reeds dagteekent van de dagen toen de zonde
scheur maakte tusschen de kinderen
een
van Adam en het bleek, dat er onderscheid
is tusschen die God vreezen en die Hem
niet vreezen.
Het is het verschijnsel, dat het. zoo naar
het uiterlijke te oordeelen, den goddeloozen,
en dien, die van den regel Gods afwijken,
wel gaat, dat zij. voorspoed en overvloed
hebben, dat zij de macht hebben, dat hun
voornemens gelukken, dat zij zegevieren,
terwijl het den rechtvaardigen en dien zich
aan den regel des Woords houden, kwalijk
gaat, dat hun tegenspoeden vele zijn, dat
zij voortdurend met moeite en zorgen en
verdriet gekweld zijn, dat zij dikwijls voor
de verlaters van 's Heeren wet moeten onder
doen.
Niet altijd verstaan Gods kinderen van
waar en waartoe dit alzoo is. Niet zelden
beroert het hun ziele, maakt hen moedeloos,
doet hen twijfelen en murmureeren.
Voor die God vreezen kan vanwege hun
vleesch uit dat feit lichtelijk tweeerlei ge
vaar voortkomen.
Dat gevaar steekt niet in 's Heeren wereld
bestuur zelf, maar in het vleeschelijk ver
stand en de vleeschelij'-.e begeerten en in
den vleeschelijken wil, waarmede ook de
geloovigen nog behebt zijvi en waardoor zij
nog dikwijls heftig gekweld worden.
Voor het ongeloof is Gods wereldregee-
ring niet alleen onverstaanbaar en onna
speurbaar, maar schijnt ook onrechtvaardig
en dwaas.
Beziet nu de geloovige het doen en toelaten
Gods niet in het licht van het Woord, maar
bij het licht, dat van nature in den mensch
is, (Matth. 6 23) dan verstaat hij niet meer,
dan wordt zijn ziel vervaard, dan zou hij
er lichtelijk toekomen, om te vreezen voor
de goddeloozen, om de zaak des Heeren te
gaan wantrouwen, om voor 's Heeren zaak
beducht te worden en aan haar welslagen
te wanhopen, om twijfelmoedig en wankel
moedig te worden.
Is hij hiertoe eenmaal gekomen, dan
dreigt daardoor een tweede, nog veel grooter
gevaar, nl. dat hij bezwijkt voor den drang
van zijn vleesch, voor de verlokking der
wereld en voor de aansporingen des satans,
om den regel des Woords te verlaten en te
gaan wandelen naar den regel der godde
loozen.
Omdat de Heere nu zijn volk kent en deze
gevaren ziet dreigen, en omdat Hij niet wil,
dat zij in deze strikken zullen verward raken,
daarom ontsteekt Hij in zijn Woord over
dat verschijnsel het noodige licht.
Hiertoe moet ook Psalm 37 dienen.
Hij onderwijst hier de zijnen, opdat zij
zijn wegen zouden verstaan. Hij geeft hun
raad en vertroosting. Hij leert hen, hoe zij
hun weg wel moeten aanstellen en vertroost
hen met de belofte, dat zij dan zijn heil
zullen zien.
De Heere spreekt dit nu wel in den vorm
van een raadgeving, maar wezenlijk is het
een voorschrift, een bevel, dat moet opge
volgd worden.
Dat Hij in dien vorm spreekt, is juist,
omdat Hij zijn kinderen aanspreekt, die Hij
liefheeft, wier hart Hij tot hooren geneigd
heeft, in wien Hij het willen en volbrengen
werkt.
Dezelfde oorzaak, waarom de vorm zoo
mild en vriendelijk is, maakt wezenlijk het
voorschrift des te dringender en hindender.
De Heere raadt dus zijn volk aan, dat zij
hun weg op Hem zullen wentelen.
Hij wil ernstig, dat zij dit doen zullen.
»Op den Heere wentelen" wil zeggen
hun weg op Hem werpen, op Hem leggen.
Hun weg Hem aanbevelen, Hem in handen
geven.
Hij zegt als 't ware het is voor uw kracht
1^ en wijsheid teveel, te zwaar. Gij kunt niet
uw eigen Heer en Wetgever en Rechter en
o O
Behouder zijn. Gij kunt niet voor eigen
rekening staan. Gij vermoogt dat niet.
Daartoe zijt gij te zwak en te gebonden
ij aan allerlei toestanden en omstandigheden,
j Gij heerscht niet, maar gij wordt beheerscht.
Draag daarom uzelf en uw weg over op den
sterken God,den Almachtige, op den Al wijze,
op den Souvereinen Jehova. Zoek uw veilig-
jj heid en vertroosting daarin, dat gij niet
ij uwszelfs, maar uws hemelschen Vaders
f eigendom zijt, dat gij voor zijn rekening
j zijt, dat gij het bestuur en de uitkomst van
uwen weg in zijn handen hebt gesteld,
g »Uwen weg" dat is te zeggen, heel uw
jj levenstaak, uw roeping, waarmede gij u van
g den Heere geroepen weet, die Hij u op de
hand stelde. Uw taak, uw roeping, die gij
hebt in het huisgezin, in de kerk, in het
vaderland.
Er is dus ook in begrepen, het voornemen,
dat in uw hart, het doel, dat gij meent te
moeten najagen en dat gij wenscht te be
reiken.
