ALLERLEI.
>'S IIEEREN L00'\
Met vriendelijken dank ontvangenvan brs.
Diakenen dei- -Ned. Ger. Kerk te Vlissingen, ge
vonden in de collecte op 4 "Nov., f ',50. Uit het
busje van Pietern". Boucherie te Souburg f 6,031/2,
van D. uit Vlissingen f 1. Uit het busje van
L. C. te 's Graveuhnge f 2,137c-
Zooals uit onze geregelde verantwoordingen
blijkt, begint men racer en meer liefde te toonen
voor de arme en ongelukkige Idioten. Ook dit
is een goede vrucht van het beginsel van Refor
matie in de Geref. Kerken. Men bewijst hiermede
iets te gevoelen van den plicht,die op de Kerk des
Heeren rust om aan het ellendige en de kranken
barmhartigheid te bewijzen. Wanneer die kerken
zich ook maar naar Gods Woord willen regelen
en naar 's Ileeren wil leeren vragen, dan zullen
er ook zeker vruchten gezien worden waaraan zijn
zegen verbonden is. Dan is het niet meer genoeg,
dat er een schuilplaats voor de ongelukkigen ge
zocht wordt, maar dan wil men ait ook in den
rechten weg gedaan hebben, zóó, dat er ook reke
ning wordt gehouden met de geestelijke nooden
der lijders. De geschiedenis der laatstejaren heeft
zulks duidelijk bewezen. Wij hebben slechts te
wijzen op» Veldwijk" met haarvele paviljoens, waar
bijna|10krankzinnigen worden verpleegd.,/Eudokia"
is het gesticht voor ongeneeslijke krankheden.
i-Effatha" voor doofstommen, »De Johannesstich-
ting" voor ouden van dagen en ongelukkigen, en
om niet meer te noemen, wijzen wij op v's Heeren
Loo." Een jaar geleden was deze stichting nog
niet geopend en thans moesten reeds 2 paviljoenen
worden bijgebouwd, om aan de behoeften maar
eenigszins te kunnen voldoen, terwijl in korten
tijd de geldleening, groot f 50,000 volteekend was.
Voorwaar dit zijn moedgevende teekenen,maar niet
minder beschamend, omdat wij zoo lang dien i licht
verzaakten en zoo dikwijls God en Zijn Woord
wantrouwden. Ook in deze doet dus de Heere niet
naar onze zonden. Leere het ons getrouw te zijn
en veel lief te hebben 1
K. le CorsTitE, Corresp.
Leeron bidden.
Lulcas 11 :1b.
Bidden is de diepste behoefte der ziel
van Gods kinderen. Die behoefte wordt
niet altijd even levendig gevoeld, want
het hart is zoo vaak gebedloos. Dat is
een toestand, waarin het geestesleven dor
en doodig is, en daarom kan het bidden
wel genoemd worden de thermometer van
het geestelijke leven. Er was een tijd in
het leven dat er gansch geen bidden ge
kend werd. Wel meendet ge dat ge badt,
maar het was enkel het volgen en soms
gestreng volhouden van eenen uiterlijken
vorm, waar geen wezen in was, omdat er
het leven aan ontbrak. Het onkundige
hart stelt er zich mede gerustacht er zelfs
iets godsdienstigs in te zijn loopt er mee
weg als iets verdienstelijks en raadt het
aan bij krankbedden en in dagen van te
genspoed met de woorden: »ge moet maar
veel bidden Zonderling Of hebben zij
die dit aanraden er dan soms werkelijk
baat bij gevonden Weten ze van gebeds-
verhooringen te spreken Het is te vreezen
dat die vragen zulke bidders in geen kleine
verlegenheid brengen zouden.Eene verlegen
heid waar ze zich trachten uit te redden door
de verklaring: nu,maar bidden kan toch nooit
kwaad. "Zulke biddende menschen zien niet uit
naar gebedsverhooring. Zoo diep gaat de be
hoefte niet, zoomin als deze godsdienstige
plichtpleging. Eene plichtpleging is het,
meer niet. Wat het bidden, daartoe ver
laagd, op het arme, doode hart uitwerkt,
laat zich gemakkelijk verstaan, door hen
zelfs, die nog maar aanvankelijk in het ge
heim des waren gebeds zijn ingeleid. Ge-
Vervolg van de vorige aangevangen overden
king D. V. de volgende week. Red.
lijk geheel het zoogenaamd godsdienstig
leven van den onbekeerden mensch voort
komt uit het beginsel van farizeisme, zoo
is het evenzeer met het bidden. Zulk een
mensch is zóó bekwaam, dat hij op gods
dienstig gebied roeptwat ontbreekt mij
nog Hij kan zich bekeeren, bij kan geloo-
ven, hij kan bidden, bij kan alles, en weet
niet van niet-kunnen. Hoe vreemd ziet hij
n aan wanneer ge hem aangaande deze
dingen van het tegendeel tracht te onder
richten. Daarom is het eene zoo groote
zaak, wanneer gij zulk een mensch tot den
Heere ziet komen met de vraag der hulp
behoevendheid, der machteloosheidHeere
leer mij biddenMaar dan is daar aan
iets, soms veel, in elk geval iets groots
voorafgegaan want het is wat groots als
de zoogenaamd godsdienstige mensch den
godsdienst uit zijn godsdienst ziet wegval
len. Wat blijft hem dan over dan de arme,
in zich zelf verloren en niets vermogenden
zondaar Dan komt dat eenvoudige, korte,
kinderlijke gebed uit de ziel tot den Heere.
