De ziele uwer tortelduive.
Geef ran liet wild gedierte de ziele
uwer tortelduive niet over.
Psalm 74'19.
Onder de zangers op 't gebied des gees
telijken levens bekleedt Asaf eene merkwaar
dige plaats. Wie onder Gods kinderen, die
niet instemt met zijne verzuchting 'tis mij
goed nabij God te wezen. Wie, die niet het
amen des geloofs konde uitspreken op zijn
woord: Wien heb ik nevens U in den
hemel
Maar zijn gang was niet altijd door de
vlakke velden van den voorspoed. Niet
immer kon hij hooggestemd jubelen.
God voert zijne kinderen door de diepte.
Zoo is het hier met den zanger Gods.
Hier is liet geen loflied, geen hallelujah
des geloofs neen, een klacht, die in de
diepte werd geboren.
Zoo zijn de wegen Gods.
Wie nooit in de diepte van eigen schuld
gevoerd werd, wie niet geleid werd in de
schuilhoeken van het verdorven hart, hij
verstaat de klacht der tortelduive niet.
Zij is het die hier klaagt, die overstelpt
van weedom den Heere aanloopt.
Waarom is zij bedrukt? Wat is de nood
harer ziele? Door wat last wordt zij bezwaard?
En dan moet hierop geantwoord, dat het
is de nood van Gods kerke Deze toch wordt
immer aan de levende zielen bekend gemaakt.
Neen, niet de Kaïns-taal>Ben ik mijns
broeders hoeder" niet het verachtelijke
»het is Sion maar", getuigt van geestelijk
leven. Maar juist de deernis, het medelijden
met de broeders is een duidelijke sprake van
den geestelijken staat.
Waarvan nu is de tortelduive het beeld?
Wat is hare geestelijke beteekenis
En dan moet gezegd dat zij is het beeld
van Gods kerke.
Juist dat ze een duive genoemd wordt,
geeft te kennen dat ze weerloos is en machte
loos, als een duive, voor het haar vervolgend
wild gedierte.
Ook het dierenrijk heeft eene bizondere
beteekenis in het plan Gods. Gods Woord
verkondigt ons dat in duidelijke sprake.
De twee groote af deelingen in dit rijk,
dieren die van planten leven en rooldieren,
hebben eene geestelijke beteekenis.
Het eene deel vertegenwoordigt de kerk.
Het andere, de roofdieren, de vervolgers
der kerk.
Is er nu in dezen psalm sprake van we-
derpartijders, die in de vergaderplaatsen des
Heeren hebben gebruld dan roept dat brul
len ons den Leeuw voor den geest.
Zoo wordt er van Satan gezegd, dat hij
omgaat als een brieschende leeuw.
De tortelduif is dus het beeld der kerk.
Maar niet het beeld der triompheerende kerk.
Zij is de strijdende kerk, de kerk die hier
klaagt onder het kruis der vervolging.
En 't wild gedierte, dat zijn hare vijanden,
hare doodvijanden. De duivel, de wereld en
't eigen vleesch.
Er is hier dus vervolging. De tortelduif
is er van overtuigd, dat ze vijanden heeft
vijanden in grooten getale vijanden, die als
't wild gedierte haren dood zoeken.
En alzoo nu wordt het letterlijk ervaren
door Gods arme volk.
Niet dat Gods kinderen in zoete rust hunne
dagen doorbrengen. Neen, hier is het land
der ruste niet. Hier worden ze ingewikkeld
in den strijd. Hier van den vijand bespron
gen. Hier moeten ze 't verstaan, dat de
mensch een strijd heeft op aarde.
Wat niet wordt bestreden draagt het merk
des Heeren niet. Als ge den strijd in uw
eigen harte nog niet kent, zijt ge met al uwe
vroomheid, nog een kind des doods.
Toch hoede zich een iegelijk, voor de door
en door onbijbelsche gedachte, alsof ieder,
die in onze dagen zich een voorstander van
de reformatie der kerk noemt, nu ook daar
door zou zijn ingelijfd in de keurbende
Christi.
Neen, eerst dan is het met u goed gesteld,
als door den levenden God in u de strijd is
aangebonden,de strijd tegen al wat indruischt
tegen des Heeren wet. Wie dat leerde ken
nen bij eigen ervaring, wie bekommerd werd
van wege de zonde en dies aan de gebroken
bakken geen lafenis meer vond, hij verstaat
het waarom de tortelduive klaagtgeef aan
het wild gedierte de ziele uwer tortelduive
niet over.
Er is toch gevaar van om te komen.
