ALLUlt u:i. hjj beveelt: *En laat ons opmaken, en optrekken naar Beth-Elen ik zal aldaar ten altaar maken dien God, Die mij ant woordt ten dage mijner benauwdheid, (Jesaja 65 1) en met mij geweest is op dien weg, dien ik gewandeld heb." Alzooopstaan uit de valsehe lijdelijke rust, optrekken lijdzaam en in den weg der roeping, en uitrusten in -Beth-El door aldaar den getrouwen Bonds god te dienen De eisch was volstrekt en spaarde nie mand. Zou liebekka niet weigeren ter wille van hare dierbare afgodsbeelden, en evenzeer de huisgenooten, die door haar voorbeeld verlokt, aan de huiselijke tucht ontwend en aan Sichems afgoderij allengs gewend waren, ja ze minder schuldig keu ren Gansch anders luidt het antwoord der Schrift. Ook thans bleek hetAls iemands wegen den HEELiE behagen, zoo zal Hij ook zijne vijanden met hem bevredigen. (Spr. 16 7.) Ja nog meer deden zij, dan ge- eischt werd Toen gaven zij Jacob al die vreemde godendie in hunne hand waren, en de oorsierselen die aan hunne ooren waren," De Heilige Geest werkte onwederstaanbaar, haten en vlieden der zonden, vooral der karigheid en hebzucht, en harer instrumen ten werd gewektnaarmate de ziel weder geestelijke sieraden bekwam, werd uitwen dige pronk verafschuwd en vervangen door heb onverderfelijk versiersel van een zacht- moedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God. (1 Petr. 3 4.) En Jakob verborg ze onder den eiken boom die bij Sichem is. En jaren later (Jozua 24 2(3) zou juist op deze plek de ver- bondsvernieuwing onder Jozua plaatsgrij pen, alsof de terugkeer van een volk tot zijnen God alleen geschieden kan met ver nieuwde afzwering van hetgeen tegen Zijn zuiver Woord en de gehoorzaamheid aan Zijn gezag indruischt. >En zij reisden heenlMaar nu zul len de Kanaanieten en Ferezieten hen achterna jagen, nu Jakob optrekt uiet hei melijk en met enkele huisgenooten, maar openbaar en met allen die iu huis zijn, en zonder geboet te hebbeu voor de hande lingen tegenover Sichem. Niets van dat alles. De boete was voor God geschied in diepe verootmoediging en bekeering des harten, bij Jakob bovenal, die de hoofd schuldige was. En ziet, hij beeIde en sid derde, als de vreemde goden nog te huis waren maar nu deze onder Sichems ei kenboom begraven ziju en in het hart door Gods geest bestreden worden ?>was Gods verschrikking over de stedendie rondom hen warenzoodat zij de zonen van Jakob niet achterna jaagden." Machteloos en verlegen lagen de vijan den neder en de kerke Gods mocht her steld en, van Sichem gescheiden, onder God, haar Schild, den weg voortzetten in de paden der gerechtigheid »En alzoo kwam Jacob te Lus, hetwelk is in het land Kanaan, dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was." Een al taar werd opgericht, nu niet meer meer met het opschrift uit Sichem. Jakob was aan zichzelf ontdekt, de zelfverloochening was doorgebroken, hij zelf werd steeds minder, God alleen was zijne zaligheid. En hij noemde die plaats El-Beth-ElGod van Beth-Elwant God was hem aldaar geopen baard als hij voor zijns broeders aangezicht vlood." Diezelfde God had thans op gansche volkeren beslag gelegd, zoodat zij zyn oog appel niet aanraakten. Diezelfde God leeft nog. Gezonkene Kerken liggen wederom zwart van zonden en dienstbaarheid aan Zijne voeten. Het is weder hetzelfde Woord Gods, dat haar den weg der verlossing beschrijft, dezelfde Heilige Geest, die ontdekkend, verootmoe digend, bekeerend, brekend, troostend werkt. Dezelfde beloften ziju er, nu nog heerlijker in Hem, die door zijn dood en opstandiug, Zijne bruid aan hel en Satan ontweldigd heeft, voor haar bidt, haar regeert en be schermt. En meent iemand dat ook thans in het gezicht van hetgeen volgen kau op het breken met Sichem en het trekken naar Beth-El, een woord tot verklaring van God3 wegen en wonderen en tot verootmoediging en vertroosting Zijner Kerk noodig is, dan volgen na het gebod uit het eerste boek des Ouden Testaments de belofte uit het laatste Ik, de HEERE, word niet ver anderd; daarom z ij t g ij, o kin deren Jakobs! niet verteerd. (M a 1 e a c h i 3:6). W. VAN DEN BERGH. Wijlen Dr. van den Bergh heeft weinig gedrukte stukken nagelaten. De Arnst. Kerk bode vestigde onze aandacht op een