ALLEKLfil. behouder. Nu kan hij rustig en in vrede te Jeru zalem wonen in des konings paleis en zich verblijden in het aanschouwen van des konings gunstrijk aangezicht. Wat dunkt u Lezer, hebben wij in dezen om des verbondswille behouden Mefiboseth, niet een treffende afbeelding en onderwy- zing omtrent de oorzaken en den weg der behoudenis van al het volk des Heeren. Doet niet de Heere met zijn arm en ver nederd en verachtelijk en ellendig volk van den aanvang tot het einde gelijk als David met Mefiboseth deed. Heeft Hij niet in zyn souvereine liefde en gunst hen willen kennen en verkiezen en daarom een verbond des vredes en des levens met Abraham en zyn zaad gemaakt. Worden zij niet behouden omdat Hy eeuwig zijns verbonds en zijns eeds gedenkt en omdat Hy trouwe houdt aan zijn voor nemen en aan het Woord, dat uit zijn mond is uitgegaan. O, zij worden niet meer gerekend onder hun hoofd Adam, maar Hy rekent hen in Christus Jezus, ziet hen aan in Hem, be kleedt hen met zyn gerechtigheid, versiert hen metTzijn sieraad en heeft hen lief in zyn beminnelijke gedaante. Gedachtig zijnde aan zyn verbond, vraagt en zoekt Hij naar hen en roept en trekt Hij hen tot zich en doet hen door zijn Woord leven, stelt hen in den staat der recht vaardigen, maakt hen erfgenamen van een koningrijk, doet hen vrucht vinden, doet hen leven uit zyn goederen, verblijdt hen met zijne tegenwoordigheid, behoudt hen van den toekomenden toorn. O mochten wij meer op dat verbond zien, met dat verbond rekenen, daarop onze plei tingen voor zijn aangezicht nederwerpen. In dat verbond ligt alles besloten, wat der Kerken en haar leden noodig is in leven en sterven. Hij zelf bevestigt het gedurig van kind tot kind, zoo menigmaal naar zyn bevel aan de geboren bondgenooten in den H. Doop deze heilige verbintenis beteekend en verze geld wordt. Allen, die om des verbondswille gered zyn, zullen ook behouden worden. Zij zullen in eeuwige rust en vrede aan zitten in Zion aan des Konings disch. Zij zullen zijn aangezicht zien en zich verheugen met onuitsprekelijke blijdschap. Lezer, het verbond der genade is ook aan u bezegeld, zijt gij ook gered Heeft de Heere u ook gezocht Hoort gij u ook in dit woord van Hem roepen Wordt gij van Hem getrokken O moge Mefiboseth u doen zien, wat Hij, die zooveel meerder is dan David, aan u kan en wil en zal doen. Onze scholen. (1.) In de laatste jaren heeft vooral onder gereformeerden de zaak der kerk voor een zeer groot deel hart en hoofd, tijd en beurs in beslag genomen. Dit is geen wonder, want de hoogste, zoowel tijdelijke als eeuwige, belangen zyn daarbij betrokken. Toch dienen wij niet te vergeten, dat er ook nog andere zaken en belangen zyn, die met niet minder recht en drang plaats in hart en hoofd en een deel van tijd en geld vragen. Zaken en belangen, die niet los naast de kerkelijke zaak staan, maar die alzoo meer en minder nauw met haar verbonden zijn, dat hunne bevordering beslist nood zakelijk is ter bevordering van de zaak der kerk. Wij hebben dus ook te denken, te ar beiden, te bidden voor onze scholen, voor de zending, voor de sociale belangen en vraagstukken, voor de zaken van het va derland. Ja maar, zegt deze en gene, niet alles te gelijk. Dat kan toch niet. Dat geeft versnippering van tijd en kracht en zoo komt er niets tot stand. Dat is zoo. Maar zonder alles te gelijk te doen, kan men het eene doenzonder nu juist het andere te laten. Ook is het zoo, dat men het eene (bijv. de zaak der kerk) niet goed kan doen, als men het andere (bijv. de zaken van school en zending) nalaat. Daarbij school, zending, maatschappy, staat, zy zijn er nu eenmaal ook. Gij hebt er mede te maken. Gy moet elk oogenblik beslissen, of ook gij daarin het koninkrijk Gods of het rijk der duisternis, zoo niet met hart en mond, dan toch met ter daad zult huldigen of gedoogen. En wat alles afdoet, God de Heere gaf nu eenmaal aan ieder onzer en aan elk huisvader in 't bijzonder een taak en roe ping voor huis en kerk en school en maat schappij en vaderland. Die roeping, die taak moet volbracht. Zich daaraan te onttrekken is ongehoor