ALLEKLEI.
aan dezelve wordt voldaan.
Midden in het menschelijk geslacht, te
midden van liet volle leven, te midden van
het huisgezin, van het burgerlijk en na
tionale leven wil de Heere, dat zijn volk
wonen zal, met Hem zal wonen en leven.
Zij zullen daar leven en arbeiden naar
een andere wet dan de kinderen der wereld.
Zij zullen daar leven en arbeiden, maar
niet naar de wet des zondigen vleesches,
niet naar het willen en dunken en spre
ken van het zich tegen en boven God
stellende schepsel, al was dat schepsel dan
ook met regeer- of rechtsmacht bekleed,
maar alleen naar het in Wet en Getuige
nis geopenbaarde willen en dunken en
spreken van dien God, die hen verkoren
heeft.
Zij zullen zich niet onttrekken noch aan
het huis van Simon den farizeër, noch aan
dat van Zacheus den tollenaar, noch aan
dat van Cornelius den hoofdman, noch aan
het Bethesda der ellende, noch aan de
schare in den voorhof, noch aan het brood
eten met hoeren en tollenaren, noch aan
de aanraking der vrouwen in Simons huis
noch aan het gezelschap der melaatschen,
noch aan het gevaarlijk verkeer met den
gewonde bij den weg, maar in dit alles
zullen zij afgezonderd zijn daardoordat zij
zich in woord en daad blijkbaar laten bestu
ren door een andere machten denken en
spreken en handelen naar een anderen regel
dan de kinderen dezer eeuw.
Zij zullen in dit alles verkeeren als
menschen van een andere geboorte als zul
ten, die qit water en Geest wedergeboren
zijn, als degenen die veranderd zijn door
de vernieuwing huns gemoeds.
Zij zullen in dit alles verkeeren en ar
beiden als menschen, die een ander doel
hebben dan de kinderen der duisternis, dan
de onderdanen van den vorst dezer eeuw. Het
moet blijken, dat zij de eere Gods bedoe
len, dat zij bedoelen de volbrenging van
zijn wil hier op aarde gelijk in den hemel,
dat zij bedoelen de komst van zijn koning
rijk.
Zij zullen in dit alles zijn, ja als die in
andere taal spreken, maar omdat hun rede
met zout besprengd, door het Woord Gods
getuchtigd, door het gebed geheiligd moet
zijn.
Zóó en niet anders zullen zij naar den
eisch des Heeren met Hem leven, met Hem
afgezonderd zijn en indien dan daardoor
als gevolg daarvan, als een gevolg dat zij
niet gezocht hebben, ja dat zij om vele
goede redenen zoo lang mogelijk tegen ge
houden hebben, er klove op klove en breuke
op breuke komt tusschen hen en de andere
volken, tusschen hen,die God vreezen en die
Hem niet vreezen, dan is dat een scheiding,
dan is dat een alleen wonen, een afgezon
derd zijn, dat zij dragen, dat zij helaas
niet kunnen voorkomendan is daarin
voor hen volstrekt geen godsdienst, dan
betreuren zij dat, om derwille van hen, die
door zich te onttrekken aan 's Heeren wet
en dienst, hen alleen doen staan, en niet
minder om Gods wille treuren zij over de
menigte, die zich onttrekt, omdat de Heere
recht heeft op aller dienst en eere en aan
bidding.
Onze scholen (3).
Er bestaan dus voor ons als huisvaders
als kerkledenals Nederlanders goede rede
nen, om van de scholen met den Bijbel te
spreken als van onze scholen.
Dat wij daarbij nu niet alleen aan onze
lagere scholen denken, maar ook aan de
scholen voor hooger onderwijs, ja aan deze
laatste in de eerste plaats, dat spreekt
wel van zelf.
Zeker, het lager onderwijs is van groot
belang. Zoo dit goed is, naar den regel
van Gods Woord ingericht, dan zullen
daarvan voor huisgezin,kerk en maatschappij,
zeer gewenschte vruchten worden gezien.
Maar toch moet niet vergeten, dat die
hoofdzakelijk praktische vorming, welke
aan deze scholen het kind wordt gegeven,
dat die mate van ontwikkeling, waarvoor
de meerderheid vatbaar is als de nood het
eischtook wel te huis en straks op de
werkplaats kan worden verkregen.
Men heeft de waarde van het lager on
derwijs, ook onder Christenen overschat,
en vooral de geloovigen hebben het hooger
onderwijs helaas, maar al te lang veel te
laag geschat en veronachtzaamd.
Het deel onzes volks, waarvoor de lagere
school bestemd is, dat heeft over 't geheel
niet de roeping, om in kerk en vaderland
de zaken te leiden, dat wordt niet tot
regeeren geroepen, dat heeft niet direct
de taak, om de nationale ontwikkeling
verder te brengen, dat is voor onze volks
toekomst wel een zeer belangrijke factor,
maar die toekomst wordt niet door hen
bepaald.
