A L 8. h IS L I-1. Indien dus de gemeente en hare opzieners maar getrouw blijven ook na de openbare belijdenis, dan zal het hun van zelf duide lijk worden, wie in waarheid beleden hebben als levende leden, en wie met een vreesche- lijke leugen voor de gemeente van den levenden God zich hebben gesteld alsof zij leefden, terwijl zij toch dood waren. De ware belijders, zij zullen zich open baren als levendgemaakten, geroepenen, die zich bekeerden zij zullen vruchten voort brengen. Die geen, in 't geheel geen, ook niet de kleinste vrucht voortbrengt, die niet in Christus wandelt zooals hij beleed, Hem te hebben aangenomen, die deed wellicht tegen de waarschuwing van ouders of bloedverwanten of leeraar of ouderlingen in een schrikkelijke daad. Lezer, hoe hebt gij belijdenis gedaan Blijkt het uit uwen wandel,dat gij Christus Jezus den Heere hebt aangenomen? Hoedanig moet het oordeel der Gemeente en hare opzieners over u zijn Ds. Lion Cachet. Zooals bekend is hebben de Nederd. Gerei kerken, te Leeuwarden in Synode saamgekomen, Ds Lion Cachet opgedragen, om in vereeniging met nog twee broeders van Batavia de meer dan zestig kerken op midden-Java, die ontstaan zijn door den arbeid der gereformeerde zending, te gaan bezoeken, ten einde de kerken hier van de gesteldheid dier kerken daar rechte kennis mochten verkrijgen en pogingen mogen aangewend worden, om tusschen die Javaansche en onze Vaderlandsche kerken een behoorlijk kerkelijk verband te brengen. Tot uitvoering van deze moeielijke en zeer belangrijke taak vertrok nu Ds Lion Cachet na een treffend en hartelijk afscheid van de kerk van Rotterdam op Woensdag 1 April 11. Hij ging den 9en dezer te Genua aan boord van het stoomschip, dat hem naar Java overbrengt en hij hoopt, zoo de Heere "wil, den 4 of 5 Mei a. s. te Batavia te zijn. Make de Heere zijn weg voorspoedig en doe Hij hem zijn arbeid wel gelukken. Laat de kerken hem en zijn arbeid ge durig in haar gebeden gedenken. Geven of betalen. Dat is niet hetzelfde zult gij zeggen. Neen, dat is zoo. Want betalen is een ver plicht werk, geven is een vrijwillig werk. Het eene moethet andere mag men doen. Tot betalen wat men schuldig is dwingt de wet, tot geven dringt de liefde. Nu moet^ eerst het verplichte betalen en dan het vrijwillige geven geschieden. De plicht, om te moeten betalen, is niet in de eerste plaats het gevolg van een menschelijke overeenkomst, maar is van God ons opgelegd in het achtste gebod. weigert te betalen, wat hij schul- dig is, die zondigt tegen God en den naaste naar het 8e gebod, die schiet te kort in den godzaligen wandel. Velen meenen, dat alleen koopen onder de verplichting om te betalen brengt. Doch dit is niet zoo. De hulp van den genees heer of heelmeester, de hulp van den rech ter, de arbeid van den dienaar des Woords de arbeid van de overheid, de arbeid van den onderwijzer koopt men niet. Die hulp, dien arbeid zoekt men als onmisbaareven of meer onmisbaar als voeding en kleeding, men maakt van hun dienst gebruik, men heeft daarvan de vrucht, het genot en dit maakt ons evenzeer schuldenaar en verplicht evenz_eer tot betalen. Daarom al wat naar den maatstaf van Gods Woord noodig is tot onderhouding van het huisgezin, van de school en van den ker kedienst, en tot behartiging der belangen van den staat, de provincie, de stad of het dorp, dat alles moet ik betalen öf helpen be talen. Dat heeft God mij opgelegd in zijn heilige wet. (Zie Catechismus Zondag 38 tot 44J. Dat behoort dus tot het stuk dei- dankbaarheid, tot de vruchten des geloofs en der bekeering waardig. Als daarom in de samenkomsten dei- gemeente of op andere wijze mijn geld voor de onderhouding van den kerkedienst gevraagd wordt, dan geef ik niet, maar dan betaal ik, wat ik schuldig ben. Een deel van het inkomen, dat Gods voorzienigheid mij schenkt, moet dus voor den kerkedienst bestemd, evenzeer als een ander deel voor belasting, voor onderwijs, voor de huishou ding, enz. Nu moet echter niet de- vrees voor de wet, maar de door den H. Geest in mijn hart werkende liefde Christi mij dringen tot be talen, vooral in zake den kerkedienst. Geven is een vrijwillig werk. Het is de on verplichte uiting van de heilige liefde van Christus, welke in ons, de ledematen, gelijk