gedurig bevel de gestelde ordeningen. Wanorde en bandeloosheid is duivelsch en is de dood van alle leven. Ieder die eenigermate de omstandighe den kent, waaronder de kruissynoden en de eerste Nederlandsche synoden gehouden zjjn, zal voor goed van de meening gene zen zijn, dat men onder gereformeerden geen hoogen prijs zou stellen op orde en regel. Het gaat echter om de vraag wie stelt orde en regelnaar welken maatstaf wor den zij gesteld op welke wijze worden zij gesteld In een huisgezin moet orde en en regel zijn. De Vader is de man, die ze instelt en handhaaft. Hij kan daarbij wel te ra de gaan met de wenschen van de leden van zijn gezin, doch hij is ten slotte de insteller. En daarom zal ieder toegeven, dat het in een huis, waar de kinderen of waar een vreemde indringer met ter zijde zetting van vader en zijn recht de wet «tellen, niet goed gaat, dat dit een wan ordelijk, een revolutionair huishouden is. In ons Vaderland is het de Koningdie de wet geeft, die aan het nationale leven orde en regel stelt. Wie aan den Koning dit recht wil ontnemen, wie met voorbij gaan van den Koning hier de wet zou willen stellen, dien achten wij terecht een rebel of een overweldiger, dien behandelen wij als een vijand, niet alleen van den koning, maar ook van de natie, wier hoofd de koning is. Kinderen, die in huis aan hun vader, onderdanen, die voor het nationale leven aan hun koning de besturende, de wetge vende, de rechterlijke macht ontnemen, die noemen wij terecht revolutiemannen en oproermakers, al ware het ook dat zij de beste wetten hadden gegeven. Zij weerstaan de goddelijke macht, waar mede de Heere des hemels en der aarde den vader over het huis en den koning over de natie bekleed heeft, zij verwerpen en ver storen de inzettingen des Heeren, zij komen in verzet tegen de opperste Wijsheid, tegen het heilig recht van den oppersten Wet gever. Wat uw vader over zijn huis, de koning over zijn volk is, dat is de Christus over Zijn kerk. Hij is niet alleen het Hoofdmaar ook dc Koning Zijner Kerk, gelijk Hij de Ko ning der Koningen, de Heer der Heeren is, door Wien God drieëenig het heelal regeert. De Christus is naar Gods Woord de Souverein in Zijn Kerk. Hij alleen en uit sluitend heeft dus het recht, om te bestu ren, om de wet, om orde en regel te stel len, om als rechter te zitten. Dit is Zijn Koninklijk ambt. Dit is de goddelijke macht, waarmede Hij bekleed is en die Hjj nu aan Zijn Kerk bedient. Toen Hij ten hemel opvoer, deed Hij geen afstand van die macht, maar toen ging Hij die ontvangen. Hij heeft ook nooit eenig apostel of evangelist of die naar des Woords of ouderling met die macht bekleed, om die in Zijn plaats uit te oefe nen. Hij stelde nooit of nergens op aarde plaatsvervangers aan in de regeering Zijner Kerk, Maar wel behaagt het Hem, gelijk Hij met Woord en daad ons leerde, om zich van menschen, van ouderlingen te bedienen om Zijn Kerk op aarde te regeeren. De Gereformeerden stellen zeer hoogen prijs op orde en regel. Zij gelooven en belijden, dat zij onmisbaar zijn voor het welwezen der Kerk. Doch dan moeten zij van Christus gegeven zijn, dan moeten zij in Zijn recht en macht haar grond en kracht hebben, dan moeten zij zijn naar Zijn Woord en tot Zijn eerdan moeten zij door middel van de ambten tot stand gekomen zijn. Dit is nu het groote bezwaar, dat elk gereformeerde, ja dat elk Christen tegen de besturen en reglementen van het Ge nootschap van 1816 heeft of behoort te hebben. Dat Genootschap is de Kerk niet. Het heeft er letterlijk niets mede gemeen. Niet door de Kerk, maar door den Koning, die daartoe van de Kerk noch verzoek noch lastgeving ontvangen had, die als Koning daartoe ten eenenmale het recht miste, is, zij 't ook met de beste bedoelingen, dat genootschap uitgevonden en opgericht. In 1816 bestonden de kerken al eeuwenlang en toen kwam pas het genootschap. Met behulp van politie en justitie, met sabel en bajonet is dat genootschap aan de kerken opgedrongen. De trouwe leden der Kerk, de aan Christus gehoorzame onder danen en knechten hebben vanl83646 en, zij 't ook door Gods weerhoudende genade in veel minder mate, ook nu weer sinds 