A L L 11L 8 8. TEN GOEDE. Rom. 8 28. Vraag. Hoe maken ons de verdrukkingen gelukzalig Antwoord. Voor zooveel als de verdruk kingen, geheiligd zijnde, ons nader tot God brengen. De maan is als ze vol is, het verst van de zon, zoo zijn velen in de volle maan van voorspoed het allerverst van God af. De verdrukkingen brengen hem nader tot GodDe zeilsteen van goe dertierenheid trekt ons zoo krachtig niet tot God als de koorden der verdrukking. Toen Absalom Joabs koorn met vuur aan stak, toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom Aoopen. 2 Sam. 14 31. Als God onzen aardschen troost in 't vuur zet, dan loopen wij tot hem en maken vrede met hem. Toen de verloren zoon door ar moede en gebrek genepen werd, keerde hij weder naar het huis van zijnen vader, Luk. 15 18. Toen Noachs duif nergens rust vond voor haren voet, keerde ze weder tot de ark; Wanneer de Heere een zondvloed van verdrukking over ons brengt, dan vlie gen wij tot de ware arke, Christus. Dus maakt ons de verdrukking gelukzalig, de wijl zij ons nader tot God brengt. Het geloof kan de wateren der verdrukking ge bruiken om tot Christus te zwemmen. De verdrukkingen werken ten goede voor zooveel ze den goddeloozen den mond stop pen. Hoe gereed zijn ze om de godzaligen te lasteren, zeggende dat zij God alleen dienen om hun eigen voordeel; daarom wil God dat zijn volk voor den godsdienst verdrukking zal lijden, opdat Hij alzoo voor de leugenlippen der goddeloozen een slot mag hangen. Wanneer de goddeloozen zien, dat God een volk heeft, dat Hem dient, niet om de livrei maar uit liefde, dan stopt hun dit den mond. De duivel klaagde Job wegens geveinsdheid aan dat hij een huur ling was en dat al zijn godsdienst uit lust tot goud en zilver bestond. Job 1:9. Is 't om niet, dat Job God vreest Hebt gij niet eene betuining rondom Hem gemaakt? enz. Welaan, zegt God, strek uwe hand uit en tast aan, alles wat Hij heeft. De duivel had zoo haast nog geen last ont vangen of begint aan het afbreken van o o Job's omtuiningen. Doch Job zegent nog den Heere en belijdt zijn geloof in Hem. Job 18 15. Ziet, zoo hij mij doodde, zou ik niet hopen Dit deed den duivel zelfs verbaasd en stom staan. Hoe leugenachtig en schaamrood staan de goddeloozen, wan neer ze tegen hun beweren in, zien dat de godzaligen gereed zijn God ook in tij den van toorn te dienen. God zelfs in een staat van verdrukking en lijden aan te kleven, en wanneer ze alles verliezen, nóg vast te houden aan hunne oprechtheid. De verdrukkingen werken ten goede voor zooveel ze een weg banen tot heerlijkheid. 2 Oor. 4: 17. Niet dat ze de heerlijkheid verdienen, maar ons tot de heerlijkheid be reiden. Gelijk het ploegen de aarde tot een goeden oogst voorbereidt, zoo maken ons de verdrukkingen bekwaam en gereed Gedurende een drie- of viertal weken zal het den Redacteur niet mogelijk zijn, steeds zelf geheel den inhoud van de Kerkbode gereed te maken. Doch als de kost maar goed is, doet het er ook minder toe, of de kok A. of B. heet. tot heerlijkheid. De schilder legt zijn goud op donkere kleurenzoo legt God eerst de donkere kleur der verdrukking en dan de gouden kleur der heerlijkheid. Het vat wordt eerst bereid, eer er wijn in gegoten wordt. De vaten der barmhartigheid wor den eerst bereid en dan wordt er de wijn der heerlijkheid ingegoten. Dus zien wij dat de verdrukkingen voor de heiligen niet schadelijk, maar profijtelijk zijn. Wij moe ten niet zoozeer op 't kwade, als wel op 't goede der verdrukkingen zien, niet zoozeer op de duistere als wel op de lichte zijde der wolk. Het kwaadste dat God zijn kin deren doet, is dat hij hen ten hemel gesselt. Watzon. Consulenten. In de N.