Wie gelooft, die aal niet haasten. 4um geplaatst te worden, niet kan behandeld jj op gebod en regel op regel en deden al 1 worden op de eerstkomende samenkomst. t bet mogelijke, om het volk èn afkeerig èn Het zal ook goed zijn, om gevallen ol zaken, 1J welke men op de Voorlóopige Synode in Septem- ongeschikt te maken, om de onderwijzin- ber wenscht ia behandeling te zien komen, nu j gen en vermaningen des Heeren te hooren reeds voor deze Classis in te dienen, aangezien het gjj 3,3,11 'te nemen. onzeker is, of de September-samenkomst onzer j „r Classe nog' vóór die Synode zal plaats hebben. Welk een droeve en moeilijke tijd was Namens den Kerkeraad, het ook toen voor hen, die God vreesden fr vy- KJaarhamcr Preses. en voor zhq Woord beelden. Immers als O. H. de Wagemaker h. t. scriba. 3 l er zulke tijden van nationaal verval, van ij algemeene verachtering in den godsdienst en van zedelijke inzinking eii verbastering komen, als er dagen komen van deformatie in den kerkedienst, als de bediening der sacramenten onzuiver wordt, de tucht ver- j slapt, opzieners en leden eigen regel en gebod stellen in plaats van Wet en Getui- 5 genis, dan bloeit ook het leven der ware Va» de Zitting cener I&erk va» Ylissisigen. Commissie uit den Kerkeraad, Maandag '22 Juni des avonds van 810 uren. Vergadering van den Kerkeraad met Diakenen, Woensdag 24 Juni des avonds te halt' negen ure. Ontvangen bij de Huwelijksinzegening 12Juni: ▼oor de weezen f2.bii den Zendingsbidstond 17 1 Juni voor de Zending f 1,—bij den on.lergetee- Ghrist-geloovigen n et, dan staat ook hun t kende bezorgd voor de Zending 1*1.10. 8 geestelijk èn zedelijk leven met hoog, dan 5 T W» 1* <v nlr n ><<v <*/].-! U* I 1 I 11(1 11^ In naam des kerkeraads, Ds. Hulsebos. Jesajci 28 1G. I. Het zag er in de dagen, toen deze woor den door den profeet uit den mond des Heeren gesproken werden, in Israël maar is er ook bij hen veel, dat hun gebed en vrijmoedigheid belemmert en wegneemt, dan is ook bij hen het struikelen en neêr- liggen veel, ja indien dan de Heere niet de Getrouwe ware, die niet laat varen het werk zijner handen, dan zou dit overblijfsel er toe komen, om zijn God te zegenen en te sterven. Zoo was het ook toen. Daarbij kwam de smart, die zij, hoe flauwelijk dan ook wellicht, toch gevoelden over den smaad den Heere aangedaan, en treurig uit. De goddeloosheid was toene mende en de zonde werd al meer openlijk daartoe nog de vreeze en bekommering en schaamteloos bedreven. Het baatte weinig, i i dat juist in die tijden de krachtigste en beste profeten het Woord des Heeren tot het volk en de overheden en de priesters spraken. Wanneer koning en profeet samen werkten, wanneer de koning zich liet leiden door het Woord des Heeren en zijn volk in den dienst des Heeren voorging en met zijn koninklijke macht voor de onderhou ding van Gods geboden waakte, ja dan werd voor zóólang de tempeldienst wel beter on derhouden en waargenomen, dan werd uit het publieke leven de zonde en de godde- voor den toorn en de oordeelen van den heiligen Wetgever en Hechter Israels, en dan kwamen nu die woorden des profeten. Waren nu die godvreezenden maar vrij geweest voor hun eigen consciëntie van de O O nationale en kerkelijke zonden en gruwelen, dat zou bun kommer voor hen zelf heel wat hebben verlicht. Zij zouden dan meer vrijmoedigheid in 't gebed en tot geloof- werkzaamheid gehad hebben. Maar ach, niet alleen, dat zij tot die zondigende natie en die afhoereerende kerk behoorden en dus in haar schuld en oordeel en oezoeking loosheid wel weggedaan en gestraft Doch zouden deelen, neen maar het Woord des «anw "wn.fi rznn'-n lmninrr rlnnv oan mon do Heeren overtuigde hen in de consciëntie, dat zij ook nadelijk deel hadden aan het nauw was zoon koning door een man als Acliaz vervangen, of het bleek maar al te duidelijk, hoe men zich slechts onwillig ge bedreven kwaad, en zie dat maakte zoo be- bogen had onder de regeering van den vorst, 1 kleind en bekommerd, dat roofde zoo den die deed naar het Woord des Heeren, dat door den mond des profeten tot hem kwam. Lees maar eens in Jesoji 28 715, hoe het met de priesters en profeten stond, tot wat gruwelen zij gekomen waren en hoe de overlieden spotters waren. De gedreigde oordeelen bekommerden ben niet. Openlijk beroemden zij er zich op, dat zij die niet het minste vreesden. De gedreigde oordeelen konden komen, want