De belijder verplicht tot een godzaligen
wandel.
meente van het vertrek van een lid dezer kerk
naar elders, wordt besloten dergelijke afkondi
gingen voortaan te doen plaats hebben na den
voorzang, opdat de gemeente daaraan meerdere
aandacht zou kunnen wijden, en het doel dezer
afkondigingen beter zou kunnen bereikt worden.
Door een anderen br. Ouderling, wien was opge
dragen een bezoek te brengen bij een broeder,
die zijn verlangen had te kennen gegeven om in
't duplicaat-lidmatenboek te worden ingeschreven
wordt hiervan rapport uitgebracht. Naar aanlei
ding van dit rapport besloot de kerkeraad aan
het verlangen van dezen broeder te voldoen.
Aangaande het voorgenomen onderzoek naar de
bruikbaarheid van een te koop aangeboden orgel
wordt, conform 't advies van een geraadpleegden
deskundige, besloten van dezen koop af te zien;
en voorts besloten tot enkele orgelmakers 't ver
zoek te richten om in kennis gesteld te worden
van de aanwezigheid nu of later van een orgel,
geschikt voor deze kerk.
Met het oog op het aanstaande vertrek van den
lecraar wordt goedgevonden de wekelijksche
bijbellezing of lidmaten-catechisatie dezen zomex
niet te houden.
De datum der "vergadering van den smallen
kerkeraad wordt bepaald op Woensdag 15 April
'snam. 6 uren.
Nog \vordt bepaald, om voortaan geregeld om
beurt des Zondags-namiddags en 's avond? gods
dienst-oefening te houden, hetzij er predik- of
leesdienst is.
Bij de als nu gehouden omvraag wordt nog ge
wezen op de wenschelijkheid om te trachten den
dienst des Woords vervuld te krijgen op Zondag 26
April, daar deleeraar de^cr kerk alsdan consulents-
dienst te verrichten heeft.
Hiertoe znllen pogingen worden aangewend.
De voorzitter sluit hierna den Kerkeraad en
draagt een der brs. ouderlingen op, voor te gaan
in dankgebed.
Van de Kerk van Vlissingen.
Zitting eener commissie uit den Kerkeraad,
Maandag 20 April, des avonds van 810 uur.
Vergadering van den Kerkeraad met Diakenen,
Donderdag 23 April, des avonds te half negen ure.
Met dank aan den Heere vermeldt de Kerkeraad
dat de eerste collecte voor het aanvullingsfonds
voor de schoolgelden heeft opgebracht met nagif-
ten f 23 44'
Voorts dat is ontvangen voor de Verzorging
onzer weezen, van de Jongedochters-vereeniging
zeven gulden, dat door het Bestuur van de Kerke
lijke kas op 6 dezer bij de zitting over plaatsgel
den, als buitengewone bijdragen zijn ontvangen
van H. f 2,van K. f 1.en van li. fl.
Voorts zijn nog als buitengewone giften gecol
lecteerd voor de zending f0.56, voor de weezen
fl,00, voor eene plaats f0.50, dito fl,00.
Namens den Kerkeraad;
J. Hulsjsbos, praeses.
Classis.
De voorstellen voor de 13 Mei aanstaande te
Vlissingen te houden vergadering der gecombineerde
classes van Zeeland moeten uiterlijk 29 April
a. s. zijn ingezonden bij den Kerkeraad dersaam-
roepende kerk van Vlissingen.
Namens genoemde Kerkeraad,
J. Hülsebos, praeses.
Vlissingen, April 1891.
PS. Bij deze zelfde aankondiging in het vorig
nummer was eene kleine fout in de opgave der
datums ingeslopen. H.
Colossensen 2 6.
II.
Wij hebben gezien dat, zoolang niet het
tegendeel blijktvan hem of haar, die in 't
openbaar belijdenis des geloofs deed, moet
ondersteld, dat zij Christus Jezus den Heere
hebben aangenomen, en dat nu van dezul
ken mag en moet verwacht worden, dat zij
ook alzoo in Hem wandelen zullen, gelijk
zij Hem aangenomen hebben.
Christus Jezus den Heere aannemen"
wil natuurlijk niet zeggen, dat de belijder
slechts verstandelijk die waarheden toestemt,
welke de kerk aangaande Christus gelooft
en belijdt.
Immers hij of zij komt niet aan de kerk
zeggen, wat de kerk gelooft, hij komt niet
aan de kerk zeggen, dat hij van oordeel is,
dat wat de kerk gelooft en belijdt de waar
heid is, neen maar hij komt, om te belij-
pen wat hij gelooft, het gaat om de belij
denis van zijn geloof. Hij komt uitspreken,
wat hij van de waarheid inziet, verstaat,
hoe hij uit het Woord Christus Jezus heeft
leeren kennen, wat in zijn binnenste nu
aangaande Christus leeft, waarom en waar
toe hij Christus begeert, enz. Hij doet dit,
opdat de Gemeente en hare opzieners nu
uit Gods Woord mogen oordeelen en uit
spreken, öf hij door zijn belijdenis blijk
geeft, een geloovige te zijn, een dien de ge
meente naar zijn begeerte ten II. Avond
maal mag laten toenaderen.
Dat hij Christus Jezus den Heere aan
neemt, wil dus zeggen, dat hij van harte en
gevoelig erkent, dat Christus Jezus is, dien
Hij zich in zijn Woord openbaart, en dat
Hij in der daad den zijnen aanbrengtal
wat IIy in zijn Woord en beloften belooft
en in zijn sacramenten beteekent en bezegelt.
