Om des Verbandswille behouden.
Verantwoording; van liefdegaven.
Door den boekh. van de K.Kas in dank
ontvangen gevonden in de coll. van 11
Oct. voor de plaats C. C. en S. D. f 3 en f 1.
J. J. Dockheeb.
»'S HEEREN LOO%\
Met vriendelijken dank ontvangen van brs. Di
akenen der NecL. Geref. Kerk alhiergevonden in
d.3 collecte f .25. Postwissel uit Vlissingen van
UN. t ,50. Uit het busje van Anna Schippers
f3.47 Van N.N. f2.50 3 inschrijvingen als Begun
stiger a f 1,--. Een aandeel in de geldleening van
f500.
Uit bovenstaande opgave ziet men, dat er weer
ruime stof tot dank aan den Heere is. Niet alleeu
voor ondergeteekende, maar voor elk lid der kerk.
Het zijn de lijdenden en kranken der Kerk, die
verpleegd moeten worden en waartoe een ieder
van Godswege gehouden is.
Zooals uit de mededeelingen van den Kerkeraad
van Vlissingen blijkt, zijn brs. Diakenen aldaar
gaarne bereid gaven voor 's Heeren Loo" in ont
vangst te nemen. Naar mij gebleken is zijn meer
dere kerkeraden van voornemon deze zaak ter
sprake te brengen. Dit heeft ons verblijd en wij
zouden wel wensclien dat uit elke Kerk een br.
Diaken werd gecommitteerd om de belangen van
deze stichting te behartigen. Wij twijfelen niet,
of op deze wijze zullen zij altijd wat mede te
deelen hebben, zoowel bewijzen van liefde en
belangstelling, als giften.
Het zul ons aangenaam zijn met de gekozen leden
in kennis te worden gesteld.
K. le Coietre, Correspt.
2 Samuel 9.
II.
(Slot.)
Het zou blijken, dat de gedachten des
konings gansch anders waren, dan de ge
dachten van Mefiboseth.
Hij had zich zelf beschouwd als wordende
in Sanl een natuurlijken vijaüd des konings
geacht.
Doch zoo bezag David hem niet. Hij
beschouwde hem als staande in een ver
bond des levens en des vredes reeds van
der jeugd aan.
Onbewust was Mefiboseth van der jeugd
aan reeds een bondgenoot en als zoodanig
een begenadigde geweest.
Het verbond toch tusschen David en
Jonathan goldt niet alleen die beiden,
maar ook hun zaad na hen.
Al het zaad, dat na het maken dier ver
bintenis nog geboren werd, werd dns ge
boren als bondgenoot van David, was reeds
bij de geboorte verzekerd, dat de koning
hen bp het leven en den vrede zou bewaren
en weldadigheid bij hen doen zou.
Die verbondsluiting was buiten Mefibo
seth geschied. Zij was tot stand gekomen
om redenen geheel buiten hem gelegen.
Om in dat verbond in te zijn en de be
loften daarvan te ontvangendaarvoor
behoefde hij geen enkele voorwaarde te
vervullen.
Hij was een zaad van Jonathan, en dat
was genoeg.
Hoewel hij een zaad van Saul was, zoo
werd hij nu nogtans niet in Saul gerekend
maar in Jonathan. Niet met den godde-
loozen, verworpen Saul, maar met den
rechtvaardigen, den beminden Jonathan,
werd hij gerekend.
En dit niet uit aanmerking van iets dat
in hem werd gevonden of dat hij deed,
maar dat alleen om der wille des verbonds.
Daarom werd hij dan ook niet een vij
and, maar een vriend des konings geacht
hoewel hij door geen enkel woord, noch
door een enkele daad, zich als zoodanig
had geopenbaard.
Hij lag dus in de oogen des konings
niet besloten onder den vloek Saul's, maar
deelde in den zegen dien hij aan Jonathan
had toegezegd.
Aan dit verbond, eens vrijwillig, uit liefde
met Jonathan en zijn zaad gesloten, gedenkt
nu David.
Even vrijwillig als zij indertijd was ge
sloten, even vrij willig bepaalt nu de koning
zich zelf bij deze verbintenis.
Hij houdt trouwe aan zijn verhond en
gedenkt aan zijn beloften, om die te doen.
De liefde zijns harten tot Jonathan, en
de eere van zijn koninklijken naam bewegen
hem daartoe.
Niets in Mefiboseth bewoog hem hiertoe.
Hij kende hem niet eenmaal. En als hij
hem eenmaal kent, wat is er dan in dien
lammen en onbeduidenden man, waarom de
in elk opzicht groote en koninklijke held
hem zon liefhebben en zijn liefde zou
bewijzen.
Neen, alleen zijn liefde drijft hem aan
en hij doet 't om zijns naams wille.
Hij ziet Mefiboseth aan in Jonathan, dien
beminden held. Het zien van den zoon
wekt de machtige en rijke en onverander-
lij ke liefde tot den vader weder op en uit
die liefde ontvangt nu Mefiboseth gunst
voor gunst.
