Een groot geloof.
"bijeenkomen, ten einde uit het opgemaakte zestal
predikanten, een tweetal te formeeren, waaruit de
beroeping van een herder en leeraar dezer kerk
zal mo :ten plaats hebben.
Ha de gebruikelijke omvraag en de regeling
van den leesdienst op a. s. Zondag-middag wordt
de Kerkeruad door den voorzitter gesloten.
Een der brs. ouderlingen gaat voor in dankgebed.
Kerkeraad van Middelburg (met Diakenen),
gehouden Maandag 22 December 1890.
De voorzitter opent de vergadering, leest 1 Cor. 13
en gaat voor in 't gebed.
De notulen der vorige vergadering worden ge
lezen, goedgekeurd en geax-resteerd.
Ingekomen stukken
a. Aanvraag van een lid dezer kerk om attestatie
voor hem en zijne echtgenooto wegens vertrek
naar Vlissingen. Hiervan zal op de gewone wijze
afkondiging gedaan worden.
b. Brief van den kerkeraad der Chr. ger. gem.
afd. St. Pieterstraat alhier, inhoudende mededeeling
dat eene zuster, lidmate dezer kerk, zich voortaan
onder liet opzicht van bovengenoemden kerkeraad
wenscht te stellen. Besloten hierop in gelijken
geest te antwoorden, als onlangs in een dergelijk
geval.
De voorzitter doet voorlezing van het door den
scriba ter talel gelegde proces-verbaal van de stem
ming voor het zestal van predikanten, gehouden
in de vergadering van 19 dezer.
Daaruit bleek dat een voldoend getal leden was
opgekomen (121), en dat de meerderheid van stem
men verkregen was door de WelEerwaarde Ileeren:
ds. G. J. BARGER te Driebergen,
G. VLUG te Leiderdon),
S. SLEES WIJK VISSER te Rijsoord,
A. O. SCHAAFSJIA te Kralingen,
J. H. FERINGA te Klundert en
J. J. A. PLOOS VAN AMSTEL te Reitsum,c. a.
Ha uitvoerige bespi-eking wordt volgens de
aangenomen regeling thans bij meerderheid. van
stemmen het volgende tweetal geformeerd
Ds. G. J. BARGER.
en Ds. G. VLUG.
Voorts wordt bepaald dat tegen Dinsdag 30 De
cember 's avonds 7 uren de stemgerechtigde leden
der gemeente zullen opgeroepen worden, om uit
dit tweetal een Dienaar des Woords aan te wijzen,
om door den kerkeraad tot herder en leeraar dezer
kerk te worden beroepen. De in bovengenoemde
vergadering tot Diaken gekozen Br. P. G. de Wolff,
wordt thans door den kerkeraad als zoodanig be
noemd.
Ha de gebruikelijke omvraag wordt de kerkeraad
door den vuorzitter gesloten. Een der BB. Oudei--
lingen gaat voor in dankgebed.
Met goedvinden van alle kerken
wordt de samenkomst der Classe
ACHT dagen uitgesteld en dos ge
houden NIET op Woensdag den 14en
maar 1>. V. op Woensdag den 2ien
dezer maand ter zelfder plaatse en
op het zelfde nar.
De actuarius,
A. Dingemanse.
Door den kerkeraad der Nederd. Gei-ef. kerk te
Middelburg is in zijn vergadering van den 5en
dezer, in overeenstemming met de aanwijzing door
stemgerechtigden gedaan, beroepen in de bedie
ning des Woords bij deze kerk de Weleerw.
Heer Ds. G. VlugBedienaar des Woords bij de
Hederd. Geref. kerk te Leiderdorp.
Namens den Kerkeraad,
P. J. W. Klaarhamer, praeses.
C. H. de Wagemaker, scriba.
Wij herinneren er aan, dat de gecombineerde
vergadering der vier kerkeraden van Middelburg
D. V. zal plaats hebben op Vrijdag den 30 Januari,
's avonds te zes uren in de Consistoriekamer Lan-
gedellt. Voorstellen ter behandeling behooren in-
fezonden te worden vóór of op 16 Januari bijDs.
Littooij, die deze samenkomst heeft te leiden.
Van de Kerk van Vlissingen.
Zitting d jr Kerkeraadscommissie, Maandag, 12
Januar, van des avonds 8 tot 10 ure.
Vergadering des Kerkeraads, Donderdag, 15 Ja
nuari, iies avonds te half negen.
De collecte voor de Gereformeerde school gehou
den den vorigen Rustdag heelt opgebracht f 15,86
en een oude Franc.
Verder zijn nog als buitengewone giften gecol
lecteerd, Donderdag, 8 Januari, fl,voor net te
kort der Zending.
Hog zijn ingekomen de volgende contributiën
voor de Nederl. Geref, Zend. Ver. over 1890 F.
K. f 1,25. D. S. f J ,25. J. P. f 1,50.
Namens den Kerkeraad.
J. Hulsebos, praeses.
Ontvangen voor de Noodl. Kerken buiten de
Classis. Van de kerk van St. Laurens, collecte f 2,71.
Namens Deputaten,
J. Hulsebos.
Het Bestuur van de vei-eeniging „de Kerkelijke
Kas" te Vlissingen zal D. V. zitting houden Maan
dag 12 en Zaterdag 17 dezer des avonds van 68
uur in de consistoriekamer der Kleine kerk" tot
het in ontvangst nemen van het verschenen zit-
plaatsengeld over het afgeloopen kwartaal.
Vlissingen, 8 Januari 1891.