in Hem, het Hoofd, werkt; Geven is vrij. Maar dat liefhebbenwaarvan het echte geven een der vruchten is, dat is verplicht. Daartoe zijt gij van God ver maand en verplicht. Gij zult den naaste liefhebben als u zeiven. Hebt gij niet alzóó lief, dan zijt gij niet uit God, dan deugt gij niet voor het koning rijk der hemelen, dan is uw plaats in het rijk der duisternis en dan zal de Rechter van hemel en aarde u eenmaal bij een rechterlijk vonnis uw eigen plaats wijzen. Gij moet liefhebben en gij moogt uw liefde ook in het geven openbaren. Er zijn ook armen. God heeft dat zoo besteld. Zijn voorzienig bestuur regelt dat zoo. Dat zijn volstrekt niet een minder soort menschen. Zij hebben precies dezelfde rech ten en dezelfde plichten als de rijken, in huis en kerk en staat. Arm of rijk is niet een verschil van persoon maar een verschil in tijdelijk stoffe lijk vermogen, dat God in zijn genadige voorzienigheid zoo beschikt. Wij spreken nu van de ware armoede en van den waren rijkdom. Er is ook een »rijk-zijn" zoowel als een »arm-zijn" dat verdoemelijk maakt voor God. Welnu, opdat ook de ware arme zou kunnen betalen, wat hij voor huis en school en kerkedienst en staatsdienst schuldig is te betalen, daarvoor heeft God het geven inge steld. Daartoe schiep de Heere in de echte liefde de neiging in, om Christelijke hand reiking te doen. De echte liefde kan den broeder geen gebrek zien hebben, indien de Heere in zijn genadige voorzienigheid in staat stelt tot geven. »Zoo wie nu het goed der wereld heeft, »en ziet zijnen broeder gebrek hebben, en »sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft »de liefde Gods in hem 1 Johannes 3 17. Gebrek heeft en lijdt de arme, zoodra hij niet betalen kan, wat hij schuldig is voor huis of school of kerkedienst of staatsbe lang. Zoo zijn gebrek in deze vervuld is, dan heeft het geven doel bereikt, dan heeft de Christelijke handreiking haar grens bereikt. Het staat dus zooeen ieder betale wat hij moet, en geve wat hij mag en naar Gods genadige voorzienige beschikking kan, en dan zal de Heere hem het genadeloon niet ont houden. De Heere heeft blijkbaar alle dingen met wijsheid en goedheid gemaakt. Zegt het voort Onder de synodale organisatie wordt door de dienaren des Woords, ouderlingen, diakenen en lidmaten der kerk het gezag van Gods Woord verloochend voor een bundel reglementen die den Zone Gods in zijne kerk uit het recht zetten. Deze zonde moeten wij, levende en stervende een gruwel noemen. Die gruwel moet worden iveggedaan, broeders en zusters Voor ons én voor onze kinderen Wij mogen elkander niet verwerpen, maar wij moeten samen dezen gruwel verwerpen en alzoo in Godes vreeze zoeken de reformatie der kerk. Zij, die vroegeren zijdie later in den weg der reformatie geleid mochten wordenmogen ook niet rusten, eer zij als zonen van hetzeljde huis vereenigd zijn. Één herder en daarom ook één kudde. Zóó zal de kerk weer tot een uitgebreiden zegen worden voor volk en vaderland. Laten wij onze wegen onderzoeken en doorzoeken en laten wij wederkeeren tot den Heere. De God der genade en des verbonds ontferme zich over heel zijne kerk in Nederland. Zijne genade is genoeg. Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. IJSrU-EZONDEN. Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.) Een stem eens eenvoudige!*. (Slot.) Dit dan zoo zijnde, en nu eens aange nomen, dat vrijheid vragen, aannemen van een anderen naam, het gebruik der nieuwe berijmde psalmen, het reglement van 69 en welke verschillen er meer bestaan, ook in zake de Dordsche kerkenorde, aangeno men zegge ik, dat dit alles zonde was, evenwel niet van dien aard, dat men daar mede ophield kerk te zijn, de kenmerken daardoor niet verliezende, dan gaf dit alles (dat wil mp maar niet anders voorkomen) geen recht, aan oud Ger. en Nederduitsch Geref.,haar te verlaten of zich niet bij haar te voegen. Waarom niet gebleven of gekomen onder protest Ik meen, (laat het mij toe met alle bescheidenheid te zeggen) zij begin gen hierdoor dezelfde fout als bovengenoemde vrouw. De minderheid is immers nooit ge dwongen, genoemde verschilpunten te be amen, noch veel minder persoonlijk of als

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1891 | | pagina 3