kwaamt ge er ooit onder uit?
En daarom heeft uw God, dat wetende,
u door den Heiligen Geest doen toeroepen
Koopt en k,opt zonder geld!' Dat wil
zeggen gij zu't niets te betalen hebben,
in eeuwigheid niet, en toch zult gij het
even vrij bezitten alsof gy het gekocht hadt.
En nooit, nooit zal de Albarmhartige tot
u komen om te vragen: »Wat vergeldt
gij Mij nu voor zooveel goedheid
Ween, kind van God, gij hebt gekocht.
Het heil is uwe. Naar recht is het uwe,
wat tegen recht het uwe geworden is. En
uw volheerlijke God schonk u niet maar
één, maar een dubbele gena'e, te we"en
ten eerste de genade van uw heil, en toen
nog ten tweede de genade dat ge dat heil
als g kocht zoudt bezitten.
Een koopen waarop zeer zeker, en in
veel hooger mate nog, dankbaarheid volgt
Maar niet meer de wereldsche, neen m»ar
de heraelsche dankbaarheid.
Geen dankbaarheid die denkt een schuld
te moeten of te kunnen afdoen Ma-'.r zu k
een dankbaarheid, die in stille liefde op-
bloe t, en liefde is gemeenschap, gemeen
schap niet den Heiligen Geest, in zin, in
woord en werk.
Alle rekenen moet dus weg, alle meten
en wegen van dank tegen genade. >Komt
koopt.roept de Heilige Israels, en die
om niet gekocht" heeft, is niet minder,
maar tot meerder, dieper, rijker dank ge
houden. Alleen tot dank uit een ander be
ginsel niet benauwend maar vrijmakend
niet om af te doen, maar er zich altijl die
per in te werken en altijd weer en altijd
weer meerder verplicht te zijn, te worden
en te blijven aan de Fontein aller goeden,
aller zaligheden Sprinkader, de Bronwel van
ons heil.
Daarom volgt er op eet..
Niets is vreeselijker voor den Heere God,
dan te zien dat de dorstigen en hongerigen
aan komen loopen als een stroom, dat ze
het gebouw van zijn gunstbewijzen" bin
nentreden koopen wat rrieer dan wijn en
melk is koopen om niet en zonder prijs
te bieden en dat ze dan met het brood
des levens« vo ir ziclr, wel den een den
ander toe oepenVerheug u met mij,
mijn broeder, ik heb gekocht maar dat
ze dan toch niet eten.
Het brood des levensgekocht hebben
en ■niet, eten! Wat is dat?
Heeft men dan zijn honger maar voor -
gewend Of' vertrouwt men dan het Brood
des levens niet? Is men bevreesd dat het
niet voeden, dat het misschien schaden zal,
en een Brood blijken niet des Levens maar
des doods
Zie, dat is God verachten
Dat is verachten zijn onuitsprekelijke
gave. Verachten den Zoon, die ons van
God gegeven is. Dat is verachten Hem,
die sprak Ik hen het Brood des levens
En zou God de Ileere dat ongestraft
laten? Zou Hij die minachting van den
Zoon zijner teederste liefde niet wreken
U niet wreken met een magerheid aan
de ziel
En daarom, wilt ge niet het allereerste
der dankbaarheid nalaten, o, mijn broeder,
mijne zuster, gij die gekocht, hebt, eet dan
ook eet van het Brood des levens en uw
ziele zal zich in vettigheid verlustigenen
rijk zult ge in vruchten en heerlijk in
sieraad staan.
»Een boom geplant aan een stroom, die
zijn vrucht geelt op zijn tijd en welks blad
niet afvalt
O, Welgelukzalig is de man, wien het
alzoo mag gebeuren.
Overgenomen uit #Honig uit den Rotssteen"
door Dr. A. Kuijper.
lUte 23 lesa
Wij vonden het onderstaande stuk in
de Zuid-HoLLandsche Kerkbode en meeuen
dat het ook in Zeeland moet gelezen wor
den daarom nemen wij het geheel over.
©aad-Gereffwa-BMeerd
Door de broeders M. v. d. Spek te Dirks-
land, G. Maliepaard, to 's-Hage en K.
Werner, te Leiden is eene circulaire ge
richt »aan de leden der gereformeerde ge
meente.''' Daar zeker de meeste van onze
lezers, gelijk wijzelven, ook tot de gerefor-
rneerde gemeente behooren, heeft deze cir
culaire aanspraak op onze belangstelling,
al mochten wij haar niet rechtstreeks,
doch slechts van ter zijde ontvangeu.
Verblijdend is deze circulaire, voor zoo
ver zij er op aandringt, dat er vereeniging
moet gezocht worden van alle gerefor
meerde gemeenten in ons vaderland. Alle'
stem, die om die vereeniging roept, moet
ieder gereformeerd oor en hart treöen.
Doch wie door Gods genade gereformeerd
mag zijn, en de vereniging van alle ge
reformeerde gemeenten in ons vaderland
mag begeeri-n, die hoort niet met een op
pervlakkig, maar met een belang stellend
oor en wil in de stem, die roept, ook eene
gerejormeerde stem hooren.
