Door Br. J. J. Dockheer ontvangen voor de plaats NN. f 15,NN. f 5,N. N. f5,—, NN. f2,50. Bezorgd bij Br. C. Verhage van NN. f 2. J. J. Dockheeb. In dank ontvangen door den boekh. der Diaconie voor de school te Velzen gevon den in de collecte Zondag 1 November f 1; in de collecte Woensdag 4 Nov. van A. J. O. 50 cent, en bij Mei. Jonk bezorgd van N. N. fl. J. A. v. Neder veen. Diaconaal -Hulpbetoon. Met hartelijken dank vermelden wij dat door diakenen Zondag 1 Nov. in de collecte gevonden is f 1 voor Diaconaal-Hulpbetoon en bij Mej. Jonk bezorgd van N. N. f5; van Mej. H. t 2,50. In dank ontvangen voor de Zending bij Mej.. Jonk van N. N. fl. A. Krijger. »'S HEEREN LOa\ Met vriendelijken dank ontvangen van brs. diakenen der chr. geref. kerk uit Vlis- singen, gevonden in de collecte f 0,50 van C. S. f 0,50 collecte, gehouden in de geref. gemeente te Aagtekerke f 15 uit het busje van den jongeheer Wolf f 89£ uit het busje van br. Holthuijzen, koster der Noor- derkerk, f 15,65L Den gevers en geefsters hartelijk dank en niet minder den verzamelaar, die zich be- langeloos de moeite heeft getroost om ge regeld het busje aan te bieden. K. le Colntre, Ccrresp. Israël, des Heeren afgezonderde erfdeel. t> Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderduit alle volken der aarde 1 Koningen 8 53a. III. Alleen als het volk des Heeren, het ware, geestelijke Israël, zóo den Heere afgezon derd is èn leeft, kan het tot een zegen zijn voor de maatschappij, voor het vaderland, voor de volkeren der wereld. Zóó alleen zal het hei zout der aarde, het licht dei- wereld wezen. Zóo alleen kan het de stad boven op een berg liggende" zijn, waar heen de bekommerde en benauwde en ver- legene vluchten kan en zal, met goede hope van bevrijding en uitredding en van rust te zullen vinden voor het moegejaagde en overal elders bedrogen harte, dat niet zal kunnen rusten, voor het God heeft gevonden. Zoodra dan ook het volk des Heeren dit afgezonderd zijn opgeeft en zich vermengt met de kinderen der wereld, dat wil zeggen, zoodra zij, die geestelijk behoorente zijn en naar den geestelijken regel Gods behooren te leven en te handelen, gelijk boven is omschreven, naar het vleesch gaan leven, .zich naar de vleeschelijk gezinden gaan schikken, den regel des vleesches gaan vol gen, dus twee heeren willen gaan dienen, dan loopt dit met ter daad uit op een ver laten des Heeren, op een loslaten van zijn regel, en daarmede zijn zij onmiddellijk hun zegen voor zich zelf en voor anderen kwijt; terstond houden zij op het zout en het licht te wezen, zij zijn dan niet meer »de stad, op een berg liggende". Deze roeping nu, om den Heere afge zonderd te zijn en te leven, is zeer zwaar. Zóo zwaar, dat zij voor het vleesch onmo gelijk is te volbrengen dat alleen de gees telijke, de uit den Geest geborene, haar kan opnemen en volvoeren. Ook voor den wedergeborene, die tot be keering kwam, is deze roeping uiterst zwaar en moeilijk te volbrengen. Immers het is zoo, dat in hem wel een nieuw leven, eene nieuwe natuur, nieuwe eigenschappen zijn ingebracht, doch dat zijn oude natuur, dat het vleesch in hem nog lang niet heeft opgehouden te bestaan en te werken. Naar zijn vleesch en naar zijn natuur behoort hij nog tot de wereld, tot het menschelijk geslacht, is hij door allerlei band en betrekking daarmede verbonden en ineengestrengeld. Dat den Heere afgezonderd zijn en leven, zooals wij het de vorige week saam be schouwden, brengt mede, dat banden des bloeds moeten gebroken worden. Het »volg mij" kan oorzaak zijn, dat vader en moe der, vrouw en kind, huis en akker, dat alles moet verlaten worden om zijns naams wille. Abraham moest scheiden ran zijn vader huis en vrienden en van zijn land en ten laatste zelfs van Lot, om den Heere te kunnen volgen. En nu was niet dat schei den maar dat volgen „godsdienst", doch om God te kunnen dienen in dat volgen, was dat scheiden noodzakelijk. Dat met den Heere leven, dat Hem alleen aanhangen, dat zich door zijn Woord alleen laten binden, dat brengt mede, dat allerlei lusten en neigingen moeten gekruisigd worden, dat gebroken moet