opstel reeds in 1886 door hem geschreven. Den lezers van dezen Kerkbode is het ongetwijfeld welkom (G. Kerkbd.) Red. Dr. v. d. Bergh. Van twee onderscheidene kanten kwam ons ter oore, dat men zich van Synodale zijde niet ontziet, de nagedachtenis van wijlen Dr. Van den Bergh te krenken, als had hij in een óogenblik van zwakheid, nog even voor zijn dcod, ziju eigen ker- kelijken weg veroordeeld. Nu verzoeken we een iegelijk, bij wien raeu met dit geheel verzonnen en gausch lasterlijk gerucht aankomt, dea verkaler terstond to vragen Aan wien heeft Dr. Van den Bergh dit gezegd Men moet namelijk weten, dat schrijver dezes persoonlijk Dr. Van den Bergh op 8 April jl. te Montreux bezocht, en dat destijds zijne overtuiging nog eveu heerlijk en beslist was als altijd. Alsook dat na 8 April niemand bij hem is geweest dan zija broeder en diens eehtgenoote, zijn trouwe verpleegster, de heer eu mevrouw Pierson uit Zetten en Prof. Fabius. Anders niemand. Men zal dus, om ziju krenkend gerucht staande te houden, een van deze zes moeten aanwijzen. En wat blijkt nu Dit, dat Prof. Fabius, die alleen, met de verpleegster, de laatste vijf dagen vóór het sterven aan het ziekbed heeft verkeerd, nog da>gs voor zijn overlijden betuigiugen van hem vernam van verlangen om zijne taak aan de Vrije Universiteit op te vatten, en in de dagen voor zijn sterfdag nooit één enkelen toon van hem beluisterde, die niet geheel en diep oprees uit de volle over tuiging, dat de vrijmaking onzer kerken een genade Gods was geweest. Gelijk men weet, was Dr. Van den Bergh iemand, die zeer diep zijne roeping gevoelde om tegenover zijn broederen nooit te zwij gen, maar het hun aan te zeggeu, zoo zij dwaalden. Stel dus, dat er bij Dr. Van den Bergh ook maar eenige twijfel ware gerezen over de conformiteit van zijn ker- kelijken weg met Gods Woord, zou bij dan niet op allerlei wijs Prof. Fabius vermaaud hebben, en last hebbeu gegeven, dat ai zijn broederen in Nederland te zeggen Ten overvloede wijzen we nog op twee feiten, die sterker spreken dan woorden. Bij testamentaire beschikking, vlak voor zijn vertrek uit Montreux gemaakt, heeft Dr. Van den Bergh een legaat geschonken én aan de kerk te Voorthuizen éu aan de classis te Harderwijk, beide van de Ned. Geref. kerken. En ten andere sprak hij bij herhaling zijn wensch uit, dat toch ziju lieve kinde ren, die hij achterliet, in den kerkelijken weg, waarin hij zelf gewandeld had, moch ten geleid worden. Toch is dit droevig verzinsel over een geliefden doode wel verklaarbaar. Een man als Dr. Van den Bergh, die als een man uit ééu stuk steeds één weg bewandeld heeft, en voor geen moeilijk heid is teruggedeinsd, om zijn Heere en Christus in zuiverheid te dienen, ontrust menig Synodaal de consciëntie. En daarom nu moest de nagedachtenis van Van den Bergh met een onwaar ge rucht achtervolgd worden. Organen der pers, die met ons de eere van Dr. Van den Bergh liefhebben, zou den we wel willen verzoeken, deze onze verklaring over te nemen, (Heraut.) Zeltens Gijmnasium. Wij ontvingen het 25ste jaarverslag vau het Zettensch Gymnasium. De director, de heer F. P. L. C. van Lingen, klaagt es o. a. in over gebrek aan geld niet alleen, maar ook over gebrek aan degelijke weten schappelijke manuen, die, Gereformeerd ia belijdenis, den Heere vreezen. Ook bestaat er gebrek aan geschikte leerboeken, er moet nog te veel met de eischen der hoogescho- leu worden gerekend. Om het adinissie-ex* amen te 's Hage af te leggen, bestiat een 6e klasse aan het Gymnasium, die echter het laatste jaar ontbrak, zoodat geen der leerlingen aan bedoeld examen deelnam. Na examen, afgelegd in tegenwoordig- heid van Dr. A. Kuijper, vertrokken 5 leerlingen naar de Vrije Universiteit, ea 2 naar de Theologische School te Kampen. Het aantal leerlingen bleef ongeveer op dezelfde hoogte. In plaats van den heer Fischer, die naar Amsterdam vertrok, werd tot docent benoemd de heer J. Ksser, canrl. iu de letteren aan de Vrije Univer siteit. De heer Thierry werd door ongesteldheid ongeschikt om langer zijn plaats als docent in te nemen. De director verlangt naar rust, en om ziju taak gemakkelijker te maken, ziet hij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 3