De roeping, de taak van dit deel des
volks bepaalt ook de waarde van de lagere
school, welke het mede voor die roeping
moet helpen bekwamen.
In die school komt 't vooral aan op
schrijven, rekenen en lezen. Zij moet
't kind goed thuis brengen in het meest
den Nederlander,den persoon en het karakter
vormende deel der vaderlandsche en kerk
geschiedenis, zij moet arbeiden dat 'tkind
flink thuis zij in de bijbelsche geschiedenis.
Zij moet 't kind gewenne aan orde en
tucht en het diepen eerbied voor het recht
en het van God verleende gezag inprenten.
Zoo helpt die school den huisvader zijn
kind vormen tot een goed kerklid, tot een
goed burger, tot een nuttig en bruikbaar
lid der maatschappij.
Daarmede is het doel der lagere school
bereikt.
Het belang van het hooger onderwijs,
het onderwijs gegeven aan gymnasium eu
hoogeschool, reikt echter veel verder, be
hoort veel zwaarder te wegen.
Het is een zeer te betreuren fout, dat
dit door hen die den Heere vreezen, de
uitzonderingen daargelaten, niet reeds voor
50 jaren geleden is ingezien.
Hadden wij toen reeds onze vrije uni
versiteit en onze gereformeerde gymnasiums
gehad, desnoods in plaats van eenige
lagere scholen welke hoogst gewichtige,
zeer gewenschte gevolgen zouden wij daar
van nu voor land en kerk en school ge
nieten. Hoe geheel anders zou 't niet
alleen in onze kringen, maar in Nederland
zijn.
Er zou dan van doleantie hoogst waar
schijnlijk geen sprake wezen. Eon Chris
telijk ministerie zou dan mogelijk zijn. In
de raadzalen van dorp en stad, van gewest
en vaderland, zou dan niet zoo driest en
onbeschaamd met God en zijn Woord ge
broken worden. Er zou raad zijn tegen
onze sociale wanverhoudingen en ellenden.
En ook onze lagere scholen zouden nog
beter dan thans voorzien zijn van personeel,
van leermiddelen, van leerplan en leer
methode.
Dat deel van ons volk, dat tot regeeren
en leiden in kerk en staat geroepen is,
dat den meesten en verstreikenden invloed
uitoefent op heel ons volk, op onze volks
ontwikkeling, op onze volkstoekomst, op
den publieken levenstoon en de levensrichting
van ons volk, dat juist moet even als de
geesten, die voor de hoogste ontwikkeling
vatbaar zijn, aan de gymnasia en hooge-
scholen gevormd worden.
Van deze scholen komen onze ministers
en staatsmannen, onze rechters en advo
caten en burgemeesters, onze dokters en
predikanten en letterkundigen.
Die scholen oefenen dus een onbereken-
baren invloed uit op ons volk en volks
leven.
Omdat die scholen vooral zoo tegen God
en zijn dienst zijn, zoo geheel ingericht
zijn naar den regel des ongeloofs, en zoo
fel gekeerd zijn tegen de schriftuurlijke
levens- en wereldbeschouwing, omdat zij
van Christelijke orde en tucht niet weten
willen en met het goddelijk recht en ge
zag niet rekenen, daarom ziet het er thans
met het beste deel van ons volk zoo treu
rig uit, daarom is de publieke levenstoon
en richting van ons volk zoo diep bedroe
vend voor die God vreezen en die het
welzijn huns volks zoeken naar Gods Woord,
dientengevolge moet thans de gerefor
meerde kerk, die als kerk haar plaats in
Nederland begeert, doleeren en mede daar
door is 't, dat een ministerie, dat nog maar
zwak voor de eere en het recht van den
Christus opkwam, het op zijn zetels niet
houden kon.
Waarlijk, als wij van onze scholen spre-
keD, mag wel allereerst en meest gedacht
aan onze Vrije Universiteit en aan onze
beide gereformeerde gymnasia.
ATTESTATIES.
Van tijd tot tijd gebeurt het nog, dat
leden eener Nederd. Geref. Kerk, die van
de plaats hunner inwoning vertrekken, geen
attestatie of getuigenis huns wandels aan
vragen bij hun Kerkeraad naar de Kerk ter
plaatse, waar zij voortaan zullen wonen.
Niet uit moedwil geschiedt dit, maar bijna
altijd uit onkunde.
Velen leven toch in de meening, dat de
Kerkeraad, hoorende van hun vertrek, on
gevraagd de attestatie wel op zal zenden
aan den Kerkeraad der Ned. Geref. Kerk
in hunne nieuwe woonplaats, en dat laatst
genoemde Kerkeraad hen dan eenvoudig als
lid zijner Kerk moet inschrijven.
Nu is dit echter eene geheel verkeerde
voorstelling.
Geen Kerkeraad toch heeft het recht om,
wanneer iemand door zijne woonplaats te