Hij belijdt dat zóó, omdat hij dit alles
uit het Woord in Christus ziet. De Heere
heeft zijn verstand geopend, om de Schriften
te verstaan (Lukas 24 45Hij heeft hem
door de predikatie evenals aan de Emmaus-
jongeren de Schriften geopend, en uit die
geopende Schriften hem Christus Jezus den
Heere doen kennen en hem overreed, om
dien gekenden Christus alzoo aan te nemen,
als Hij hem bekend gemaakt is.
Zij hebben Hem, indien zij ware be
lijders zijn, en daarvoor moet de kerk hen
houden zoolang niet het tegendeel blijkt,
aangenomen ook voor zich zelf.
Zij zijn hiertoe door den Heere gebracht,
daar Hij hen door het gepredikte Woord
Christus met al zijn weldaden als aan hen
gegeven deed kennen, daar Hij hen deed
inzien, dat uit kracht van het verbond ook
hun de beloften toekomen, daar zij mochten
verstaan, dat in den doop ook aan hen de
gewisse weldadigheden Davids als aan hen
geschonken beteekend en verzegeld zijn.
Zij hebben Hem aangenomen, omdat zij
uit zijn eigen Woord mochten vernemen,
dat de honger het kenmerk is van hen, aan
wie het brood des levens is gegeven, dat
de dorst het kenmerk is van hen, aan wie
het water des levens zs geschonken, dat de
boetvaardigheid het kenmerk is van hen, voor
wie Christus de vergeving der zonden
heejt verworven.
Hun ziel was en is hongerende en dor
stende; de boetvaardige zondaresse was of
is hun beeld. Zoo verstonden zij dan, dat
zij in Christus ingelijfd en uit Christus
levend gemaakt waren en dat hun dus
Christus geschonken is.
Zoo hebben zij dan verstaan, dat ^'ge
roepen werden, om te komen en te nemen
en te eten en te drinken tot verzadiging en
lafenis der ziele.
De belijder heeft dus Christus Jezus aan
genomen, zooals hij zich in het Woord
openbaart, zóóals hij Hem belijdt, als het
profetisch, het priesterlijk, het koninklijk
Hoofd zijns lichaams, als de Zaligmaker
van zondaren.
Zóó heeft de belijder Hem aangenomen
en zóó moet hij nu ook in Hem wandelen.
Dit is de eisch der Schrift.
Uit zijn belijdenis blijkt, dat hij een le
vende tak van den olijfboom Christus is, die
zijn eigen wilde natuur heeft afgelegd en
de natuur des olijfsbooms heeft aangenomen,
zoo moet hij zich dan nu ook in alles aan
stellen als zulk een uit Christus levende
tak.
Hij moet nu ook alzoo wandelen, dat is,
in geheel zijn leven moet hij zich gedragen
als een, die bij Jezus hoort, die weet en
erkent en gevoelt, dat Hij zijn Heere is
en dat Hij is de Koning des hemels en der
aarde.
In zijn gedachten en woorden en daden
moet zich nu de liefde tot en de gehoor
zaamheid aan Christus openbaren.
Hij is Christus ingelijfd en heeft Chris
tus aangenomen, dus is hij met Hem één
lichaam, één plant geworden, daardoor is
hij met Hem gestorven, maar dan ook met
Hem opgewekt, en moet hij dus ook met
Hem in nieuwheid des levens wandelen.
Hij moet dit, omdat hij het kan.
Hij kan het niet uit zich zelf.
Ilij weet en wil en werkt ook wel zélf
maar de aandrijving en de kracht, om dat
te doen, rusten niet in Hem, doch de H.
Geest voert hem die toe uit Christus.
Christus is een levendeen werkend Hoofd.
Hij werkt metterdaad in zijn lichaam en
deszelfs leden profetisch, aanbrengende zalig
makende kennis en wijsheid. Hij werkt met
terdaad in zijn lichaam en deszelfs leden
pn'<?sterZy£,reinmakende,heiligmakende,vrede-
gevende, verzekering doende van de ver
geving der zonden, van de verzoening met
God. Hij doet in waarheid koninklijke wer
kingen in zijn lichaam en deszelfs leden
uitgaan, het regeerende en besturende tot
wat waar en recht en goed is voor God,
de zonde in hen overwinnende, hen bewa
rende tegen wereld en satan.
Hij werkt dit in zijn lichaam door den
H. Geest, die in Hem, het hoofd èn in de
ledematen woont.
Hij laat de zijnen dus niet ledig noch
onvruchtbaar. Hij vernieuwt hen door zijnen
H. Geest tot zijn evenbeeldopdat zij met hun
gansche leven Gode dankbaarheid bewijzen
zouden voor de in en door Hem verkregen
verlossing. Hiertoe heeft de Vader Christus
Jezus gesteld.
Het is dus onmogelijkdat de ware belijder,
die Christus door een oprecht geloof inge
plant is, niet zou voortbrengen vruchten
der dankbaarheid.
Hing het aan de belijders, neen dan deden
zij geen goede werken, dan brachten zij
geen vruchten der dankbaarheidgeen vruch
ten des geloofs en der bekeering waardig
voortzij zouden niet kunnen volharden.
Maar het hangt niet aan hen. Het hangt
aan hun Hoofd Christus Jezus, die gisteren
en heden dezelfde is, en in der eeuwigheid.
Het hangt aan den H. Geest, die in hen
uitwerkt al wat zij in hun Hoofd Christus
hebben.
Maar dan is het ook duidelijk, dat juist
aan hun godzaligen wandel de echte belijders
worden gekend.