loosheid in Gaza bijna gevangen, zoo zijne
kracht hem niet had uitgered. Door zin
genot laat hij zich ten laatste door de Fi
listijnen vangen, zich daarna door den
dood zijner vijanden wrekende.
Grootheid en zonde, wraakzucht en wel
lust op den troon.
Doch dit is niet de ware Simsonsge-
stalte.
Hoe hij dan is Sla om dit te weten
Hebreën 1132 v.v. op. Daar wordt hij
genoemd onder de geloofshelden. Met Jo
hannes en Jezus wordt hij reeds voor zijn
geboorte aangekondigd door den Engel,
welke daarbij de belofte voegt: »Hij zal
Israël beginnen te verlossen."
Telkens wordt de Geest des Heeren
vaardig over hem, niet in eigen kracht
doet hij dus groote daden,maar door denGeest
Gods, en wanneer hij toch in eigen kracht
op wil treden, dan loopt het mis, en dan
volgt er oogenblikkelijk op »want hij wist
niet, dat de Heere van hem geweken was."
Maar willen we ons Simson voorstellen,
dan moeten wij hem beschouwen in de lijst
van zijn tijd.
Israël kent geen God is gewoon ge
worden te kruipen onder het slavenjuk der
Filistijnen. Bij Gideon komen er nog 32000
man om hem te helpen. Bij Simson ko
men er ook wel 3000 man, maar om te
verzoeken, hem over te mogen leveren in
de handen zijner vijanden.
Waar Simson strijdt, daar strijdt ook hij
alleen, steeds door het volk verlaten, dat
hij zou beginnen te verlossenmen ziet
Simson met liefde voor zijn volk op den
voorgrond, alleen worstelend, door datzelfde
volk tegengewerkt, onbemind, ongesteund,
ongekend en onbegrepen. En toch begon
hij Israël te verlossen, want op een 40-
jarigen strijd volgde eene 20-jarige vrede
van ongestoorde rust. Stervende overwint
Simson, als het ware onder dezelfde ge
dachten als de HeilandIndien ge Mij
zoekt, zoo laat dezen henengaan."
Door het volk verlaten, moest Simson
om persoonlijke redenen den kop zijns
vijands vertreden.
Geen smet kleeft er op Simson, ook hij
kon zeggen: »De ijver van uw huis heeft
mij verslonden."
Het Godverheerlijkende in deze Simsons-
geschiedenis is, dat hij zichzelven niet
wreekt, maar, dat zijn kracht door de
liefde, de liefde voor zijn vólk is geheiligd en
de Liejde zoekt zichzelven niet
In schijn overwinnen Simsons belagers,
doch de ondergang van Simson, van den
zonneheld, is de nacht voor de Filistijnen,
want zou God iets doen en dit niet be
stendigen
Zooals ook uit dit verhaal blijkt, straft
God de zonde in zijn knechten strenger, dan
in anderen. Simson valt, doch staat weder
op. Simson wordt voor zijn spelen met de
zonde tweemaal gewaarschuwdbij Lechi,
om zijn hoogmoed, bij Gaza om zijn wel
lust, maar als hij ten derde male valt, dan
wordt hij er streng voor gestraft met
't verlies zijner oogen. Zijne oogen zouden
den vrede, evenmin als Mozes het beloofde
land, aanschouwen.
Treffend is wat Hoedemaker omtrent
Simson schrijft:
Opmerkelijk is het woord, waarmede
de aartsvader Jakob op zijn sterfbed den
stroom van zijne gedachten afbrak, toen
hij tot den zegen van Dan was gekomen,
Gen. 49 17, en eensklaps uitriep »Op
uwe zaligheid wacht ik o Heere
Het is een dier woorden waarvan de
moderne kritiek geen verklaring kan ge
ven, en waarmede zij geen raad weet.
Is Jakob vermoeid geweest en heeft
hij om de verlossing des lichaams gebe
den Hij heeft op Christus gezien. Uit
de dagen van het Nieuwe Testament komt
als het ware in antwoord op deze ver
zuchting van Israël de juichtoon van
Simson: »Nu laat Gij, Heere! uw dienst
knecht gaan in vrede naar uw Woord,
want mijne oogen hebben uwe zaligheid
gezienMaar hij zag op Christus door
Simson heen, Simson den Daniet, die op
Juda's stamgebied is geboren, Simson den
Nazireër Gods.
Simson wijst heen naar Christus, is een
type van Christus.
Christus wordt door den Engel beloofd,
zal zijn volk niet beginnen te verlossen,
maar hen geheel zalig maken. Doch ook
Hij strijdt alleen door het volle miskend,
veracht, onbemind, onbegrepen, overgele
verd in de handen zijner vijanden, den
duivel met zijn dood den kop vermorzelende.
