KOK WILLES
God doe lang onzo Koningin Wil
helmina leven
Gijlieden hebt niet gewild
En dat kan alleen zoo er gearbeid wordt,
gelijk Hiskia en zijn profeten gearbeid
hebben.
41 1,1 Rl.ll.
Onze Koning is niet meer.
God heeft den laatsten mannelijkenOranje
van ons weggenomen.
Die beminde Oranjeboom, voor weinige
jaren nog met zoo sierlijke kruin prijkende,
nog zoo veel belovende, is thans een naakte
stam, waaraan nog slechts een enkele teedere
tak wordt gezien, die nog maar voor één
menschenleven hope biedt, en dan zal de
Oranjeboom niet meer zijn onder de vor
stelijke stamboom en.
O zeker, ook de koningen zijn menschen,
ook zij sterven.
Doch dat deze Oranje zóó stierf, o dat
is bitter smartelijk, dat vervult het hart
van den echten Nederlander met onuitspre
kelijke rouwe.
Zoo dat harte dan God vreest en op
merkt, hoe de Heere met Neerland en
Oranje twist, hoe in dit alles niet Zijn
zegenende, maar Zijn slaande hand open
baar wordt, o, dan worden de benauwheden
van dat hart vele.
Och, dat de vernederingen, de kastij
dingen des Heeren vruchten droegen I
Dat Neêrlands Zion Neêrlands volk weêr
voorging, ook in de zaken van het aard-
sche vaderland, met verootmoediging weder
te keeren tot den Heere
Wat ontelbare zegeningen, welke uit
komsten heeft Neêrlands God door de bid
dende helden van Oranje, aan Nederland
bewezen
Met hoe lieflijke en hechte banden was
en is nog ons volk aan die beminden ge
bonden
Hoe waren die Oranjehelden de voed-
sterheeren van Gods Kerk in Nederland
Hoe kozen zij vaak de versmaadheden en
de verdrukkingen van Gods volk boven de
vriendschap der wereld.
O gave de Heere ons in onze diepe
rouwe, in onze schokkende droefheid eens
deze vertroosting, dat wij in onze jeugdige
Koningin Wilhelmina, deze laatste Oranje,
nog eens 'weder mochten zien bloeien die
'echte vreeze des Heeren, dat vaste geloof,
;die biddende kloekheid, waardoor Oranje
en Neerland groot zijn geworden.
Laat ons haar veel liefhebben, laat het
?jgebed voor Oranje nog eens krachtig op
bleven bij de liefhebbers des Heeren, die
daarom ook Oranje minnen.
Haar wacht een uiterst zware taak, zij
zal een moeilijken weg hebben te wande
len, doch zoo haar kracht en wijsheid in
den Almachtige en Alleen-wijze zijn mag,
zoo rondom haar troon biddende raadslie
den en biddende onderdanen staan mogen,
dan zullen hare zwakke schouders niet
bezwijken, dan zullen uit die eeuwenoude
verbintenis van God met Oranje en Ne
derland ook nu weder voor het aardsehe
vaderland en voor 's Heeren Kerk de
schoonste en lieflijkste gevolgen worden
gezien.
Moge God zelf met Zijn vertroostende
tegenwoordigheid wonen in het harte der
zwaar beproefde en diep bedroefde Konin
gin-weduwe, Neêrlands Regentesse. Moge
zij lieflijk ervaren, hoe de Heere, wienj»
naam zij dezer dagen openlijk en herhaal
delijk voor haar volk beleed, het zwakke
weet te sterken en het nedergebogene weet
op te richten.
Hij bekwame haar naar haar bede en
naar de verzuchting van het biddend Ne
derland tot de zoo zware taak, om zulk
een prinses in overeenstemming met de
afgelegde doopbelofte op te voeden in de
vreeze en de vermaning des Heeren en te
bekwamen voor hare roeping om Neêrlands
Koninginne te zijn.
In alle bezwaren en moeilijkheden, in
donkere en droeve dagen, waren de Oranjes
en het godvreezende volk in Nederland
steeds één. Moge dat ook nu weder de
sterkende ervaring van onze Regentesse
en van onze Koninginne zijn.
De Nederl. Geref. Zending.
Zeer gaarne voldoen wij aan het verzoek
van de Zuid-Hollandsche Kerkbode, om
het onderstaande stuk over te nemen en
onder de aandacht onzer lezers te brengen.
Het stuk heeft onze volle instemming.
Moge het goed gelezen en ernstig over
wogen worden.
Van zeer bevoegde zijde wordt onze hulp
ingeroepen voor de belangen van de Ne
derl. geref. zending op Java, waarom wij
ook onze medekerkboden vriendelijk vragen,
zoo mogelijk althans het zakelijke uit dit
ons schrijven over te nemen.
