laten registreeren en te pnbliceeren in de Zeeuw-
sche Kerkbode.
Op voorstel des Vooi-zittcrs wordt goedgevon
den de behandeling der overige punten van het
agendum te verdagen, en tevens besloten in de
aanstaande vergadering, behalve de gewone spoed-
eischende zaken geen andere onderwerpen in be
handeling te nemen, dan de ingekomen vragen en
voorstellen voor de aanst. Synode.
Bij de hierna gehouden omvraag wordt op de
vraag van een der br. Ouderlingen beslist dat
D. V. smalle Kerkeraad zal gehouden worden
"Vrijdag 6 Juni.
Voorloopig wordt bepaald, dat met het beroe-
pingswerk zal worden aangevangen na afloop der
Synode.
'De voorzitter deelt nog mede, dat het hem om
verschillende redenen zeer bezwaarlijk zal vallen,
Zondag 22 Juni voor de gemeente alhier op te
treden. Ka eenige bespreking neemt ZEerw. op
zich, pogingen te zullen aanwenden om door rui
ling in dezen dienst te voorzien.
Met het oog op de te verwachten drukke werk
zaamheden van kerkelijken aard gedurende de
maand Juni wordt besloten, in die maand geene
catechisatien te houden.
De voorzitter sluit hierop den Kerkeraad en
draagt een der br. Ouderlingen op, voor te gaan
in dankgebed.
Johannes de Doooer.
i
XIX.
Hoe klaar doet Johannes in zijn predi
king den persoon en den arbeid van den
Christus kennen. Hoe stdfc hij den ko
menden Koning in zijn noodzakelijkheid
en dierbaarheid voor. Hoe duidelijk is het
uit zijn onderwijzing, dat zoo die Gezalfde
niet eerst tot het Zijne komt, zijn volk
dan niet Zijn volk zal kunnen zijn. Al
wat daartoe noodig is, hebben zij alleen
in Hem.
Het. moest onder zulk een prediking nu
wel duidelijk worden, wie onder de schare
in waarheid levend gemaakt en tot be
keering gekomen waren, en bij wie dit
slechts in schijn zoo was. Dit werd nu
wel openbaar uit het verlangen, het zuch
ten, het uitzien naar Jezus.
Bij komt", zoo riep de voorlooper.
Welk een heerlijk evangelie was dat voor
de zoodanigen. Zij waren overtuigd, dat
die roeper de waarachtige woorden Gods
hun overbracht. Zij mochten inzien, welk
een zaligheid die woorden voor hen in
hielden.
Toch zou dat komen niet voor allen
blijdschap en zaligheid brengen.
Blijkens LuJcas 3 17 komt Hij met de
wan in zijn hand.
Zyn dorschvloer, d. i. zijn zienlijke kerk
hier op aarde, was onzuiver. Daarin was
kaf en koorn dooreen gemengd. Dit mocht
niet zoo blijven. Vooreerst toch is onzui
vere tarwe tot oneere voor hem, die ze
bezit en onbruikbaar bovendien, en ten
andere op den dorschvloer kon zij niet
blijven, aangezien de schuur des Heeren
de plaats barer bestemming was.
Er moest dus zuivering en dientengevolge
scheiding komen. Tarwe en kaf moesten
elk tot hun eigen plaats gaan. De eene
in de schuur, de andere ten vure.
Van zelf kon deze zuivering niet geschie
den. Zij moest door eene machtige en
bekwame hand worden volbracht. Deze zou
zoodanig een werk aan zijn dorschvloer
doen, dat het lichte en waardelooze kaf naar
zijn aard zou opstuiven en zich zou uit- en
afscheiden van den tarwe en van den wanner.
Daarmede zou het zich zelf als kaf doen
kennen, en het vonnis rechtvaardigen, dat
het daarna zou ondergaan.
Door datzelfde werk des wanners zou
ook de tarwe gelegenheid hebben zich naar
haar aard te openbaren, en hetzelfde wat
het kaf deed wegstuiven, deed haar bij den
wanner blijven.
Dat door dit werk, door dit geweld van
den wan voor een wijle alle orde verbroken
en de valsche, ongeoorloofde eenheid voor
altijd verstoord zal worden, is duidelijk.
Evenzeer zal het gevolg zjjn, dat de over
blijvende tarwe in vergelijking met den
onzuiveren hoop slechts een klein hoopje
zal zijn.
Doch hoe kan dit anders
De geheele hoop kan niet behouden wor
den. Alleen het overblijfsel, de tarwe kan
in de schuur worden binnengebracht.
De Christus zou dus niet enkel komen
om zalig te maken, maar ook om te richten.
Zijn volk zou Hij een verlossende koning
zijn, doch zijn vijanden een verterende
rechter.
Het is duidelijk, dat de tarwe en het
kaf niet door den wan noch door het wan
nen tot tarwe of kaf wordt gemaakt. Neen,
wat in den wan komt, is of het een öf
het ander en door het wannen wordt open
baar, wat het is. Evenmin vindt de zui
vering plaats, vóór dat het op den dorsch
vloer komt. In de schuur is de zuiverheid,
op den dorschvloer niet. Daarom kan op
den dorschvloer de wan niet gemist en
moet het wannen daar telkens op nieuw
geschieden.