Hij had naar den Koning niet omgezien,
hij had naar den gezalfde des Heeren niet
gevraagd, hij was den van God verhoogde
geen hulde komen bieden, maar David
vraagde naar hem, zocht naar hem. De
koning kwam tot hem met zijn liefde en
gunst.
Hij had hem willen kennen, en liet hem
dientengevolge nu ook roepen, en door
deze onweêrstaanbare roeping trok hij hem
tot zich.
Niet door touwen des rechts, maar door
banden van goedheid en liefde, werd hij
dus tot den koning geleid.
En dit alles alleen om der wille van
het verbond, dat hij met Jonathan en zijn
zaad gemaakt had.
Met vreeze en beving was Mefiboseth tot
David gekomen, vol bange verwachting
omtrent hetgeen de mond des konings over
hem spreken zou.
Doch hoor, de Gezalfde des Heeren spreekt
woorden die alle vreeze bannen.
Vrees niet, want ik zal zekerlijk wel
dadigheid bij u doen om uws vaders Jo
nathan's wil."
Dat woord des konings geeft hem als
het ware het leven weder, dat neemt alle
vreeze weg, dat doet een vrolijk licht op
gaan in den donkeren toestand van verla
tenheid en vernedering en vreeze, waarin
hij had geleefd. Dat woord breekt de
banden, die hem naar zijn meening omknel
den, het opent hem een deur der zoetste
hope.
Er was in 't woord des konings geen
oorzaak van verheffing, want hij deed het
niet om zijnentwil, maar om der wille van
dat hoofd waaronder hij gerekend werd,
doch er was wel oorzaak in van onuitspre
kelijke blijdschap.
Hij wordt nu door zijns heeren woord in
een nieuwen staat ingezet.
Tot nog toe leefde hij uit zich zelf in
den staat van het verworpen hoofd zijns
geslachts Saul. Leefde hij als een eerlooze,
een rechtelooze. Doch nu, door de woorden
die de koning tot hem spreekt gaat hij
over in den staat der rechtvaardigen, der
eerlijken, der aanzienlijken voor des konings
aangezicht.
Hoe de koning in Israël hem rekent, hoe
de koning over hem oordeelt, dat beslist.
En de koning rekende hem niet naar het
geen hij inderdaad was, rekende hem ook
niet in Saul, maar stelt hem voor zich
naar zijn liefdeverbond in dien staat, waarin
Jonathan voor zijn aangezicht gestaan had
en in den geest nog stond. Hij bekleedt
hem als het ware met Jonathan's sieraad
en recht en eere.
Zoo verhoogt hij hem uit de diepste
vernedering en doet hem naast prinsen en
aanzienlijken wonen en aanzitten aan zijn
disch.
Hierbij laat de koning het niet. Neen,
door Sanls val had Mefiboseth niet alleen
zijn koninklijken staat, maar ook zijn ko
ninklijke erfenis verloren en had van de
gunst eens knechts moeten leven.
Doch nn hij in zijn staat is hersteld,
nu wordt hij ook weder in zijn erfenis
ingezet. Met dit verschil, dat hem nu het
een, zoowel als het ander niet meer naar
recht, maar naar genade toekomt.
Hij bezit wederom het verloren goed,
dat het woord des konings hem om de»
verbondswille schonk.
Doch nog is de liefde des Konings niet
uitgeput.
Mefiboseth is en blijft lam. Terecht zegt
hij ook nu nog van zich zelf, dat hij maar
een doode hond is.
Hoe zal hij nu zijn koninklijk erfgoed
gewenschte vruchten doen dragen en in
dezen nieuwen staat waardiglijk leven
Ook hierin voorziet de trouwe verbonds-
heer. Hij beveelt Ziba, dat hij zorge dat het
goed zijns heeren vrucht voortbrenge. Zoo
is het dus wederom datzelfde Woord des
gezalfden des Heeren, dat zooveel hem aan
bracht, waaruit ook nu de vrucht van zijn
genadegoed voor komt. Yoorts zal hij aan
zijns heeren tafel eten en nit zijns heeren
goed en hand voortdurend leven.
Daar komt nu echter nog een bange ure
voor Mefiboseth aan.
Het is als de Heere de vierschaar over
Saul en zijn huis spant en vonnis geeft om
der wille van het kwaad, den Gibionieten
gedaan. (2 Samuel 21.)
Het oordeel, waarin ook Israël deelt, kan
niet worden afgewend, dan nadat zeven
mannelijke nakomelingen van Saul te Gibea-
Sauls, den Heere opgehangen worden,
Hoe ontkomt nu Mefiboseth aan het oordeel?
Alweder omdat hij om des verbondswille
niet onder Sanl, maar onder Jonathan ge
rekend wordt.
Hierdoor alleen wordt hij nu niet met
Saul's zaad gerekend. Hierdoor alleen wordt
hij van dit oordeel behouden door den ge
zalfde des Heeren.
De verhoogde David is zijn redder en