ïs gedaan om den Doop voor zijn kind. Geen be
zwaar bestaande wordt goedgevonden dat deze
Doop D. V. zal plaats hebben op Zondag a. s.
tiappurt van BB. Diakenen omtrent den toestand
■der kus. BB. Diakenen deelen mede, dat in de
•eerste zes maanden van dit jaar is ontvangen de
•som van f 161S,69 en uitgegeven f 1738,75, gevende
-dus een tekort van fl20,0t>, makende met liet res
tant van 't tekort over 1889 saam f 5U8,l45. Verder
deelen zij mede, dat in de maand Juli 11. is ont
vangen de som van f314,06' en uitgegeven f 221,63
zoodat er een goed saldo is van f 92 435. Dit nu
gebruikt zijnde tot mindering van zooeven genoemd
te kort, blijft dat dus nog f 115,71. Verder deelen
Diakenen nog mede, de vermoedelijke inkomsten
en uitgaven voor de maand Augustus.
De kerkeraad verneemt deze mededeelingen met
blijdschap. Niet alleen, omdat de staat der kas
blijkt niet ongunstig te zijn, maar vooral omdat
blijkt, dat de Heere de Gemeente gewillig maakt
om gehoorzaam te zijn aan Zijn Woord. Dit is
geen kleine genade.
Vervolgens vraagt de Voorz. of een der BB.
ook een voorstel of vraag heeft voor de aanstaande
Classis. Niemand heeft een voorstel of vraag.
Alsnu komt aan de orde de goedkeux-ing van
het concept van een Woord aan de Gemeenteen
zake den aag des Heeren.
Een der BB. Ouderlingen stelt voor een wijzi
ging in de redactie van een zinsnede in dit concept
voorkomende. Deze wordt goedgekeurd.
Hierna wordt het stuk onveranderd goedgekeurd
en wordt besloten het ten spoedigste te doen
drukken.
Eindelijk komt in behandeling de verdere rege
ling van het beroepingswerk.
Een der BB. vraagt of reeds het besluit is ge
nomen, om tot het beroepen van een Dienaar in
de oudste der bestaande vacaturen overtegaan. Hij
kon een paar vergaderingen om min gunstige ge
zondheid niet present zijn.
De Voorz. antwoordt hem, dat dit besluit is ge
nomen.
Bedoelde Br. wijst nog op de niet geringe finan-
cieele bezwaren.
Hierop wordt geantwoord, dat die overwogen
zijn, dat die bij allen zwaar wegen, doch deze
zaak geen zaak van weelde is, noch van eigenwil
ligheid, maar dat de kerkeraad niet anders mag
dan de Gemeente voorgaan in de uitvoering van
wat de Pleere in Zijn Woord beveelt. De vraag
die hier alles beslist is deze is de J)ienst des
Woords in deze kerk wat hij naar 's Heeren Woord
en naar de behoefte der Kerke Gods behoort te
zijn.
Wordt goedgevonden, den bidstond waarmede
het beroepingswerk aanvangt niet te doen plaats
hebben op Zondag 24 dezer maar op Zondag 7
Sept. a. s. voornamelijk omdat de vei'gadering tot
formeering van een zestal eerst half Sept. zal kun
nen plaats hebben en dus de tijdruimte tusschen
bidstond en vei-gadering ongewenscht groot zou
zijn. Die vergadering wordt gesteld op 12 Sept. a. s.
Vervolgens wordt goedgevonden, dat Zondag
avond geen dienst zal zijn, omdat de Dienaar des
Woords voor 't tegenwoordige niet 3 maal opeen
dag kan optreden en 2 malen leesdienst minder
wenschelijk wordt geacht.
Na de regeling van nog een paar kleine zaken
sluit de Voorz. de vergadering.
Een der BB. ouderlingen gaat voorin dankgebed.
Die overwint, ik zal hem ge
ven met mij te zitten in mijnen
troon, gelijk als ik heb over
wonnen en ben gezeten met
mijnen Vader in zijnen troon.
Openb. 3 21.
De mensch heeft een stryd op aarde.
Strijd van allerlei aard. Strijd op allerlei
manier. Strijd met de woede der elemen
ten. Strijd met de maatschappij. Strijd
in zijn eigen huisgezin. Strijd met zich
zei ven. Strijd met den Verzoeker. En
'het einde is telkens weer, dat hij moede
en afgestreden, dien strijd ontwijken wil.
Er is in zijn hart zulk een diepgaande
dorst naar vrede. In den zaligen hemel
bij zijnen God, daar, dat weet hij, zal het
geen strijd meer zijn kunnen. Daar zwaait
niemand meer het zwaard, maar wuift
ieder met den palm des vredes. o, Kon
het ook zoo reeds op aarde zijn
Die hemel hoort toch bij die aarde. Zoo
als het in dien hemel is, zoo ook moest
het toch hier beneden wezen. En zijn
dan Gods engelen niet bij Efrata neerge
daald, en hebben ze niet zoo o verschoon,
zoo verrukkelijk heerlijk van Vrede op
aarde" gezongen
En als het dan even kan, en de strijd
laat af, en de vrede keert weder, o, dan
geniet de stille ziel zoo onbeschrijflijk in
dien vrede, dat ze niet vurig genoeg haar
God voor zooveel stille ruste danken kan
en dan jubelt ze in kalme aanbidding
van de heerlijkheden haars Gods.
Maar toch, dit stil en rustig genieten
houdt niet nan.