Laat ons daarom niet ophouden Simson
als voorbeeld aan te pry zen, niet alleen
ter leering, maar ook ter waarschuwingj
vooral ook voor Ger. jongelingen, die, in
een tijd van afval en vijandschap, den strijd
tegen de wereld hebben aangebonden onder
het devies >Koop de waarheid en verkoop
ze niet
Zwaar zal het u vallen, jongelingen,
alleen te staan, alleen te strijden, alleen te
lijden. Alleen
Neen, niet alleen, waar allen u verlaten,
staat Christus u bij. Bij alles wat u dan
overkome, klinke het steeds moediger
»Excelsior ziende op den oppersten Leids
man en Voleinder des Geloofs, die de bange
klacht deed hooren, dat hij verlaten was
ook van Zijn God, maar die toch den
duivel overwon.
En als ook u dan eenmaal de eerekroon
te beurt valt, dan zal uw hart ook instem
men met het Simsons woord bij Lechi
Heere, Gij hebt door de hand van Uw
knecht, dit groote heil gewrocht
Middernacht-zending. -
Onder het vele goede dat gedaan wordt,
om den zondaar van de dwaling zijns wegs
te doen wederkeeren, mag ook gewis ge
rekend worden de arbeid der middernacht
zending.
Wat hieronder verstaan moet worden is
genoegzaam bekend.
Het is gewis een zwaar werk. Het eischt
veel zelfverloochening en vordert veel men-
schenkennis en een groote mate van vol
hardende liefde, die zich zelf niet zoekt, en
van christelijken moed.
Voor jongelingen is dit, dunkt ons, in
't geheel geen werk, maar alleen voor man
nen in de volle rijpheid des levens voor
mannen, die in Gods bekwaammakende ge
nade alleen hun kracht zoeken en niet in
't minst op hun eigen hart en wijsheid
steunen voor mannen, die met hun oogen
een verbond hebben kunnen maken gelyk
Job.
Reeds menige, in de strikken der hoe
rerij verwarden jongeling en man is door
dit middel van deze zonde verlost, die een
gruwel is voor God en zulk een verwoes
tend verderf is voor den hoereerder zelf
en niet minder voor het huisgezin, de maat
schappij, ja voor heel ons volk.
Bij de meesten was dit helaas, een zieh
keeren van de goddeloosheid tot de deugd,
doch ook daarin is een zegen, die niet ge
ring mag geacht worden, en er zijn er toch
ook, van wie mag gehoopt, dat dit middel
der zoekende liefde hun een blij venden zegen
bracht.
Ook dit is een zegen te achten, dat deze
arbeid openbaar maakt de gruwelen, die
bedektelijk en vaak onder zeer fatsoenlyken
schijn worden bedreven. Dat zij ouders en
overheden attent maakt op zulke kweek
plaatsen der ontucht, die daarom te gevaar
lijker zijn, omdat zy er den schijn niet van
hebben. Dat zij plaatsen en personen deed
kennen, van wie men den jongeling en de
jongedochter verre heeft te houden.
De bestrijding der hoererij, der schande
lijke echtbreuk, der gemeene onreinheid en
van eiken anderen vorm, waaronder zich
de zonde tegen het zevende gebod open
baart, die bestrijding ook in dezen vorm is
zeker dringend noodzakelijk.
Evenals elke andere zonde is zij over
treding van het gebod en dus een zware
beleediging van God, den Allerhoogste.
Maar meer dan eenige zonde is zij een be
leediging van het lichaam van Christus,
meer dan eenige zonde verwoest zij ènlijf
én ziel van hem of haar die er zich aan
schuldig maakt. Geene zonde onteert zoo
den man en de vrouw en doet hen zoo diep
zinken als deze. Geen zonde verwoest zoo
de karakters en stompt zoo alle plichtsge
voel af. Daarom is er ook geen kwaad, dat
zooals dit, de huisgezinnen verscheurt, de
ware liefde doodt, en de grondslagen van
maatschappij en staat aantast.
Waarlijk de hoer en de hoereerder zijn
voorwerpen der barmhartigheid, die het
verwonde, het kranke, het ellendige zoekt.
Hoe menigeen kan nog door den arbeid
der middernacht-zending aan den aanvang
van dezen vreeselijken weg worden tegen
gehouden en waarlijk vooral in dit kwaad
is voorkomen nog zooveel beter dan redden
Ons dunkt, dat de overheid wel doet,
zoo zy zeer krachtig dezen arbeid steunt,
en geve de Heere, dat zy er toe gebracht
worde, om meer te doen, en straffend en
wrekend op te treden tegen den hoereerder
en allen, die hem dienen.
Ons dunkt, dat zij, die God vreezen en de
zielen liefhebben en naar Gods Woord wil
len wandelen dezen arbeid op allerlei
wijze en niet het minst door het gebed
moeten steunen.
Of wij dan geen bedenking hebben tegen
de wijze waarop deze arbeid geschiedt?
O, zeer zeker en wij zullen die een vol
gende maal mededeelen.
Doch zoolang zij, die het doen moesten,
het niet doen en het niet zoo doen als het
dan zou moeten, achten wij, dat deze
broeders, die de ontrouwe nietsdoeners be-