-Holl. Kerkbode lezen wij een stukje over consulenten van de hand van ds. Wijminga, dat naar ons dunken, ook in Zeeland gelezen moet worden. Het luidt als volgt Op de laatste vergadering der Classes HaarlemAlkmaar werd er »en terecht" op gewezen, dat in de Dortsche kerkenor dening van geen consulenten sprake is, en de vraag gedaan: »Wat is de beteekenis, het recht, de roeping, de oorsprong van de consulenten Wellicht kan het volgende tot een ant woord op die vraag dienen. Een consulent is een Dienaar des Woords, die een naburige, vacante kerk met raad en daad bijstaat. Zulke consulenten werden er in den be ginne der Reformatie in de 16e eeuw niet overal gevonden. In elk geval niet onder dezen naam. Vóór deze eeuw was de naam zelts niet overal bekend. In de 16e en 17e eeuw komt de officie of het werk van zulk een persoon bijna uitsluitend voor bij beroeping. Zóó komt het, dat in de Handelingen van de Synoden der 16e eeuw de naam con sulent niet voorkomt, maar wel de zaak. die zulke personen hadden te behartigen, n. 1. de beroepingen. Art. 18 van de Akta van de Synode van Emden 1571 zegt: »De Dienaren des Woords zullen van den »Conzistorie met het oordeel en goeddunken »der classisehe verzameling of te twee of drie »der genabuurde Ministers uit de genabuurde kerken verkoren worden. Art. 12 van de Acta van Dordrecht '74 zegtOm verwarring te vermijden, die uit de verkiezing van het gemeene volk ontstaan mochte, hebben de broeders be sloten, dat de Dienaars des Woords van de Conzistorie (d. i. kerkeraad) der plaatse, daar zij dienen, zullen beroepen worden, doch alzoo dat het geschiede met advies der Classisehe verzameling en dat ze altoos der gemeente voorgesteld worden naar uitwij zing van het 13e Artikel van Emden." Evenzoo spreken Art. 35 van de Sy node van 1578, waar de woorden van Emden uitdrukkelijk herhaald zijn. In al deze bepalingen werd dus ook vrij gelaten, om geen genabuurden Dienaar te vragen, maar heel de classis. Hetzelfde zeggen ook de Synode van Middelburg 1581 in Art. 4 en die van 's Gravenhage 1586 in Art. 4 en zoo is ook diezelfde uitdrukking herhaald in Art. 4 van de Dordsche kerkenordening van 1618 en 1619, met uitlating van de woor den »of twee of drie Dienaren" en met bijvoeging van »daar 't zelve tot nog toe gebruikelijk geweest." Hier is dus de zaak ter regeling weer overgelaten aan de classis.' En zoo is het dan ook geschied. De classen hebben die zaak geregeld. In den allereersten tijd gaf de classis meestal zelve advies. Dat was ook, omdat er zoo weinig predikanten waren en daar onder ook nog halven, zoodat het meer in 't belang van de roepende kerken was, dat heel de classis haar advies gaf. Maar daarna is het doorgaans gebrui kelijk geworden, dat door de classis be paalde Dienaren werden aangewezen, om in zake van beroepingen de vacante Ker ken te dienen van advies. En die bepaalde Dienaren hebben later algemeen den zeer gepasten naam van consulent, d. i. raadgever, helper, gekregen. Hun werk was dus, de vacante Kerken - bij beroepingen behulpzaam te zijn, hoewel dit nu op verschillende wijzen kon uitge werkt worden zij hadden advies te geven over bepaalde personen, die zouden kunnen beroepen of niet beroepen wordenaan te dringen op het bespoedigen van het beroe- pingswerksomtijds de ouderlingen te be schermen tegen ambachtsheerennomina ties mee te maken,zonder ooit in eenige zaak de vrijheid der vacante Kerk te na te komen. Zoo is dit gebleven, totdat het net der Synodale organisatie van 1816 over de Geref. Kerken geworpen is en onder die organisatie is ook de macht der consulenten op onwettige en onbehoorlijke wijze toege nomenzoodat hij somtijds, in plaats van adviseerend helper te zijn, over den Kerke raad eener vacante gemeente hiërarchisch heers elite. Vraagt men dus nu »wat is het werk, de roeping, het recht van een consulent, dan moet daarop, ook met het oog op het voorgaande, aldus worden geantwoord De positie van een consulent is raad gever te zijn in eene vacante kerk vanwege de Classes ten einde moeielijkheden te voor komen en te vrijwaren voor schade. Nooit mag hij de vacante Kerk overheerschen. Het bestuur van een vacante Kerk blijft de Kerkeraad alleen. Hij staat dus nooit tegenover den Kerkeraad, maar altijd er naast. Hij heeft ook niet anders dan een adviseerende stem. De Kerkeraad kan ook besluiten, zonder aanwezigheid van den consulent. Alleen maar, het is niet geraden, zaken van eenig gewicht of die, waarover de kerkeraad geen genoeg licht heeft, te beslissen buiten den consulent om. Hem raadplegen is dus altijd geraden. In den regel is het ook wenschelijk, om gewichtige besluiten door den consulent te laten opschrijven, soms ook de formu leering aan den consulent te vragen. De plicht van den consulent is te helpen, op dat de vacante Kerken zoo spoedig moge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1891 | | pagina 2