Dan wordt hij voor 't eerst leerling, niet
van menschen maar van den Heere. Want
het is opmerkelijk dat hij met dit verlangen
der ziel enkel tot den Heere gaat. Zooveel
geestelijk besef is er dan reeds tot ontwa
king gebracht, dat het bidden is eene gees
telijke werkzaamheid en dat alleen de
Heere, tot wien men biddend komt, bidden
leeren kan. Zoo is er dan reeds eene aan
merkelijke verbreking uwer aangeboren
hoogheidsgedachte tot stand gekomen.
Met welk een eenvoud komen de jonge
ren des Heeren tot Hem met de vraag
Heere, leer ons bidden maar het is ook
door hetgeen zij er op laten volgen ge
lijk ook Johannes zijnen discipelen geleerd
heeft, bewijs, hoe het hun nog ontbreekt
aan de juiste beschouwing en waardeering
van het gebed. Johannes heeft zijnen dis
cipelen bidden geleerd, en nu meen en zij,
dat het billijk is, dat ook Jezus hun bid
den leert. Toch is dit niet het eenige wat
hen drijft, want er gaat voorafen het
geschiedde toen Hij in zekere plaats was,
biddende, als Hij ophield, dat een van
zijne discipelen tot Hem zeideHeere, leer
ons bidden. Zij hadden Jezus biddende ge
zien en misschien wel zijn bidden beluis
terd en onder den indruk daarvan verlangen
ze ook te mogen, te kunnen bidden. Hoe
Johannes zijnen discipelen bidden leert, en
hoe Jezus zijnen discipelen bidden leert, dat
is een onderscheid, dat zij nu nog niet be
seffen, maar dat zij later zullen verstaan.
En als de Heere dan om 't zoo eens te
noemen, aan een zondaar die eerste les in
't bidden geeft, blijft bet daar dan bij
Hoe zou 't daarbij kunnen blijven Inte
gendeel. De gebedsoefening blijft voort
gaan. En welke middelen de Heere daartoe
gebruikt weet elk kind des Heeren. Hij
omringt hen met goedertierenheden, zoo,
dat zij eiken morgen nieuw zijn Hij voert
hen op paden en langs wegen die zij niet
gekend hebben Hij brengt hen onder den
druk, zoodat zij roepen uw hand was dag
en nacht zwaar op mij Hij trekt zich een
wijle terug en verbergt een oogenblik zijn
aangezicht voor hen hij ontdekt hun steeds
dieper de wonde hunner ziele, en bij en
onder dit alles werkt Hij door zijn woord
en Geest om de harten der zijnen op te
leiden uit en door dit alles tot Hem. Daar
komt het gebed in den vorm eener klacht,
eener schuldbelijdenis, eener worsteling met
God, in den vorm van eene dankzegging,
van een jubeltoon, van een loflied ter
heerlijkheid Gods. Neen, de bede, Heere
leer ons bidden, is niet enkel eene bede
uit den kinderleeftijd des geestelijken le
vens, maar voor eiken leeftijd, en niet al
leen dit, maar zij wordt steeds dringender
herhaald, naarmate het bewustzijn leven
diger wordt der geheele afhankelijkheid
der ziele van haar God. O, een gebed, dat
de Heere baar niet'geleerd heeft, dat de
H. Geest niet werkt in het hart, bevredigt
niet, maar ontrust haar, en straks wordt
het haar tot schuld, omdat het haar gees
teloosheid ontdekt. Zoo is het gebed, het
bidden haar zieleleven en zielelust- en de
openbaring van bloei of teruggang in den
wasdom en genade. Hoe gaat het hart van
Gods behoeftig volk nit naar het teedere,
vertrouwelijke, kinderlijke gebedsleven
Hoe schreit de ziel onder het gevoel van
dorheid en gemis De geest der genade en
der gebeden worde steeds begeerd. Dan zal
het zijn, mijn toevlucht is in God, en het
wachten in stilheid zal het zekerste bewijs
zijn dat de H. Geest in u bidt met onuit
sprekelijke verzuchtingen.
Ambstdragers.
Menigeen ziet in de opzieners en ouder
lingen, nooit den ouderling. Men ziet in hen,
vriend die, of mynheer die. Het zijn per
sonen jegens wie men gunstig of ongunstig
gestemd is.
Zoo is de droevige werkelijkheid.
Droevig is dit. Is dan het besef geheel
te loor gegaan, dat deze opzieners, ambts
dragers zijn? Ziet men in hen niet meer
dienstknechten van Koning Jezus, die in
Zijnen Naam tot ons komen
Want zoo is het toch. De opzieners, de
ouderlingen, de diakenen, zijn dienstknech
ten, waardoor de Christus Zijne gemeente
bearbeidt. Zij zijn instrumenten in Jezus'
hand. Achter hen staat de Koning. Zij
komen tot u in naam des Konings.
Dit moet weder bedacht worden. Houdt
dat ook goed voor oogen. Wanneer de Die
naar des Woords het Woord bedient. Dan
zult gij verstaan, dat door dien dienst de
Christus zelve u toespreekt. Van Christus
wege komen zij tot u, ja zegt de heilige
apostel, alsof God door ons bade, laat u
met God verzoenen.
Wanneer dat besef weêrkomt, zal er vas
tigheid komen in de gemeente, en zullen
allerlei droevige toestanden wijken.
Ziet daarom toch in den leeraar, in cle
leden van de Kerkeraad ambtsdragers, die
naren van den Koning bij u. S.
H. Overijsselsche Kerkbode.
Heidelb. Catechismus en het Kort Begrip.
Wat den Heidelb. Catech. in ons vader
land zoo spoedig ingang verschafte, en hem
tot onbetwiste heerschappij bracht, was
i de spoedige vertaling, die Datheen er reeds
in 1566 van gaf, en die, achter zijn psalm-
berijming gevoegd, hem in korten tijd ïu