ALLfeltLBI.
dan om de eere van den gastheer zich be
kommerden, en die vergaten, dat deze gast
heer alle dingen doet, om zijns grooten
naams wil.
Indien de discipelen eens geroepen hadden:
Lieve menschen, ga nu maar gauw zitten,
zoo gij wilt en 't beste kuntWat zou dat
een verwarring en gedrang en wrevel hebben
veroorzaaktSommigen waren stellig met
den rug naar Jezus gaan zitten en de groote-
ren en sterkeren zouden de kleinen en
zwakken op menige plaats het zien en het
hooren onmogelijk gemaakt hebben.
Het zou dan een wanordelijke eetpartij
geworden zijn, in plaats van een Godver-
heerlijkende en stichtelijke maaltijd.
Zoo moeten dus ook in de uitwendige
zaken der zienlijke kerk alle dingen sierlijk
en met orde geschieden naar den regel,
dien de Meester daarvoor gegeven heeft.
Anders wordt stellig Gods eer verkort en
de uitdeeling der goddelijke genadegaven
zal hare stichting d. i. opbouwing) missen.
Waar de IIeere nu maar zelf tegenwoordig
isdaar houden zijn knechten zich ook in
I uitwendige aan zijn hevelen en daar onder
werpt zich de schare er aan.
Dat zien wij hier.
De discipelen doen nu het bevel. De
uitkomst is niet voor hun rekening.
De Heere moet 't nu weten, en Hij weet
H ook. Zij rekenen en steunen voor een
heerlijke uitkomst op de almacht en vrij
macht, op de liefde en waarheid des Heeren
alleen. Hij wil het, Hij kan het, Hij zal
het ook doen gelukken.
En zij zijn niet beschaamd geworden.
s a 2*
Beroepen.
In het werk der beroeping is het de
kerkeraad die handelt. Hij beroept. Hij
stelt de bepalingen en voorwaarden, die
aan de beroeping zullen verbonden zijn.
Hij ontvangt de verklaring van aanneming
van den beroepene.
Hieruit volgt dan ook, dat de volle ver
antwoordelijkheid in deze zaak én tegen
over de Gemeente, én tegenover de andere
kerken én tegenover den Heere alleen op
den Kerkeraad rust.
De IIeere zendt den Dienaar des Woords.
Hij doet dit echter niet zooals bij profeten
en apostelen door openbaringen of gezichten
of bijzondere inspraken in het hart. Hij
doet dat door de gestelde middelen. Hij
doet dat door den roependen kerkeraad,
terwijl Hij dan naar den weg zijner voor
zienigheid den geroepene te verstaan geeft,
dat Hij hem door dien kerkeraad roept.
Al die verhalen van stemmen en teekenen
en buitengewone ingevingen, waarin dan
de eigenlijke roeping wordt gezocht, zijn
het gevolg van het verlaten van den regel
des Woords en omdat men uit gebrek aan
zuivere kennis een dienaar des Woords is
gaan verwarren met een profeet of apostel.
De kerkeraad is dus in dit werk knecht
en werktuig des Heeren en in geenen deele
van de Gemeente. Alleen 's Heeren geopen
baarde wil is voor hem dus hier maatstaf
en richtsnoer.
Aan dien wil heeft hij zich te houden.
Hoe nauwkeuriger hij op 't Woord acht
geeft, hoe teederder hij zich daardoor laat
binden en leiden, hoe meer het zeker is,
dat de Heere door hem roepthoe beter
hij verantwoord is tegenover de Gemeente,
de andere kerken en voor den Heere; en
hoe geruster hij de uitkomst en de ge
volgen voor 's Heeren rekening kan laten.
Nu spreekt het wel van zelf, dat hij
ook heeft te rekenen met de eigenaardige
behoef ten van zijn kerk. Hij moet trachten
zulk een dienaar te beroepen, die in staat
is den dienst des Woords te vervullen op
zulk een wijze, als dat voor de kerk, waar
over hij gesteld is, noodig is. Niet iedere
dienaar kan elke kerk dienen en een kerk
kan niet eiken dienaar beroepen. Er zijn
gaven en behoeften, die minder op elkaar
passen, én er zijn er, die geheel bij elkander
behooren. Dit dient dus bij een beroeping-
zoo nauwkeurig mogelijk overwogen.
Het is ook zeer goed, dat de kerkeraad
rekent met de begeerte van de gemeente.
Indien er geen bezwaren zijn, om bij
eene beroeping aan den wensch der ge
meente gevolg te geven, indien de begeerde
dienaar beroepbaar is en zijn dienst ge-
wenscht mag geacht met 't oog op de be
hoeften der kerk, die roept, dan zal de
kerkeraad wel doen, zoo hij den door de
gemeente begeerden dienaar beroept.
Hoewel dan toch ook in zoo'n geval de
volle verantwoordelijkheid alleen op den
kerkeraad blijft rusten.
Er is natuurlijk meer dan een weg, om de
begeerte van de gemeente te leeren kennen.