Zelfs is het, alsof na een kleinen oogen-
blik van heligen vrede, die vrede zelf een
verwijt voor het hart gaat hebben, dat het
leven nu inzonk, de geestdrift gebluscht
wierd, en toch eigenlijk de zake Gods in
den strijd met zonde, wereld en duivel wierd
verlaten.
»Rust roest" zegt een volkswoord, en
ook de ziel die in ruste inzonk, begint van
dat verliezen van den glans iets te merken.
Het is of de geestelijke dingen voor haar
iets inboeten van hun heerlijke frischheid
en wezenlijkheid. Meer schijn, minder t
wezen. Meer woord, minder daad. Meer
uitingen van onzentwege en minder heer
lijke, stille, innige gemeenschap met den
Heere.
En terwijl op die wijs de dorst naar
vrede overgaat en eer een zatheid des
levens dan stille vrede over de ziel kruipt,
drijft de Heere dan zijn prikkel in de len
denen jaagt de vijanden, de doodsvijanden
onzer ziel, weer in heftigheid tegen zijn
volk op en terwijl het zoo stormen gaat
van binnenblaast Hij, de Almachtige, dan,
dat het ook van buiten stormen gaaten
opeens, eer men er op verdacht was, staat
men weer, uit allen vrede uitgeworpen,
midden in den pijnlijksten strijd.
En dit moet.
Moet, omdat de Heere op de wolken
komt. En omdat die Heere Christus op de
wolken komende, enkel overwinnaars, kro
nen zal.
Aan al de kerken aan wie hij uit Path-
mos schrijft, heet het: >Die overwint, hem
zal ik geven
Yan een buiten den strijd blijven is bij
niet één der kerken sprake.
Alle kerken worden ten hemel opgeroe
pen, maar uit alle kerken zijn het uitslui
tend de overwinnaarsaan wie kostelijke
eere en rijke buit wordt voorgespiegeld.
Ja, meer nog.
Niet alleen toch, dat de Heere uitslui
tend de overwinnaars naar zijn hemel, ter
zaligheid oproept, maar ook zichzelf stelt
hij aan alle kerken in het beeld van den
machtigen Overwinnaar voor en aan alle
heet hetgelijk ook ik overwonnen heb.
Vandaar dat reeds in oude dagen de
naam van strijdende kerk de vaste naam
voor de kerk op aarde geworden is.
o, Gewisselijk, de vrede en met den vre
de de eeuwige ruste komt, maar niet hier,
de triomfeerende kerk kan alleen daarboven
glanzen. Zooals Marnix het uitriep Repos
ailleursD. w. z. de ruste die den vrede
brengt, niet hier, maar eens bij God te
genieten.
Al Gods patriarchen en profeten, al
's Heeren apostelen en getuigen, ze zijn dan
ook allen zonder onderscheid, strijders en
krijgsknechten des Heeren geweest, en echo's
van aller zielsnood, maar ook zielsglorie
was wat Paulus uitriep: Ik heb den goe
den strijd gestreden, ik heb het geloof be
houden, voorts is mij weggelegd de krone
der rechtvaardigheid, die mij in dien dag
de rechtvaardige Rechter geven zal.
Toch is strijden" niet genoeg. Er moet
overwonnen worden
Niet die strijdtmaar die overwintdie
zal zitten in den troon zijns Verlossers, en
voor dien is het heilig Avondmaal in de
zalen des lichts.
Wil dat zeggen, dat men in zijn aardsche
strijden op aarde gelijk moet krijgen, en in
het oog der wereld overwinnaar moet wezen?
Natuurlijk niet want dan had Jezus
niet kunnen zeggen Gelijk ik overwon
nen heb." Immers, naar het oordeel der
wereld had Jezus het geheel afgelegdwas
Jezus volkomen overwonnen en stond het
kruis er slechts als gedenkteeken van een
glorie, die was geweest.
Neen, een geheel andere overwinning is
bedoeld.
Zulk een overwinning, waarbij de graan
korrel in de aarde kan vallen en sterven,
maar om juist uit dat sterven leven te doen
kiemen in heerlijke volheid.
Er is een verliezen van het leven, om
het leven te gewinnen, en omgekeerd een
winnen van het leven, waarbij men juist
het leven verliest.
Overwinnen" is dus in het oog des Hee
ren bedoeld is gerekend naar de einduit
komst niet op deze aarde, ach, waar bleven
dan onze martelaars, neen maar naar de
einduitkomst in dien doorluchtigen dag,
als eens de Christus met zijn engelen zal
verschijnen en de eerekroon aan de over
winnaars zal uitreiken.
Doorstrijden dus tot ge overwintdoor
strijden tot uw sterven toedoorstrijden
tot gij in den persoonlijken strijd van uw
eigenaardig leven overwinnaar of overwin-
naresse zijt geblevendoorstrijden totdat
eens de kamp met den laatsten vijand
komt, en ge lachen kunt in heilig trium-
feeren om de machtelooze woede van den
Dood.
»Die overwint", maar waar op wat
terrein met wat wapen tegen wien
moet dan die strijd gestreden
Moet die strijd gezocht, en als hij er
niet is desnoods gemaakt
Moet men aan het strijden lust hebben,
en daarom op strijden uitgaan?
Dwaze vragen altemaalAlsof de Heer©
niet gezegd had: t>Ik zal vijandschap
zetten." Alsof onze doodvijanden, de wereld,
de duivel en ons eigen boos hart, er niefc
eiken morgen waren. En alsof er één
enkele dag, één enkel uur kan doorleefd
worden, dat we, zonder door slaapdrank
bedwelmd te zijn, niet tegenstand hadden
te bieden aan wat zin en lust en gemak