zaamheid, is verzet tegen den Heere. Dat komt niet voort uit een hart, dat Hem liefheeft. Dat is geen vrucht der dank baarheid. De Heere zal dat onttrekken niet ongestraft laten. De zaak, die na de kerk ons wel meest ter harte gaan mag, is die der scholen, onzer scholen. Kerk en school, hoezeer ook van elkan der onderscheidenstaan met elkander in nauw verband. De kerk heeft bij de school groot be lang. Een krachtige, bloeiende kerk is onbestaanbaar in een plaats of in een land, waar men de school verwaarloost of waar zij in strijd is en arbeidt met de kerk. Het is dus in de kerkbode wel op zijn plaats eens een woord over onze scholen met elkander te wisselen. Het gebed der ouderlingen vóór de bediening des Woords. Sedert de jongste reformatie is het schier overal in onze kerken in gebruik gekomen, om eerst den leeraar te laten samenkomen met de opzieners en diakenen of met eene commissie uit deze in de consistorie (of kerkeraads)kamer, om te zamen het aan gezicht des Heeren te zoeken. Dit is een zeer goede zede. Hierbij dient echter op ééne zaak gelet Het is niet de bedoeling, dat nu een der ouderlingen een groot, allerlei zaken bevat tend gebed doe, zoo ongeveer als het z. g. »groote gebed", dat straks de leeraar zal uitspreken in den dienst der gebeden voor de gemeenteneen dit is de bedoeling ganschelijk niet; doch hiertoe strekt dit gebed: liet is de kerkeraad die het Woord laat bedienen en nu gevoelt de kerkeraad iets van het zware van die taak eu van de ontzachlijke verantwoordelijkheid van den leeraarDat weegt den kerkeraad met den dienaar op het harte en nu roe pen ze samen den Naam des Heeren aan om de ondersteuning, om de leiding, om de bestiering, om de hulpe van den Hei ligen Geest, opdat Gods kracht in des leeraars zwakheid worde volbracht en het hem ge geven worde, zóo te spreken, dat de mea ning des Geestes wordt vertolkt, de ge meente waarlijk gesticht, het Woord Gods juist bediend en in dit alles deEere Gods gevorderd ziet, dit is het uit der aard zeer korte maar hartelijk diepgevoeld gebed des ouderlings voor den bedienaar des Woords in het heilig oogenblik als hij gereed staat den sleutel des Woords op te nemen in den Naam des Heeren. (Fr. Kb.) W. Door den Kerkeraad der Ned. Geref. (Herv.) Kerk te Serooskerke is aan de leden van het Nederl. Herv. Kerkgenootschap aldaar, het volgende schrijven verzonden Aan de leden van het Nederlandsch Her vormd Kerkgenootschap ie Serooskerke De werken des Heeren zijn groot. (Ps. 111 2.) Dit woord uit den Psalm vervult ons het hart waar wij mogen zien, dat dever- eeniging tusschenChristelij kGereformeerden en Nederduitsch Gereformeerden in beginsel is getroffen. Hoeveel is over deze vereeniging ge sproken en geschreven. Hoe heeft zij de geesten beziggehouden. Gedurige en drin gende gebeden werden om haar voor 's Heeren aangezicht uitgestort. Maar ach, hoe dikwijls vervulde vrees het hart, dat deze vereeniging vooreerst niet komen zou. Ja, zoo we zagen op onze zonden, dan vooral was het vrees en wederom vrees, dat niet gegeven zou worden, wat toch door velen zoo ernstig werd begeerd. En toch de Heere heeft gehoord en verhoord en ondanks al wat tegenstond een heerlijk werk gewrocht. Ja ziet, terwijl wij nog slechts enkele maanden geleden niet wisten, hoe het nog eens tot vereeniging zou kunnen komen, daar heeft de Heere door een tweetal ver gaderingen te Leeuwarden en te 's Graven- hage willen toonen, dat Hij is een hoorder der gebeden en dat bij Hem wegen zijn, waar voor ons menschen geen uitzicht is. Waarlijk, des Heeren werken zijn groot. Eerst gaf Hy aan zoovele Ned. Gere formeerde Kerken en ook aan de Kerk te dezer plaatse.te ontkomen aan den strik van het Genootschap van 1816 en nu we derom brengt zyn gunst ons den zegen van straks, zij het spoedig, kerkelijk vereenigd te mogen leven met hen, die ééne belijdenis met ons hebben en éénen strijd met ons strijden. Maar juist deze zegen onzes Gods, dringt ons nu ook om tot U te komen, ook U te wijzen op de groote daden des Heeren

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1891 | | pagina 3