfdeels te stellen, doch
of de Heere hem zal gebruiken en waartoe
Hij hem zal gebruiken, dat is voor den
knecht werborgen en dat laat hij ook voor
den Heere.
Deze geloovige spreekt niet veel over
zijn afhankelijkheid, maar hij leeft en han
delt als een afhankelijke en doet ons zien,
dat het bewustzijn van diepe afhankelijk
heid volstrekt niet aan de betooning van
gehoorzaamheid in den weg staat.
Niet minder opmerkelijk is het, te zien,
welk een helder inzien het geloof schenkt
in de voorzienigheid Gods. Immers het
blijkt, dat Jonathan vast overtuigd is, dat
het antwoord der tong van den Heere is,
ook bij zulken, die Hem niet kennen noch
vreezen.
Welke trotsche en vijandige overleggingen
des harten er ook bij deze Filistijnen mogen
zijn, hoezeer zij ook naar hun boozen,
overmoedigen wü mogen spotten en roepen,
de Heere regeert hen toch alzoo, dat zij
niet kunnen antwoorden tegen zijn voor
nemen dat Hij nu met zijn volk heeft.
De losgelaten overmoed des ongeloofs
dat zal hem juist het teeken zijn, dat de
hand des Heeren met hem is, dat Jehova
de gedachten zijns knechts goedkeurt.
Hoe opmerkelijk. Jonathan beschouwt
deze gansche zoo zware en gevaarlijke on
derneming dus volstrekt niet als iets bui
tengewoons, waartoe hij allerlei wondervolle
teekenen of buitengewoon opmerkelijke lei
dingen noodig zou hebben.
Hij doet eenvoudig wat hem als Israëliet,
als prins en aanvoerder zijns volks betaamt.
Hij gedraagt zich als knecht des Heeren.
Slechts een wenk der voorzienigheid, d :t is
hem genoeg, om te weten of de Heere nu in
deze zaak van den dienst zijns knechts wil
gebruik maken, om zijn koninklijk recht over
Israël, om zijn koninklijke eer te hand
haven en aan zijn schuldige volk een ge
nadige verlossing te schenken.
Jonathan heeft die wenk niet noodig,
om daarin te vertrouwen of daaruit kracht
te putten. Volstrekt niet. Hij zou 'ter ook
niet in kannen vinden, want dat ligt er
niet in. Neen wij zagen, dat zijn sterkte
en vertrouwen in den Heere ligt, zooals
hij Hem mag kennen uit Zijn bezegeld
verbond en uit Zijne woorden. Die wenk
behoeft hij echter, om zeker te zijn, dat
hij na in deze onderneming op den Heere
rekenen mag.
Merken wij ook op, hoe Jonathan zich
alleen houdt aan en zich gedraagt naar
het geopenbaarde en niet rekent met Gods
verborgen voornemen.
Hij zegt nietik zou tegen de Filistij
nen optrekken, als ik maar een teekentje
of woordje van den Heere mocht ontvan
gen, dat dit zijn weg of wil is.
Neen, hij zegtwij zullen naar Gods
geopenbaard bevel en verbond overgaan
tot deze mannen" d. i. tegen Gods en Is-
raëls vijanden optrekken en dan zullen wij,
dat doende, acht geven op de wenken des
Heeren, die door den mond dier vijanden
tot ons komen zullen en dan zullen wij
ons daarnaar bij onze verdere handelingen
gedragen.
Zóó spreekt het echte geloof, dat door
den H. Geest uit het geopenbaarde Woord
wordt geleerd en geregeerd.
Hoe duidelijk en met welke sprekende
kenmerken wordt ons hier dit echte, dit
zaligmakende geloof, dat de wereld over
wint, voor de oogen gesteld.
Hoe begrijpelijk is het evenwel, dat in
het oog van Saul en van de Filistijnen de
daad van Jonathan en zijn wapendrager
nu zóó onzinnig, zóó buitensporig en be
spottelijk was, dat zij er eigenlijk geen
woorden voor konden vinden, om het uit
te drukken.
Wat wil die man met zijn wapendrager
die daar zoo'n bespottelijk figuur maakt,
als hij op handen en voeten tegen de style
rots naar boven moet klouteren
Zou hij nu wezenlijk met zijn tweeën,
terwijl hij alleen nog maar gewapend is,
die bezetting van 20 welgewapende, dap
pere en geoefende krijgers willen aantasten
En bedenkt hij dan gansch niet, dat
achter die 20 een heel leger ligt, dat
hunkert naar een aanleiding, om het ellen
dige en berooide volk des Heeren nog meer
kwaad te doen en nog meer te verderven
Maar dat schijnt immers God verzoeken
en Israël in het verderf te willen storten
Bedenkt hij dan niet, dat hij de zoon uit
een verworpen koningshuis isdat hij is
een prins over een volk, dat in zonde en
schuld onder de duidelijke oordeelen Gods
neerligtziet hij dan niet, hoe al het volk
met vrees en schrik is geslagen en dat
Israëls toestand nog nooit zoo diep ellendig
was als nu