Va» den Bergh en Van der Land.
Hebt gij den H. Geest ontvangen, toen
gij geloofd hebt
ALLERl&L
Bedroevend.
Met deze gedachte hebben zeker zeer
velen het verslag der zitting van onzen
Gemeenteraad gelezen, waar dit handelt
van hetgeen gezegd en besloten is naar
.aanleiding van een adres, verzoekende af
schaffing der kermis.
Èn die besprekingen èn het genomen
besluit zijn bedroevend.
Immers zij geven zoo groote redenen om j
te vreezen, dat onze stedelijke overheid niet j
meer verstaat, dat zij haar ambt niet van
menschen, maar van God ontving, dat zij
dus Gods dienaresse heeft te zijn, en dat zij
haar ambt heeft te oefenen naar Zijn ver
klaarden toil.
De overheid heeft een ambt.
Een ambt is altoos de bediening van
goddelijke macht door menschen.
God stelde onze overheid en bekleedde
haar met Zijn macht, om den goede te
beschermen en te sterken en om al wat
goed is te bedenken en te bevorderen,
■doch ook om den kwade te straffen en
om al wat kwaad is tegen te gaan en te
weren.
Het een zoowel als het ander natuurlijk
alleen op het terrein van het openbare le
ven van stad of gewest of land.
God stelde haar en gaf haar macht en
wapende haar hand, om te zeggenZóó
wil God het en zóó zal het nu ook gaan.
Dit is nu niet onze meeningmaar zóó
leert God het in Zijn Woord.
En is van dit alles nu iets te bespeuren
in bovenbedoelde besprekingen en in 't ge
nomen besluit
Geven die dan aan hen, die God vree
zen en hun overheid liefhebben, geen rede
nen tot droefheid
Zij, die God vreezen en voor Zijn Woord
beven, zien niet allereerst op de menschen,
op wie dat overheidsambt ligt. Zij zoe
ken de heerlijkheid van dat ambt niet in
de uitnemendheid of vroomheid van hen,
die het dragen en er mede bekleed zijn.
Yoor hen is dat ambt uit zich zelf heer
lijk, omdat het goddelijk is.
Maar daarom ook zullen zij zich gedron
gen gevoelen, om voor haar overheden te
bidden. Immers tot de rechte bediening
van dat ambt is noodig een verstand, met
Goddelijk licht bestraald en versierd met
wysheid uit Gods Woord, en een hart
waarin de vreeze des Heeren woont. Daar
bij is het duidelijk, dat alle booze machten,
die in deze wereld zijn ingekomen, samen
spannen, om ook dit ambt te verderven,
en in zijn tegendeel om te zetten. De
zesde bede van het allervolmaaktste gebed
is dus der overheid zeer noodig.
Doch hierbij kan het niet blijven. Die
God vreezen, kunnen niet nalaten, te ge
tuigen tegen overheden, die in hun ambt
God niet vreezen, en dat goddelijk ambt
bedienen naar de beginselen van ongeloof
en revolutie.
Dit liefde tot de eere Gods, uit begeerte
naar het welwezen van burgerij of natie,
uit liefde tot die overheid zelve, zullen zij
getuigen tegen wat niet is naar Gods ver
klaarden wil.
Zij doen dit met eerbied, met onderda
nigheid, met liefde, want de Overheid is
en blijft Gods dienaresse, en dem Heere
alleen komt over haar het gericht toe.
Doch dezulken zullen nog meer doen.
Zij zullen naar Gods bevel al het hunne
doen, om goede scholen te stichten en te
onderhouden, waarin de jeugd, ook de
kinderen der aanzienlijken, in de vreeze
des Heeren worden opgeleid voor hun
toekomstige bestemming waarin niet de
levens- en wereldbeschouwing van onge
loof en revolutie, maar die van Gods Woord
wordt gehuldigd.
Door dit raiddel maken niet wijmaar
vormt de Heere God goede overheden en
rechters.
En hoe staat het nu met deze drie za
ken Met ons gebed in 't openbaar en in
de binnenkamer voor onze Overheden
Met ons getuigen Met ons arbeiden voor
goede scholen
Och, hoe diep schuldig staan zij, die God
vreezen in Nederland, voor hun God en
voor hun overheden
Die God vreezen moesten door deze drie
middelen de steun der overheid zijn, en in
steê daarvan hebben zij op zijn best jaren
lang zich teruggetrokken en afgezonderd.
Hebben zij getracht zich te redden uit de
doorbrekende golven van ongeloof en revo
lutie, en de eenige vrucht is geweest, dat
zij zelf met huisgezin en natie en overheid
dreigen om te komen.
