ALLERLEI.
zou genoemd worden. Opdat hij aan deze
roeping zou kunnen voldoen, had de Heere
hem doen zalven en hem met koninklijke
gaven en bekwaamheden versierd.
Doch Saul versmaadde deze roeping. Hij
kende den Heere niet. Hij geloofde niet
in Hem. Hij gevoelde zich niet door Hem,
maar door het volk geroepen. Hij begeerde
niet te toonen, dat Jehova koning is, maar
hij wenschte zelf koning te zijn.
Door menschenioijsheid met verwerping
van de wijsheid Gods, die hem dwaasheid
scheen, en door menschenlcracht met ver
smading van 's Heeren sterkte, die hij
zwakheid achtte, trachtte hij zich staande
te houden en zijn heerschappij te bevesti
gen. Ook moest hiertoe zijn eigenwillige
godsdienst hem dienen, die hem vele offers
•deed brengen terzelfder tijd, dat hij 's Hee
ren Woord verwierp en gehoorzaamheid
weigerde aan zijn bevelen.
Toch had deze Saul's wijsheid en eigen
willige vroomheid deerlijk gefaald hij was
met het steunen op zijn. volk en leger, op
de oudsten en aanzienlijken en helden bit
ter teleurgesteld uitgekomen.
Immers de Filistijnen vertraden en plun
derden 's Heeren erfdeel, zij hielden met
ijzeren vuist het volk tenonder. In het hart
des lands lagen hunne bezettingen en de
verdervers gingen gedurig uit. Sauls volk
was wapenloos en weêrloos, er was zells
geen smid onder hen overgelaten. Zijn leger
was vol vreeze gevlucht, slechts een klein
hoopje ongewapenden was bij hem en bij
Jonathan. Vernedering en diepe beschaming
was zijn deel.
De heerlijkheid van zijn kroon en de macht
van zijn scepter was geroofd en gebroken
door den Filstijn.
Zoo heerschte de onbesnedene in plaats
van den gezalfde des Heeren over het volk,
dat Hij zich tot een erfdeel verkoren had.
Had Saul nog in schijn en buiten de
zaken van het koningschap den Heere er
kend en gediend, de Filistijn heerschte met
openlijke verwerping van Jehova. Zijn
heerschappij steunde op den dienst en de
verheerlijking der afgoden.
Zoo scheen dus het pleit beslecht en
scheen het alsof het rijk der duisternis
getriumfeerd had over het koninkrijk Gods.
Zoo scheen het.
En voorzoover het aan 'Gods volk en
leger en koning hing, dan was 's Heeren
zaak een verloren zaak, dan had de we
reldmacht overwonnen.
Doch de Heere wilde zich wel van zijn
volk en koning bedienenom zijn macht en
recht en heerschappij ook op aarde te
openbaren, maar Hij heeft zijn zaak niet
aan menschen overgegeven.
Hij had zich ook nog een eenigen ove
rig behouden, door wien Hij zijn heer
schappij zou handhaven, zijn volk zou
verlossen en al zijn wederpartyders zou
beschamen.
Verblijdende teekenen
Er zijn broeders, die voortdurend van alle
kanten de meest verblijdende berichten ont
vangen omtrent den stand van de zaak der
vereeniging tusschen Nederduitsche Gere
formeerden en Christelijk Gereformeerden.
Welke die verblijdende zaken al zoo zijn,
zeggen zij niet duidelijk, doch het zullen
wel verbijdende dingen zijn, af te gaan op
hun juichtoon,
Wij voor ons zijn helaas zoo gelukkig
niet.
Wat wij in deze zaak tot nog toe verna
men, schijnt ons weinig verblijdend.
Het beroepen van afgescheiden predikan
ten in doleerende kerken terwijl, voor zoo
ver ons bekend, niet een gemeente van af
gescheidenen een dienaar uit een doleerende
kerk beriep, is toch zeker niet zoo'n ver
blijdend feit, te minder als men er op let,
dat die beroepingen meest mislukken, omdat
de Christelijk Gereform. dienaren de be
kende vragen niet kunnen beantwoorden
in den gewenschten zin.
Dat ééne onzer kerken bij een dergelijk
beroep eenvoudig die vragen dan ook maar
weg liet, is zeker nog bedroevender.
Is het zoo verblijdend, dat kerkeraden
dienaren laten voorgaan in de bediening
des Woords, over welke zij gansch geen
zeggenschap hebben en van wie zij toch
weten, dat zij in sommige ingrijpende pun
ten verschillen
Wij zien dit in deze dagen, dat vele
kerken al best voldaan zijn, als zij eene
naar hunne meening goede predikatie kun
nen hooren. Wij zien, hoe gemakkelijk het
in menige kerk gaan zal, om haar in den
weg der afscheiding te leiden.
Wij vernemen, dat men elders reeds zeer
voldaan zal zijn, zoo het komt tot een
vereeniging als in 1869 tusschen de ge
meenten der afgescheidenen en de kruis
gemeenten tot stand kwam.