Allereerst heeft de Nederl. geref. zending
op Java groote behoefte aan een kleine
drukpers. Ieder zal inzien, dat waar eenige
ontwikkeling is, de hulp der drukpers niet
meer gemist kan worden. En om den krach-
tigen voortgang van het zendingswerk, èn
tot besparing van vele kosten, is het dus
zeer van belang, dat deze kleine drukpers
er kome. De Living stone-zending der Vrije
Schotsche kerk in Oost-Midden Afrika,
slechts weinige jaren geleden aangevangen,
heeft reeds haar eigen drukkerij, die dooi
de Atonga-kaffers, welke voor korten tijd
nog woeste heidenen waren, onder leiding
van een zendeling bewerkt wordt. De persen
werden geschonken door de kinderen der
Vrije kerk van Schotland. Zullen onze
kinderen hen navolgen Of zullen de groo
teren het doen Gaarne nemen wij gaven
vu or dit doel in ontvangst.
In de tweede plaats vestigen wij de aan
dacht op het tekort en de inkomsten der
Nederl. geref. zending. Het tekort bedraagt
f9000. Dat moest door de Nederd. gere
formeerden zoo spoedig mogelijk gedekt
worden. Velen, die de doleantie miskennen,
hebben ook hunne hulp aan de Nederl.
geref. Zendingvereen. onttrokken, zoodat
hunne gaven worden gemist, en de arbeid
bijna alleen door de gaven der Nederd.
geref., die in doleantie meegingen, moet
worden voortgezet. Nu, die arbeid is dan
ook reeds door de Nederd. ger. kerken in
de Synode te Leeuwarden overgenomen.
En die arbeid is ook volstrekt niet boven
onze krachten. Daarbij mag van een tekort
geen sprake zijn. En al is dat tekort nu
niet van heden, maar vooral van vroeger,
dan wijst het niettemin onze schuld aan,
en moeten wij het zoo spoedig mogelijk
wegnemen.
Wij moeten daar prijs op stellen. De
Engelsche Baptisten-zending, die een tekort
aan zag komen, gaf hiervan aan de zen
dingsvrienden bericht, om hen in staat te
stellen het tekort te verhinderen. In wei
nige dagen tijds werd toen tot voorkoming
van schulden f 14,000 ingezonden. Zij er
ook bij ons iets van dat Christelijk eer
gevoel.
O, wat is .onze arbeid en wat zijn onze
gaven op het gebied der zendingZeer
dringen wij er op aan, dat bij buitenge
wone zegeningenuitreddingenen bij het
opmaken van testamenten toch, gelijk de
Christenen dit door alle eeuwen heen
hebben gedaan, de gave voor de kerk niet
ontbreke, maar ook de gave voor de zen
ding meer gewoonte worde.
Dat anderer voorbeeld ons wakker roepe
en prikkele. Zekere heer A. D. Cuacau,
te Breslau in 1887 overleden, vermaakte
aan de zending der Moravische broeders
f'480,000. In ééne maand (Juni 1890) werd
alleen voor de Zending in het binnenland
van China aan giften (niet aan collecten)
ontvangen f18,000, d. i. meer dan het ge-
heele jaarlijksche inkomen der Nederl. geref.
zending. Daar gold het China, een van
Engeland onafhankelijk rijk hier geldt het
Neêrl.-Indië, reeds 275 jaren onder Neder
lands heerschappij gesteld, en waar nog
meer dan 25 millioen zielen zijn, die nog
geene gelegenheid hadden, zich het evan
gelie van Gods genade in Christus te
hooren verkondigen. Waar zijn dan onze
giften
Spiegelen wij ons aan anderen. Het in
komen van de Moravische zending in Eu
ropa en N.-Amerika bedroeg in 1889
f 240.000 en dat van de Amerikaansche
Episcopaalsche-Methodisten-zending drie
millioen guldenterwijl dat van de Nederl.
geref. zending nog niet eens het cijfer van
f20,000 bereiken kan, zoodat dan ook nog
slechts vier zendelingen namens de Nederl.
geref. zendingsvereeniging op zulk een
uitgestrekt veld ter voorziening in zoo
schreiende behoeften en nooden in Ned.
Indië arbeiden konden.
Wij voegen hierbij de woorden, waarmee
de hooggeachte broeder, die de hulp onzer
kerkbode voor de Nederl. geref. zending
inriep, dit belang aandringt:
»De Nederlandsche gereformeerde en Her
vormde kerken hebben tot hiertoe nog
nauwelijks iets gedaan in het belang van
het Koninkrijk Gods in Indië.
De verantwoording van hetgeen tot ver
breiding van des Heeren eer< in Indië door
Nederland gedurende weldra drie eeuwen
verzuimd, verwaarloosd en ook bedorven
werd, zal zwaar zijn. Indien God ons eens
de bezittingen ontnam, waar Zijn Woord
zoo weinig geëerd en Zijne goedertieren
heden en geboden zoo weinig door Neder-