Namens het bestuur,
J. Pelle, Boekhouder.
Mattheus 15 2128.
I.
De geloovige wordt o. a. ook hieruit
gekend, dat hij begeert de verzekering te
ontvangen, dat zijn geloof waarlijk zalig
makend geloof is, dat hij rusteloos jaagt
naar het verkrijgen van het zoo noodzake
lijke welvarende geloof.
Een gezond, een krachtig, een groot
geloof te bezitten, o hoe gaat er zijn ziel
naar uit. Niet om zijns zelfs wil, maar
allereerst en allermeest begeert hij dit om
Gods wil, opdat hij den Heere moge be
hagen en Hem een bruikbare dienstknecht
moge zijn.
Zulk een geloof nu is een dier uitne
mende geestelijke en hemelsche gaven,
welke de H. Geest in de uitverkorenen
werkt uit hun Hoofd, hun Wortel, Christus.
Hij werkt die gave in een iegelijk kind
des Heeren naar de mate Hij wil.
Ons geloof is dus zoo sterk, zoo groot,
als het den H. Geest behaagt het ons te
schenken, dat wil zeggen, als in den raad
des Drieëenigen besloten is, dat het zyn
zal.
Die raad is echter voor ons verborgen.
De H. Geest kan dus wel werken naar
dien raad, maar de geloovige kan dit niet.
Voor dezen is dan ook een andere maat
staf gegeven, een bevel, waaraan hij zich
te houden heeft.
Hij moet ijveren, om de beste gaven
deelachtig te worden. Hij moet staan naar
een gezond, een verzekerd, een krachtig
geloof. In woord en daad wordt hem dat
van den Heere als een doelwit voorge
houden.
De krachtige, werkzame begeerte daar
naar moet hij koesteren, terwijl hij verblijd
is en God dankt over hetgeen hij heeft.
Waar het anders is, is zulks een bewijs,
dat de ziel ziek is.
Nu wordt het geloof zelf onmiddellijk
door deu H. Geest ons in het binnenste
van ons wezen ingestortdoch niet alzoo
de welvaart, de ontwikkeling, de krachtig
heid des geloofs, deze werkt de H. Geest
door middelen, en wel allereerst door middel
van het gepredikte Woord èn door het ge
bruik der Sacramenten.
Daarom is dan ook een geloovig mensch
naar die beide middelen zeer begeerig en
maakt van die beide middelen een getrouw
en biddend gebruik.
Vooral zoo'n stuk des Woords als dat,
hetwelk hier boven aangegeven wordt,
trekt een geloovig mensch aan.
Een belangrijk deel van de geschiedenis
van een groot geloof wordt ons daarin
voorgesteld.
Laten wij dat een weinig saam over
denken.
De Heere zeide, dat zij een groot geloof
had. Blijkens de mededeeling van Markus
in hoofdstuk 729 grondde de Meester
deze verklaring op de woorden, die zij
sprak. Hij beoordeelde dus de plant uit
de vruchten.
Men zou geneigd zijn te vragenvan
waar komt deze zulk een geloof
Zij was geen Israëlitische maar een
heidensche vrouw. Zij stond dus buiten
het verbond der genade, dat de Heere met
zijn volk had gemaakt. Zij had dus ook
de belofte niet. Naar 't zienlijke te oor-
deelen, kon zij niet gerekend worden tot
het zaad Abrahams, aan hetwelk Jehova
den Christus met al zijn weldaden had toe
gezegd, in belofte geschonken had. Dien
tengevolge miste zij ook de sacramenten,
die stellige bewijzen en ontwijfeloare waar-
teekenen van de liefde Gods voor Abraham
en zijn zaad. Evenmin was zij dus eene
wel onderwezene. De woorden en inzettingen
en rechten des Heeren waren haar, de
heidensche,niet van kind afbekend gemaakt.
Zij miste dus al die uitnemende genade
middelen, die de Heere zijn Kerk geschonken
heeft tot steun en versterking van het
geloof.
Toch was zij niet zonder bearbeiding
gebleven.
Vooreerst toch was zij door Gods voor
zienig bestuur deerlijk in de engte gebracht.
Zij bezat slechts één dochtertje en dit
was deerlijk van den duivel bezeten.
Het kind verkeerde in een toestand, die
veel erger was dan zwaar ziek te zijn.
Haar toestand was hopeloos. Daarvoor was
geen genezing. Een geliefd kind te moeten
verliezen door den dood, was schier niet
zoo smartelijk voor het moederhart, dan
het in zulke banden, in zulk een lijden te
zien.
Ach hoe had deze moeder gewenscht en
onderzocht, of er dan geen verlosser was,
die haar kind en daarmede ook haar ver
lossing geven kon.
Doch wie kon den machtigen, den sterken
satan zijn vang ontnemen
En zie, nu juist in die dagen, in dien
toestand, terwijl zij zoo dringend behoefte
gevoelt aan verlossing en inziet, dat deze
bij geen schepsel te vinden is, daar doet
haar de Heere de boodschap aangaande
den Christus Israëls toekomen.
Wie de Heere daartoe gebruikte, op wat
wijze het haar gepredikt werd, dat weten
wij niet, maar zij had van Ilem gehoord
Mart us verhaalt het ons uitdrukkelijk.
Hoe kon zij ook om hulp gaan tot Hem,
indien zij niet in Hem geloofde en hoe
kon zij gelooven zonder Hem te kennen
en hoe kon zij iets van Hem kennen, indien
zij niet van Hem hoorde
Daarom deed haar God niet ontbreken