Elders wederom stelt men in vollen ernst
voor, om broeders, van wie bekend is,
dat zij uit volle overtuiging den weg der
afscheiding bewandelen, tot ouderling in
onze kerk te benoemen.
Wat is nu in deze dingen het verblij
dende
Wij zien hierin wel veel, dat bedroevend
is en met zorg voor de toekomst vervult.
En of men nu al roept en vermaant,
om voorzichtig te zijn en toch de beslui
ten der meerdere vergaderingen niet voor
uit te loopen, dat baat weinig. Men heeft
die wateren opening gegeven en zij ver
volgen hun loop.
Dat over en weder laten optreden van
dienaren uit kerken, met welke men geen
verband heeft, dat saam organiseeren van
kerkelijke samenkomsten van twee kerken,
die nog veel te regelen hebben, eer zy
met ter daad saamgekomen zijn, dat zal
naar onze meening alleen tengevolge heb
ben, dat het lastige en bindende antece
denten zullen blijken als het er op aan
komt, om de acte van combinatie of sa
mensmelting op te stellen. En moet die
combinatie of samensmelting geschieden
naar de lijnen van de te 's-Hage en te
Leeuwarden genomen besluiten, dan zal
zij blijken uiterst belemmerend te wezen,
zoo niet erger, niet voor de broeders, die
nieuwe kerkformatie voorstaan, maar voor
hen, die de oude gereformeerde kerken be-
geeren te reformeeren.
Men zal zeggen, er blijkt uit dit alles,
dat er van weerszijden toenadering, ver
broedering is en al wordt er nu in de
eerste opwelling hier en daar een verkeer
de stap gedaan, die verbroedering is dan
toch verblijdend. Voorzeker.
Gescheiden broederen kunnen weder tot
elkander naderen, wat het hart aangaat.
Zoodat zij elkander weer in liefde ge
denken en zoeken en toespreken en betoo-
nen, dat de innerlijke verwijdering ophield
te bestaan. Dit moet dan ook in 't zienlijke
zich openbaren.Hart en daden moeten dan op
elkander passen. Doch nu kan die uiterlijke
toenadering niet geschieden met prijsgeving
of in gevaarstelling van de zaak, die
scheiding maakte, zoo deze zaak niet de
onze is.
Nu zijn er, die meenen, dat die toena
dering te zien is, die meenen, dat het voor
genomen huwelijk (om nu maar dit beeld,
dat thans in den smaak valt, te gebruiken)
uit liefdedrang, wordt aangegaan. Er zijn
er echter ook, die deze meening niet deelen.
Al is het nu, dat de eerste meening de
juiste is, dan komt ons toch met 't oog
op 't bovengezegde voor, dat men bezig is,
de zaak der reformatie aan ernstig gevaar
bloot te stellen.
Is dit zoo verblijdend Is die prijs niet
te duur?
Ons dunkt, dat in de gegeven omstan
digheden, daar de zaak nu haar loop moet
volgen, zeer gewenscht en noodzakelijk is,
dat zoo spoedig mogelijk de Synode der
Christelijk Geref. Kerk en de Voorloopige
Synode der Nederduitsche Geref. Kerken
saamkomen, om tot definitieve regeling
der zaak te geraken, opdat wij zoo spoedig
mogelijk uit dezen voorloopigen toestand
uitkomen. Moge dan het saamwonen zoo
danig geregeld worden, dat zij, die boven
al wenschen, dat het werk der reformatie
onbelemmerd voortgang hebbe, in die saam
woning kunnen deelen.
Laten onze kerkeraden tot zoolang toch
wachten met allerlei kerkelijke handelingen
en saamkomsten saam te doen en te hou
den, laat men zich onthouden van beroeping
van dienaren uit eene andere kerk en van
alles,wat de komende Synoden voor lastige
en belemmerende antecedenten kan stellen.
Is er dan in der daad zooveel liefdedrang,
dan kan dat nog wel op allerlei andere
wijze duidelijk worden betoond.
Wij schrijven dit niet, omdat wij tegen
hereeniging zijn; die ons kennen, weten
wel beterwij bedoelen ook niet eene ver
eeniging tegen te werken, die mogelijk
tot hereeniging kan leiden; neen, wij wen
schen juist de hereeniging aller gerefor
meerden. Daarom dit ons woord.
Serooskerke.
De kerkeraden der Ned. Geref. Kerk en
der Chr. Ger. Kerk te Serooskerke hebben
besloten, dezen winter bij lichte maan te
saam bijbellezingen te doen houden.
De eene maal zal ds. De Jager voor
gaan in het gebouw der Ned. Ger. Kerk,
de andere maal ds. Wolf in het gebouw
der Chr. Geref. Kerk.
Woensdag 18 Nov. werd de eerste bij
bellezing gehouden door Ds. Wolf.
Van weerskanten was de gemeente goed
opgekomen.
De plaatsen leverden geen bezwaar op,