met alle eigen wijsheid ja dat kan oorzaak worden dat het rechteroog moet uitgetrokken, dat de rechterhand moet gekapt, dat dus het meest onmisbare, het meest beminde, het meest versierende moet worden prijsgegeven, om in den weg des Heeren te kunnen gaan, om het Woord des Heeren te kun nen volbrengen. Wij zien het in het vleesclielijke, het zienlijke Israël, hoe zwaar een taak en roe ping het is, om den Heere een afgezonderd erfdeel te zijn. Koning Josafat geeft ons te aanschouwen, hoeveel bezwaren en gevaren daaraan ver bonden zijn. Petrus is ons ten voorbeeld, dat het den discipel, hoe gewillig de geest ook zij, toch uit zich zelf onmogelijk is, door de zwak heid des vleesches. Hierbij komt dan nog, dat de wereld dit „den Heere afgezonderd zijn", dit „den Heere leven" niet deelt. Neen zij veroordeelt dat. Zij acht dat een hoogst af te keuren, ja een strafbaar bestaan en doen. De Joodsche Raad te Jeruzalem wil, dat de apostelen en discipelen des Heeren zullen leven naar de uitlegging, die hij van Gods wet tn getuigenis geeftdat is dus naar zijn bevelen en inzettingen hij wil, dat zij hem meer zullen hooren dan God. En als nu de apostelen zich alleen laten binden door Gods Woord, als zij nu de overheid willen eeren, alleen als Gods dienaresse, en haar willen gehoorzamen, alleen voor zooverre zij blijkens het Woord als Gods dienaresse spreekt en optreedt, dan is dit voor het sanhedrin rebellie, schrikkelijke opstand, hoogst schuldige scheurmakerij dan ver klaart het, dat deze mannen tempelverwoes- ters en staatsgevaarlijk zijn, ja dan wordt geoordeeld, dat zij uit hun volk moeten uitgeroeid, en dan vindt de meening ingang, dat men God en al het volk een dienst zal doen, zoo men die aanhangers en volgers van Jezus den Nazarener uitroeit. Daar kan in het Babel dezer wereld voor de kinderen dezer eeuw geen zwaarder aan klacht tegen het volk des Heeren worden ingebracht, dan dat het mannen zijn, die op den koning Nebucadnezar, noch op zijn wetten, noch op zijn beeld acht geven mannen, die het wagen hun God te dienen en naar Hem alleen te hooren. Die misdaad is zóó groot, zoo alle andere misdaad te boven gaande, dat hij alleen met de zwaarste straffen kan gestraft wor den voor die mannen moet de oven zeven maal heeter gestookt worden, al zouden dan ook de koninklijke stokers door den gloed gedood worden. Zoo was het te Jeruzalem en te Babel, zoo was het toen en zoo is het nog heden ten dage. Dat volk4 dat den Heere leeft, dat door zijn Woord zich laat leiden, dat wordt, zoo het niet bukken wil voor de afgoden dezer eeuw, die ongeloof en revolutie in staat en kerk hebben opgericht, ten slotte door geen wet meer beschermd, tegenover hen wordt in 't eind geen recht meer ont zien. Eerst wordt list te baat genomen, om hen te verstrikken, zoo bij manier van dien ouden profeet uit 1 Koningen 13. En als dat niet baat, dan wordt de verleiding te baat genomen, dan doet Delila ofBathseba dienst, of dan wordt de hoogmoed oorzaak eener volkstelling of van het toonen van het schathuis. En als ook hierdoor het volk niet kan afgetrokken van zijn God, dan komt de dreiging en zoo ook hierop de door God en zijn Woord gebondene slechts antwoorden kan met dat »men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen", nu dan komt ten slotte het geweld. Dan opent zich de kerker, dan wordt er gebannen uit tempel en vader land, dan doet het zwaard der overheid moordenaarswerk, zoo als in Handelingen 12 te lezen staat. Dit kan niet anders, want het spreken en leven van Gods volk veroordeelt de wereld, gelijk Noach's ark de wereld ge oordeeld heeft. Dit kan niet anders, want des Heeren volk eischt in 's Heeren naam niet alleen den hemel, maar ook de aarde en hare volheid voor Hem en voor zijn dienst op. ALLERLEI. De acta onzer Voorloopige Synode. Wij danken het aan de buitengewone inspanning, waarmede Ds. Feringa heeft gewerkt, dat wij nu reeds de acta der derde voorloopige synode, in September 11. ge houden, voor ons hebben. Het boek ziet er degelijk en flink uit en

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1891 | | pagina 2