Of is er geen gevaar, als gij van zonde
en schuld overtuigd, door uwe vijanden
wordt besprongen V Is er geen gevaar, als
Satan zich aan u voordoet als een engel des
lichts en u tracht diets te maken, dat de
vrede onder de menschen kostelijker kleinood
is dan Gods eere Is er geen gevaar, als
gij zijne inblazingen gehoor gevend, wilt
samenbinden wat God de Heere heeft ge
scheiden
O, als de wateren der zonden wassen
als al uwe deugden een wegwerpelijk kleed
worden bevondenals ge daar neerligt
overdekt met schaamte en schandeals de
afgrond roept tot den afgrond als ge moet
klagenzal dan de Heere in eeuwigheid
verstooten O, dan juicht Satan, dan viert
by reeds zijne triomfen over u. Dan komt
hij tot u, om u aan te zeggen dat er voor
u geen uitkomst meer is, dat gij ten doode
zijt opgeschreven. Als ge dan aan allen
kant omringd zijt van dat wild gedierte
als ge dan gansch ontbloot zijt van hulp,
dan wordt de klacht der duive, uwe klacht;
dan roept ge om redding, dan smeekt ge:
geef aan het wild gedierte de ziele uwer
tortelduive niet over.
Het wild gedierte gaat alleenlijk uit op
roof. In den nacht is het zijne ure. Dan
voert het heerschappij. Dan tracht het u
het leven te ontrukken, het leven waarnaar
uwe ziel hunkert.
Eerst berooft het u van des Heeren
Woord, het tracht u den twijfel aan dat
Woord in te gieten, het onttrekt u alzoo
het Vleeschgeworden-Woord. Maar neen,
het wild gedierte, hoe machtig ook, vermag
niet Gods werk te keeren. Dies is er tegen
stand, dies nog een vluchten tot Hem, die
Satan verwon.
Strijd is voor vleesch en bloed min be
geerlijk. Liever brengen we onze dagen in
stillen vrede door. En toch aan den Chris
ten voegt zulks niet. Naar des Heeren
woord moet er strijd zijn in Gods kerke,
gelijk het in deze dagen gezien wordt. En
weten Gods kinderen dan, dat de strijd des
Heeren is, dat het zijne zaak is waarvoor
ze zich aangorden dragen zij de bewust
heid om, dat ze in den weg des Heeren
zijn, dan wordt de moed gestaald, dan
flikkert de geloofsvlam weêr op, dan wordt
er weêr gebedengeef aan het wild ge
dierte de ziele uioer tortelduive niet over.
Zoo bidden dan Gods aangevochtene kin
deren die als de duive zich niet kunnen
redden zoo roepen ze met heel de klagende
kerke Gods: Geef aan het wild gedierte de
ziele uwer tortelduive niet over.
Dat is klagen, dat doleeren, dat is hun
keren naar den eeuwig levende.
Beproeve de Heere God ons of wij alzoo
tot die doleerenden behooren.
Synode te 's (iravenlia^e.
Maandag 7 Sept. zal Ds. Ploos v. Am-
stel van Reitsum, te 's-Gravenhage in de
Westerkerk in den dienst des Woords en
der gebeden voorgaan en Dinsdag 8 Sept.
des voormiddags te tien uur zal de Synode
der Nederd. Geref. kerken in hetzelfde kerk
gebouw geopend worden.
Zij er op den dag des Heeren, die voor
afgaat. in onze kerken gebed voor.
Maar zij er ook zooveel mogelijk een
meeleven. Onze kerken moeten in dezen tijd
van reisgelegenheden meer hebben van de
Synodale bijeenkomst, dan een courantver-
slagje of de gedrukte acta. Die acta zijn
noodig om de letter der besluiten te kun
nen opslaan.
Maar om in de zaken zelf mee te leven
hebben wij meer noodig. Daarvoor moet
men de beraadslagingen volgen, die niet ge
drukt worden.
En nu zijn er uit iedere classe wel
de afgevaardigden, die namens heel de
Classe spreken en stemmen, maar daarom
mogen de kerken nog maar niet verder on
bezorgd zijn neen, de kerken moeten er
zooveel mogelijk bij zijn.
Wij meenen, dat in dezen tijd, waarin
de reis geen bezwaar is, de Westerkerk te
's-Hage geheel gevuld behoort te zijn van
dienaren, ouderlingen, diakenen en geloo-
vigen uit al onze kerken in Nederland.
Geen enkel dienaar des Woords moet ont
breken. Hunne kerken moeten hen aanspo
ren, om naar de Synode in 's Gravenhage
te gaan. Dit zou voor heel ons kerkelijk
leven van onrekenbaar gewicht zijn. Ook
omdat dan meer alle dienaars geschikt
werden, om afgevaardigd te worden. En
zij allen evenveel dienst tot voorlichting
in de Classen konden geven. Thans loopen
wij gevaar, dat slechts enkele dienaars met
de bijzonderheden in den loop der zaken
op de hoogte blij ven en dus steeds dezelfde
naar de Synode gezonden worden. Of wat
nog erger is, dat ongeoefende dienaars
worden gezonden, die niet meegeleefd heb
ben.
Een Synode onzer kerken behoort wel
niet voor het debat, maar toch voor wat
het hooren der samenspreking aangaat, een
vergadering te zijn van al de herders on
zer kerken.
Geene vergaderingen eischen meer de
algemeene belangstelling dan juist de ker
kelijke Synode.
Mocht er ditmaal dan nu eens algemeene