I En ook wordt dus gedoeld op al uwe
omstandigheden, geestelijke zoowel als stof-
felijke, geheel uw toestand, werp het alles
f op den Heere, geef het bestuur en de uit
komst van alles Hem in handen, beveel
het Hem aan.
»Op den Heere" wentelen wil dus niet
zeggen, dat gij nu werkeloos, niets doende
moet gaan nederzitten. Het wil niet zeggen,
dat gij u aan uw roeping nu moet onttrek
ken, uw taak nu zoudt moeten laten vallen,
cm den Heere het uwe te laten doen.
Neen, gij moet het huis bouwen. Daar
voor gaf God u de bouwstoffen en bouw-
kennis en bouwkracht en de roeping om te
bouwen. Doch nu zult gij dat doen in de
erkenning, dat al uw arbeiden het huis
toch niet bouwt, ja dat die gansch te ver-
geefsch zal zijn, zoo de Heere het huis niet
bouwt.
De kracht der samenbinding, de vast-
l heid, het beklijven van het gearbeide, dat
j kunt gij er niet aan- noch inbrengen. En
daarop toch komt het aan. Gij kunt den
bouw niet behoeden tegen, noch behouden
van allerlei verbrekende en verstorende
zaken.
De bouw op den Heere wentelen wil dus
niet zeggen, dat gij er stil bij gaat zitten
kijken en dat gij den Heere uw werk laat
doen. Maar dat zou u ook niet baten, want
de Heere laat zich niet als uw knecht ge
bruiken, de Heere neemt het werk u niet
uit de handen. Maar het wil zeggen, dat
gij het gedijen van uw bouwarbeid, het
rijzen van den bouw, den goeden voort
gang, het welslagen, de uitkomst, het ze
genen van den arbeid, Hem zult overlaten,
als zijnde dit Zijn werk.
ALLERLUI.
De voorloopige Synode.
De kerkeraad der Ned. Geref. kerk van
's Gravenhage, die door de voorloopige Sy
node van Leeuwarden belast is met de
samenroeping van eene Synode der Ned.
Geref. kerken in de maand September dezes
jaars, maakt bekend «dat zoo de Heere wil,
de Synode zal worden geopend op Dinsdag
8 Sept. 1891, des voormiddags te tien uur
in de Westerkerk te 's Gravenhage."
De kerkeraad voornoemd besluit deze ken
nisgeving met de bede, dat de Heere de
voorloopige Synode van 's Gravenhage voor
spoedig doe samenkomen en wel gelukken
tot eere Zijns Naams en stichting der ker
ken. Eene bede, waarmede voorzeker al het
volk dat verlangend uitziet, of het Gode
behagen mocht Zijne Gemeente hoe langer
hoe meer uit haar vervallen staat op te
richten en te bouwen, zich van ganscher
harte vereenigt.
Enkele weken vroeger, D. V. Dinsdag
18 Aug. a. s. en volgende dagen, wordt de
j Synode der Chr. Geref. kerk gehouden in
Leeuwarden. Onder de punten, die aldaar
j in behandeling komen, behooren ook eenige
j voorstellen, betreffende de vereeniging met
jj de Ned. Geref. kerken, ingediend door de
onderscheiden provinciale Synoden. Verlan-
j gend zien wij uit naar hetgeen naar aan-
I leiding van deze voorstellen zal besproken
en besloten worden. Mogen op beide ver-
jj gaderingen der kerken, die één zijn en bij
I elkander hooren, de zegen Gods in rijke
Ij mate rusten Ook daarin, dat al wat ons
l nog, door eigen schuld, verhindert om saam
5 te wonen, te niet gedaan worde. En Zijn
I naam daarin verheerlijkt worde, dat Hij
ij ons weer samen brengt en samen houdt
f met den staf liefelijkheid en samenbindens
jj Utrecht.
j Zondagmorgen j. 1. werd in de Ooster-
Ikerk Ds. P. J. W. Klaarhamer, als dienaar
des goddelijken Woords bij de Nederd.
Geref. Kerk te Utrecht, tot zijn dienstwerk
jj ingeleid door Ds. G. Rignalda, met een
jj leerrede over Exodus 4 11 't eerste en
jj laatste gedeelte »En de Heere zeide tot
hem Wie heeft den mensch den mond
jj gemaakt Ben Ik het niet, de Heere
jj Des avonds verbond de nieuwe leeraar
zich aan deze kerk met eene predicatie
jj over 2 Timotheus 2 4.
i Beide godsdienstoefeningen werden door
eene overgroote schare bijgewoond, zoodat
I het ruime kerkgebouw te klein was.
Moge ook de dienst van dezen leeraar
dozer kerke tot opbouw en velen tot zegen
I verstrekken, en moge de kerk, die hij ver-
liet, nu spoedig van den Heere verblijd
jL worden met de zending van een anderen
I Dienaar des Woords. Dure hare beproe-
1 ving niet lang en moge zij ervaren, dat
jj ook in deze het Woord in 1 Corinthe 10 13
jj geheel waar is.
I 1 Johannes 2 19.
Dit woord werd geschreven naar aanlei-
l ding van feiten, die toen plaats hadden,
j ter onderwijzing van zulken, die zich over
die droeve gebeurtenissen bekommerden,
j alsof daardoor de zaak des Heeren zou
S worden geschaad.