Moet hierin niet reformatie komen
Moet deze niet aanvangen met diepe ver
ootmoediging, met hartelijk schuldbelijden
van de kinderen Sions onder ons
Moet het niet zoo worden, dat wij in
deze zaken om Gods wil ons leven willen
verliezen
Ja gewis.
O, dat de geest des Heeren weer door-
breke, opdat het eerste suizen van dien
Geest der reformatie, die reeds door Gods
genade in kerk en staat en school mag
worden gehoordniet ophoudemaar
al sterker wordt. Opdat de dagen komen
mogen, dat er weder een Godvreezende
overheid over ons sta, gesteund door allen,
die voor 's Heeren Woord beven, en die
naar haar ambt weer spreektZóó ivil God
het en zóó zal het gaan.
Verslag Zending-Congres.
Naar wij vernemen, zal het hoogst be
langrijk vérslag van bet in Januari 11. ge
houden Zending-Congres, ongeveer den len
der volgende maand (Juni) het licht zien.
Het zal ruim 8 vellen compressen druk
beslaan, in dubbele kolommen en met 2
kaarten, tot den uiterst geringen prijs van
50 Cts.
Zeer ruime verspreiding is noodig èn
om de zaak zelf èn om de kosten te kun
nen dekken.
Die het nog niet besteld heeft, doe het
nog-
Wij kunnen niet nalaten, aan onze
Lezers het onderstaande stuk uit de Zuid-
Hollandsche kerkbode voor te leggen.
Het is geheel naar ons hart geschreven.
IMoge de lezing velen tot een zegen
p zijn.
Twee mannentwee broeders twee
i kinderen Godstwee discipelen van den
Heere Jezus Christustwee Dienaren des
Woords in de gemeente des Heeren op
aarde, werden aan de Kerke Gods in Ne
derland ontnomen,
j Ze gingen de ruste in, die er voor Gods
!volk overblijft. Ze gingen over in de ge
meenschap met dat deel van 's Heeren
Kerk, dat ontbonden werd, om met Chris-
|i tus te zijn.
Wij staren hen na, En bij den weemoed
ji over hun afsterven en bij de blijdschap
l over hunne zaligheid, voegt zich eene lief-
lijke vertroosting en eene ernstige verma-
l ning.
IE ene liefelijke vertroosting. Niets scheidt
hen meer. Zij hebben geen geschil meer.
Zij hebben geen eigen standpunt meer, dat
1 zij tegenover elkander handhaven. Want
1 zij hebben geen verschillend middelpunt
I meer in het oog, dat hen als regel voor
de openbaring van hun leven bindt. Chris-
1 tus en Christus alleen, hun Hoofd, hun
Heer, hun Koning, hun Bruidegom, hun
I Verlosser toe te behooren, toegeleid te
worden en in Hem en door Hem den Va
der, den Zoon en den Heiligen Geest te
kennen, lief te hebben en te verheerlijken,
dat is de eenige regel voor al de heiligen,
j die ontsliepen. En die regel werkt onbe-
lemmerd, die regel alleen werkt bij hen.
I Bij dien regel komt niets anders meer in
I aanmerking. Veel minder zou iets in staat
zijn om dien regel buiten werking te stel-
S len, of zich boven dien regel te laten
Ij gelden.
Zij verlangen en verwachten nu te za-
men slechts één verlangen en ééne ver
wachting, namelijk de openbaring der ééne
heilige Kerk van Christus in vereeniging met
1 haar heerlijk Hoofd in het Huis des Vaders.
Zij verlangen en verwachten deze volle
heerlijkheid nu slechts in één weg, name-
lijk in den weg der ordinantiën van den
l éénigen Christus, die in den troon des
J Vaders is gezeten, en door den Heiligen
j Geest.
In die éénheid hebben ze nu ook de
jj zuivere vereeniging met elkander gevonden,
j Neen, wij blikken nier achter het gordijn,
jj Wij staan er voor. Maar wij vangen toch
de vertroosting op, al aanschouwen onze
!oogen het niet. Zij hebben in den Chris
tus de éénheid van heel de openbaring
huns levens gevonden tot in eeuwigheid.
Zoete vertroosting voor wie naar de open
baring der éénheid van al des Heeren
volk op aarde smacht en zucht. Satan
moge nog een tijdlang verscheuren en
jj verdeelen, toch geeft de Heere eenmaal
dezen wensch van allen, die Hem vreezen.
1 Daarin is echter voor ons ook eene ern-
I stige vermaning. Bij hen, die in de ruste
j ingingen, is alles, wat zij tegen een broe
der of zuster op aarde gehad hebben, af
gestorven. Zij hebben voor al des Heeren
Ivolk niets dan de band der liefde, die in
Christus is, overgehouden. Moge er dan
nu ook bij het volk, dat op aarde over
bleef, niets meer tegen deze broeders zijn.