En daarom moet ons van het hart, wat
in deze circulaire met ons gereformeerd
leven strijdt.
Ie. Men wil eene vereeniqing van gere
formeerde gemeententob stand brengen.
Onze gereformeerde vaderen zouden zulk
een taal niet verstaan. Zij beleden, dat
de gemeente één is; dat ook alle gerefor
meerde genieenten een zijnimmers in be
lijdenis dat zij daarom ook in de kerken
orde moeten overeenkomen en dan verder
geenerlei vereeniging" moeten oprichten
maar eenvoudig met alle gemeenten, die
van dezelfde belijdenis en kerkenorde zijn,
moeten vergaderen. Als deze broeders eene
soort van vereeniging van gemeenten willen
oprichten en meenen, dat zij zoo in de
wateren der vaderen varen., moeten wij
hun toch zeggen, dat zij minstens in eene
verkeerde schuit zitten, al denken ze heusch,
dat ze in de gereformeerde richting reizen,
't Is wel jammer hen te storen in hun
idee van gereformeerde mannen te zijn,
maar het is toch ook onaangenaam en
droevig, ie laat te bemerken, dat men aan
eene geheel verkeerde plaats aankomt,
terwijl u?en het toch goed bedoelde. Daarom
dringen wij bij deze broeders op eeniq
onderzoek aan van dit punt. Vooral waar
zij ons op kerkelijk gebieql willen leiden,
dienen zij den weg te kennen.
2e. Het maakt een allerzonderlingsten
indruk, dat deze broeders van vereeniging
van alle gereformeerde gemeenten spreken,
alsof er nog geenerlei saamleven van zoo
danige gemeenten bestaat. Dezen iudruk
zouden wij pijnlijk, kwetsend, ja erger
kunnen noemen, indien wij niet geloofden,
dat deze broeders, zoo iets in het geheel
niet bedoelden. Maar dan is het, alsof zij
uit een andere wereld komen in ons lieve
Nederland, en wenschen wij hun slechts
te herinneren, dat er reeds eeu groot getal
gereformeerde gemeenten in dit goede land
saamleven onder den naam van Nederduit-
sche gereformeerde gemeenten en een ander
getal als Christelijke gereformeerde ge
meenten. Wij liopeu dat de broeders
hieraan willen denken, want ook dezo ge
meenten begeeren, met alle gereformeerde
kerken vereenigd te zjn naar Gods Woord.
En in deze gemeenten zijn nog al
mannen, die door de genade Gods iets
vau de gereformeerde paden afweten. Het
ware goed, om den arbeid tot vereeniging
aller gereformeerde gemeenten ouder onder
linge voorlichting te zoeken dat is nog
oud-gereformeerddenk aan het Convent
te Wezel in 1568 en de Synode te Etnb-
den in 1571 daar hadden mannen, die
versland van den weg hadden, het woord,
en zoo trokken ze samen op door de genade
Gods.
3e. De broeders wijzen vooral op het
wenschelijke. Onze oude gereformeerden
kwamen altijd meer op de Souccreiniteit
Gods. Het wenschelijke" werkt zoo op
den vrijen wil" van den mensch dat is
meer in vrije" gemeenten thuis dan in
gereformeerde; vrije" gemeenten vragen
naar den wenschmaar voor gereformeerde
gemeenten geldt niet de wensch, maar het
gebod, de ordinantiede eere Gods.
4e. De broeders willen, dat de gerefor
meerde gemeenten zullen leven ouder de
aloude, nimmer wettig afgeschafte gerefor
meerde kerkenorde van 1619. Uitnemend!
Maar dan moeten deze broeders die ker
kenorde ook kennen en verstaan. Zij rekenen
ten minste op niet veel kennis bij de lezers
hunner circulaire, aan wie zij nog schijnen
te moeten leeren, dat kerkvergaderingen
toch heusch wel eens goed zouden zijn een
of twee maal in een jaar. Nu willen wij
waarlijk gaarne leeren en ons laten leiden
tot de vereeniging van alle gereformeerde
gemeenten onder de kerkenorde van 1619,
maar als wij nu reeds lang uit art. 41 der
kerkenorde hebbeu geleerd, dat de kerken
in iedere Cla«se minstens vierm&aX per jaar
moeten saamkouaen, en wij dit ook reeds
verscheidene jaren doen, dan is het toch
waarlijk, of deze broeders met gereformeerde
meuschen een loopje willen nemen. Of
nemen deze broeders het niet zoo nauw
met de kerkenorde? Maar dan kunnen zij
ook onze leidsleiden niet zijn
5e. Er is nog een ander zeer gewichtig
punt, dat waarlijk reden geeft voor de
veronderstelling, dat deze broeders het niet
nauw nemen. Zj wijzen op de wensche-
lijkbeid, om onder de Dordsche kerkenorde
te leven, vooral omdat dan eene gemeente
die een leeraar beriep, gelegenheid had, om
dien broeder, na onderzocht te zijn, inden
wettigen weq tot het ambt te zien komen.
Nu, dat is zeker zeer wenscheiijkdat is
naar Gods ordinantieniemand neemt