zij hadden zich daartegen volkomen beveiligd. Waar mede toch zou God hen kunnen treffen Met den dood hadden zij een verbond ge maakt en met de hel was een voorzichtig verdrag aangegaan, daarbij namen zij hun toevlucht tot de leugen en hadden zich bij de valscheid een schuilplaats besteld. En nu bekommerden zij zich niet meer om Wet of Getuigenis, noch om den profeet. Zij verwierpen, ja belachten die en leefden en deden in alles naar het goeddunken huns harten. Zij bespotten en lasterden en vervolgden die nog aan God en zijn dienst vasthielden en verdrongen hen. Haar hun eigen denken en willen stelden zij gebod moed en knakte zoo de geestelijke kracht Men had gezwegen, waar men luide en klaar had behooren te getuigen men was uit den weg gegaan, waar men kloekelijk had moeten pal staan voor het recht en de eere Gods men was medegeloopen, waar ootmoedig maar beslist verzet eiscb was geweestmen had toegegeven, waar men in de mogendheid des Ueavn had moeien spreken hier sta ik, ik kan niet anders God helpe mij. En nu dreigde juist dat levende over blijfsel te bezwijken onder de prediking der oordeelen en onder de toenemende onge rechtigheden. En dit moch tniet. Dit duldde des Heeren I liefde niet. De Heere wilde ook Israël niet door de oordeelen verdelgen, maar behouden. Doch boe zou die pint kunnen behouden worden, indien ook bet nog overgebleven levende deel bezweek Neen, des volks redding, de weêropleving der verbasterde kerk moest toen en moet nog altijd aanvangen juist bij dat verslagenen bekommerde en bezwijkende deel in Juda. De wederkeeringtot den Heere en zijn Woord en dienst moest toen en moet ook nu nog aanvangen juist bij en met de wederkeering met berouw en boete van dat óók in eigen oogen verachte en verzwakte en kracktelooze en bevende overblijfsel, dat geen moed noch vrijmoedigheid meer heeft. En daarom, opdat dit zou mogen geschie den, oordeelt de Heere het noodig, om zijn bezwijkend en bekommerd overblijfsel een woord van troost en bemoediging en ver sterking toe te spreken. Daarom breekt de profeet plotseling zijn dreigende toespraak tot de overtreders en verlaters van Gods wet en getuigenis af en wendt hij zich met de woorden van dat heerlijke lGe vers tot die bekommerden, die God vreezen en onderwijst ben aan gaande hun zalig voorrecht en toont hun aan, wat hun kenmerk mag en zal zijn. De Heere heeft in Zion een vasten, wei- beproefden grondsteen, een kostelijken hoek steen gelegd. Daarin heeft Hij zijn volk door geloof gegrondvest. Als nu de Heere als Hechter vonnis zal vellen, als nu de hagelslag en de geweldige wateren aanko men zullen, als de overvloeiende geesel zal doortrekken, dan zullen die spottende overheden en goddelooze priesters en pro feten, dan zal dat overtredende volk be schaamd, ontsteld, verlegen, in de uiterste ellende vluchten, want het verbond met den dood, hun verdrag met de hel, hun toevlucht bij de leugen, bun schuilplaats bij de valschheid zal bun hegeven, zal ij deler dan de ijdelheid blijken, hun huis zal dan vallen, hun sterkte wankelen en bezwijken; maar dan zal bet overblijfsel zeker wonen, vastgegrondvest blijken, zij zullen dan niet bewogen worden, niet haasten om weg te vluchten, om te ontkomen aan den oordeelenden en straffenden Hechter en zijn oordeelen, zij zullen dan niet beschaamd worden, maar vrolijk zingen van 's Heeren goedertierenheden. Artikel VIII. De classe 's Gravenhage sloeg met het praeparatoir examen voor Art. VIII, den goeden weg in. Wij willen- o zoo gaarne gelooven, dat die weg in andere dassen tot heden toe niet noodig was en de mannen, die zich daar volgens Art. VIII aanboden, reeds zóo geoefend waren in hetgeen voor de bediening des Woords geëischt wordt, dat zij zonder verdere opleiding beroepbaar kon den verklaard worden Doch zulke singu liere mannen, die niet alleen de gaven hebben, maar zichzelven bovendien zoo wist te vormen, dat zij klaar waren, om in één jaar én het onderzoek van de deputa- t°n éi 1 bet praeparatoir examen én zelfs het tamelijk zware peremptoire examen af te leggen, zulke mannen zijn zeldzaam heden, die wij vooreerst wel niet meer krijgen zullen. Zij hebben niet alleen sin guliere gavenmaar zij zijn zelf singulier; buitengewoon singulier. - In den regel zullen er dan ook bij man nen met singuliere gaven tusschen het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1891 | | pagina 2