Men kan dit doen, door de gemeente onder
leiding van den kerkeraad te laten mede
werken, bijv. in de formeering van een
zestal, dat aan den kerkeraad wordt voor
gesteld, om daaruit een tweetal te stellen,
waarvan dan de Gemeente een mag aan
wijzen, dien hij gaarne zou beroepen zien.
Men kan dat echter ook op andere wijze
doen.
Alleen vergete kerkeraad en gemeente
nimmer, dat de wensch van de laatste nooit
maatstaf of richtsnoer voor den eerste kan
zijn en hem dus ook niet bindt. Gelijk
boven is aangetoond.
Het is al evenmin goed, om aan een
gemeente een of anderen dienaar op te
dringen, tegen wien zij een weerzin heeft.
De dienst van zulk een kan niet stichten
de gemeente moet zich ook gewillig kunnen
onderwerpen aan hare voorgangers, en dat
is in zoo'n geval niet mogelijk; zij moet
ook met vertrouwen aan hare voorgangers
kunnen gehoor geven, en ook dat is dan
niet mogelijk.
Kan daarom in zulk een geval de ker
keraad den weerzin der gemeente tegen
een bepaalden dienaar niet wegnemen, dan
is 't beter, dat hij dien niet beroept.
CJit het een en ander is duidelijk, dat
beroepen een werk is, dat veel ernst en
zorg en nauwlettendheid vereischt en waarbij
kennis van personen en toestanden onmis
baar is.
De Zeeuwsche Kerkbode.
Wij moeten'; bij den aanvang van den
vijfden jaargang eens een woordje met onze
Lezers wisselen over hun Kerkbode.
Met opzet schrijven wij hun Kerkbode.
Want zóó is 't. Wij schrijven dit blaadje
niet voor ons genoegen, noch voor onze
leering, noch voor ons voordeel.
Het blaadje dient de belangen der Ned.
Geref. kerken in Zeeland. Onze arbeid er
aan besteed is in 't helang dier kerken.
Aan dien arbeid hadden deze kerken drin
gend behoefte. De uitkomst heeft bewezen,
dat wij daarin goed hebben gezien.
Tot roem van Gods genade mogen wij
betuigen, dat wij ook op deze wijze niet
te vergeefs hebben gearbeid.
Welke vruchten die arbeid draagt, behoeft
hier niet vermeld het is genoeg bekend
bij hen, die er vrucht van genoten.
Menigmaal dachten wij er over om, bij
vaak overstelpenden arbeid, dit werk te
staken. Doch telkens kwamen dan in zulke
oogenblikken weder mededeelingen tot ons,
die ons de overtuiging gaven, dat wij niet
mochten ophouden, maar dezen ons van
den Heere op de hand gezetten arbeid
moesten voortzetten.
Wij dachten in den aanvang, dat dit een
arbeid van een paar jaren zijn zou en dat
dan de taak van den bode wel zou zijn
afgedaan.
Nu gaan wij den vierden jaargang in,
en zijn taak is nog geenszins ten einde.
Hij is door velen gelezen en komt nog
steeds in veler huizen.
Daarover mag hij niet klagen, maar heeft
hierin dankbaar den zegen des Heeren en
de gunst der menschen te erkennen.
Medewerking in den zin, dat men hem
van vele berichten of ingezonden stukken
voorzag, ondervond hij al heel weinig.
Tegenwerking heeft hij ruimschoots
ondervonden en ondervindt hij nog.
Velen zijn de tegenstanders van de re
formatie der kerken en die allen zijn ook
tegen dezen kleinen bode gekeerd.
Bij de machthebbers van 't genootschap
staat hij met de Heraut op den index van
verboden geschriften.
Doch er zijn ook gereformeerden, die
hem geen goed hart toedragen en trachten
zijn loop te verhinderen.
Juist hierom komen wij onzen Lezers
vragen, dat zij hun Kerkbode krachtig
steunen en voorthelpen en hem in veel
meer huisgezinnen nog een plaats bezorgen.
Zij moeten ook zorgen, dat er meer
abonnementen genomen worden. Men
moet zoo'n klein goedkoop blaadje niet
met zijn 4 of 5 lezen, dan kan het niet
blijven bestaan, dan kan men het ook
niet bedaard lezen, het gaat dan dikwijls
ongelezen naar den volgenden medelezer..
Dat is niet goed. De Kerkbode is geen
nieuwsblad, dat zijn beteekenis verliest,
als men eenmaal de nieuwtjes er uit heeft.
Het grootste deel van den inhoud van een
Kerkbode blijft waarde houden, men kan
en moet het later nog weêr eens inzien.
Daarom is het beter, dat men het in
eigendom heeft, dan kan men er later weer
dienst van hebben.
Een goed christen behoort in de zaken
en aangelegenheden der kerk evenveel, ja
meer belang te stellen dan in zijn maat
schappelijke zaken en in de zaken van het
vaderland.
Het ongeloof, de werelddienst, de revolutie