Zóó is de ordinantie Gods. Wee, die
haar verwaarloost of verandert. Hij
moge een vriend van het kaf zijn, doch
tegen de tarwe en den dorschvloer en de
schuur en den Heere gedraagt hij zich als
een vijand.
Nu zou men, ziende op zichzelf en op
het feit, dat elk menschenkind in zonde
ontvangen en geboren wordt, gaan denken,
dat er dan wel in 't geheel geen tarwe
zal overblijven en dat het al kaf zal
blijken.
Dat zou ook zoo zijn, indien de Heere
niet van te voren velen tot tarwe had
gesteld en tot tarwe had doen wedergeboren
worden.
Uit het geheele verband nu is duidelijk,
dat met den wan hier het evangelie be
doeld wordt.
De Christus zal dat evangelie zóó predi
ken en zóó doen prediken dat het kaf en
de tarwe openbaar wordt.
Die het Woord Gods hoort, die dat
evangelie gelooft en de oprechtheid van
zijn geloof uit zijn werken bewijst, die is
uit God geboren, dat is tarwe doch die
dat Woord niet hoort, dat evangelie niet
aanneemt, die is uit God nietdat is kaf.
Waar dat evangelie dus niet zóó gepre
dikt wordt, dat tarwe en kaf openbaar
worden, daar wordt het valsch gepredikt,
daar wordt het anders gepredikt, dan het
de Heere wil, daar wordt het niet tot be
houd maar tot verderf verkondigd.
In de zienlijke kerk moet dus acht ge-
gegeven worden op de werking, die de
zuivere prediking des Woords doet, op de
gevolgen welke zij bij iemand heeft. Naar
die werkingenuit de waarneembare gevolgen
moet dan beoordeeld of men met tarwe dan
wel met kaf te doen heeft.
Eene eerste vereischte is dus, dat die
prediking zuiver zij, en een tweede nood
zakelijkheid is nu, te zorgen, dat die pre
diking op voldoende wijze tot de leden der
zienlijke kerk komt.
De wan moet goed zijn, moet goed ge
hanteerd worden, en wat op den dorschvloer
is moet in den wan komen. Zoo een dezer
drie mankeert is de uitkomst valsch en
onbetrouwbaar.
Om dus tot reformatie van kerk of huis
of hart te komen, moet de zuivere predi
king voorop gaan en de Christelijke tucht
daarna volgen.
De tucht richt de zielen zóó als zij
door de prediking zijn openbaar geworden.
Ook is het duidelijk, dat zij die niet tot de
prediking komendan door de prediking
moeten worden gezocht. Want deze is de
wan en anders is er geen.
Ook hieruit blijkt dus weder, dat de te
genwoordige reformatie in het rechte, bij-
belsche spoor wandelt, en ook, hoe noodig
het is tot reformatie, tot heiligmaking van
kerk en staat, dat wij tot het Woord gaan
en dat Woord laten werken.
Voor het leven, de prediking, de tucht,
de regeering in Gods Kerk mogen niet
buitengewone openbaringen,niet onnaspeur
lijke bevindingen of ingevingen, niet de
gevoelens en meeningen van een Dienaar of
ouderling ofeenig kind des Heeren, maar
moet alleen en uitsluitend het klare Woord
Gods tot maatstaf en toetssteen en richtsnoer
zijn.
Zoo predikt Johannes.
Het was uit deze prediking opnieuw dui
delijk, hoe noodig de komst van dien Ko
ning toch was, en ook, dat er met en na
Zijn komst groote verandering zou worden
gezien.
x» Hij dan ook nog vele andere dingen
vermanende, verkondigde den volke het
Evangelie".
Het is vooral de Apostel Johannes, die
in zijn evangelie ons mededeelt in welke
bewoordingen de Wegbereider de boodschap
des beils heeft voorgesteld.
Wij willen hieraan nog een tweetal over
denkingen wijden en ons vooral bepalen bij
die treffende uitspraakZie, het Lam
Gods dat de zonde der wereld wegneemt!"
K S £1
Er moet toch orde en regel zijn.
Het is geen ongewone zaak, dat men.
als antwoord op de bestrijding van de re
glementen van het Genootschap van 1816
verneemt ernaar er moet toch orde enregel
zijn!* Gij, Nederd. Gereformeerden maakt
nu toch ook weer allerlei bepalingen
Dit antwoord bewijst, dat zij, die het
geven, nog niets begrijpen van de redenen
der tegenwoordige reformatie en dat zij
evenmin verstaan, hoe het in de Kerk be
hoort toe te gaan.
Zeker moet er orde en regel zijn. Beide
zijn uit God. De Heere heeft al Zijn
werken ordelijk geformeerd. Hij heeft al
Zijn schepselen en alle leven, zoowel het
geestelijke als het natuurlijke, aan orde en
regel gebonden. Hij onderhoudt door Zyn