1886, allerlei vervolging, smaad en schade moeten lijden, omdat zij bij de kerk wilden blijven zonder dat anti-christelijke genoot schap te erkennen; omdat zij de Kerk des Heeren wilden vrijmaken van dat genootschap. Waarom dan dat Genootschap zoo Chris- tusonteerend en Icerkverwoestend is Hierom. Het leert blijkens al zijn handelingen en reglementen, dat de leden der Kerk, de onderdanen van den Christus, het recht hebben, om buiten den Christus om over de kerk besturen aan te stellen en aan die be sturen het recht en de macht te geven, om buiten Christus om zijn Kerk te besturen niet naar Zijn Woord, maar naar reglemen ten en bepalingen, die zij zelf gemaakt en aan Zijn Kerk opgelegd hebben. Dit is dus volop de revolutie in de Kerk dat is oproer prediken en maken tegen den Koning, die van God gezalfd is over Zion. Is dat niet Christus onteerend, moet dat de Kerk niet ten verderve zijn Daar komt nu bovendien nog bij, dat de orde en regel, door den dwang van dat ge nootschap aan de Kerken opgelegd en op gebonden zóó is, dat alleen leugen en on geloof bloeien en vrij zich bewegen kunnen, maar dat de waarheid verstikt wordt. Maar al waren de reglementen nu ook zóó goed als zij nu slecht zijn, dan moest nog ieder, die Jezus liefheeft, die Christus' eere zoekt, het welwezen der Kerk ter harte gaat, wien zich met alle macht verzetten tegen dat genootschap en tegen de revolutie en het oproer, die het in onze Kerken heeft gepredikt en verwekt en doet voortduren. Wij willen, wij mogen ons niet afscheiden. Wij willen noch mogen ons zelf uit het ge nootschap helpen en de Kerk er onderla ten zitten, en de revolutie en het oproer in de Kerken laten voortdnren. Dat kunnen wij niet. Wij willen liever omkomen. Want aan ons is niets verbeurd. Maar Christus' recht en eere, maar het welwezen der Kerk, daaraan hangt alles. Daarom, wat wij smee- kend van God begeeren, wat wij met inspanning van alle krachten zoeken, is, dat de Kerken vrij komen van den gruwel van het genootschap, dat het oproer in Christus kerk in Nederland gedempt worde, dat het oproerige volk met boete en berouw tot zijn koning weder- keere en met schuldbelijdenis zich voor Hem buige, en zich weder aan Zijn wet aan Zijn orde en regel onderwerpe. Dat willen wij. Daarom alleen worden wij door het ge nootschap vervolgd. Daarom worden wij uit onze kerken geworpen. Daarom wordt alles aangewend, om ons de bediening van ons ambt te beletten. Daarom worden wij gescholden en belasterd en tracht men de onwetende meerderheid in onze kerken van ons af te houden. Maar daarom moesten ook alle liefheb bers des Heeren zich bij ons voegen. En daarom ook, men moge zoo vroom en orthodox preêken en bidden en leven als maar kan, zoolang men het tegen de reformatie vóór het Nederl. Herv. kerkge nootschap opneemt, zoolang blijft men de revolutie in de kerken, het oproer tegen Christus sterken, zoolang pleegt men, 't zij men 'tzoo inziet of niet, verraad aan de zaak van Christus en aan zijn Kerk. Nederd. Geref. Kerken Drietal te Woudsend D. J. B. Wijers te Hijlaard, J. Teves te Wetsinge-Sauwert, J. Bajema te Sneek. Te RotterdamP. J. W. Klaarhamer te Middelburg, H. H. Veder te Schiedam, K. W. Vethake te Arnhem. Beroepen te IJlst E. Eisma te Ben- nekom te Meppel J. Langhout te Haarlem te Alkmaar J. H. Eeringa te Klundertte Giesen-Nieuwkerk J. J. A. Ploos v. Am- stel te Reitsumte Leiden R. J. W. Ru- dolf te Heinenoord, Bedankt voor Kampen door A. v. d, Sluijs Chr. Geref. Predt. te Enkhuizen. De Heer J. L. Jaspers gaat als oefenaar naar Rozenburg. De heer F. Drost is als oefenaar be noemd te Hasselt. Verantwoording van Liefdegaven. Bij den Penningmeester van gecommit teerden voor de Zending van C. J., 3 maan- delijksche bijdrage f ,52 en voor hotte kort f 1. A. Krijger, In dank ontvangen door den boekhouder der Kerkelijke kas uit de Collecte van Zondag 1 Juni; Yoor de Plaats van M, d. W. f 2,50 van H. f 2,door br. C. H. de Wagemaker van S. B. voor 2 plaatsen f5, J. J. Dockheer. Voor het Fonds van hulpbehoevende kerken enz. buiten de Classesniets. Aan den gever van de f 1 voor dit

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 3