ALliiltllll.
Woord predikte hoe hij dezen eersten sleu
tel des koninklijks hanteerde en daarmede
den bekeerden het koninkrijk ontsloot, d. i.
hen tot zekerheid omtrent hun burger
schap bracht, en den onbekeerden toesloot,
d. i. hun beduidde, dat zij nog geen deel
aan het koninkrijk hadden.
De Heere wrocht krachtiglijk mede. Hij
opende menig harte, om acht te nemen op
Johannes' woord.
Nu deed zich een verschijnsel voor, dat
niet zeldzaam is, dat ook nu nog wordt
waargenomen, al openbaarde het zich toen
ook op andere wijze dan thans.
Het volk nl. overlegde in stilte en onder
elkander sprekende, of Johannes niet moge
lijk de Christus ware. Ja men verwachtte
zelfs, dat hij zich te een of anderen tijd
als de Messias zou openbaren. Lukes 3 15.
Hij had wel zeer duidelijk tot Farizeën
en Schriftgeleerden gezegd, dat hij die niet
was, maar dat hij de Yoorlooper, de weg
bereider was, en dat de Messias na hem
komen zou, doch het volk, de schare, ge
voelende de goddelijke kracht ^der waar-
heid, kwam toch telkens weer op dat
denkbeeld terug.
Vanwaar dit verschijnsel, dat precies zoo
bij ons zou zijn waargenomen, indien wij
toen hadden geleefd.
Het is de vrucht van den val in Adam.
Die is oorzaak, dat then in de dagen
der profeten oordeelde, dat zij uit zich
zelf liet verborgene kenden en wonderen
deden dat men in de dag n der apostelen
op hen zag, alsof zij door hun eigen kracht
eu godzaligheid de lammen deden gaan en
kranken genazen dat in onze dagen de
ethischen meenen, dat de profeten uit zich
zelf door hun buitengewone godzaligheid
en nauw verkeer met God de profetie
hebben voortgebracht en dat bij vele ge
reformeerden metterdaad (al is het niet
met den woorde) de kracht der prediking
meer gezocht wordt in liet bekeerd zijn
van den prediker, dan in het goddelijke
ambt.
En hoe de val dat veroorzaakt heeft
Door uit ons verstand het beeld Gods
weg te nemen. Ons ontbreekt nu de wijs
heid.
Het wezen, den aard der dingen kennen
wij niet meer, wij weten niet meer welk
verband er tusschen het wezen en den
vorm der geschapen dingen is en evenmin
welke de betrekking is tusschen den Schep
per en het schepsel. Wij kennen God niet
meer als de overvloedigeifyntem aller goeden,
uit Wien, door Wien, en tot Wien alle
dingen zijn. Die kennis leeft niet meer in
ons. Zóó staat God niet meer voor ons
bewustzijn.
Hierdoor is het naar den aard van ons
bedorven verstand en hart, om de waarheid
te veranderen in de leugen, en om het
schepsel te eeren in de plaats van den
Schepper.
Wij zien God niet en kunnen Hem niet
zien noch kennen.
Nu krijgt verstand en hart toch wel een
indruk van de kracht en wijsheid en tegen
woordigheid Gods, zooals die zich open
baren n de natuur en in het Woord.
Wij gevoelen ons in aanraking met
onder den invloed van iets buitengewoons,
van iets hoogers dan liet gewoon mensche-
lijke. Doch wij zien niet en verstaan niet,
dat dit nu God is, die daarin werkt en
zich openbaart. Ons verstand is geheel
onmachtig èn onbekwaam, om uit die er
varing door nadenken en naspeuren God
te vinden en tot God op te klimmen.
Toch zoeken wij een oorzaak. En nu
komen wij er toe, om te denken, dat die
held, die geleerde, die profeet, die apostel,
die predikant een hooger en beter soort
menseh is.
SamuM kon niet anders dan denken,
dat Eli hem riep. Hij kende de stem
des Heeren niet.
Saul kon niet anders dan denken, dat
David zijn vijand was. Hij zag God niet
meer.
Achab kon niet anders, dan Elia houden
voor den beroerder Israels.
De groote hoop kon niet anders dan
Johannes voor wat bijzonders houden.
Doch dit y>niet anders kunnenverontschul
digt niet, maar veroordeelt, ja dit is het
oordeel.
Alleen zoo de Heere ons en dus óók
ons verstand weêr levend maakt, en daarin
de gave, het vermogen des geloofs weêr
geeft, dan wordt dit anders, dan kunnen
wij God weêr zien en kennen gelijk Hij is,
als de overvloedige Fontein aller goeden,
en aangezien diezelfde gave dan ook in
den levendgemaakten en vernieuwden wil
is ingelegd, zoo kunnen wij God ook weêr
als zoodanig liefhebben en eeren.
Dan kunnen wij God weêr van 't schep
sel onderscheiden. Dan kunnen wij weêr
inzien, dat niet de wijnstok, maar dat het
bevel Gods door middel van den wijnstok
het druivensap voortbrengt, dat niet het
brood, maar dat Gods bevel door middel
van het brood ons onderhoudt, dat niet
Johannes de Dooper of wie ook, maar dat
Gods Woord door middel van den dienst
dier knechten ons verlicht en vertroosten
wijs maakt tot zaligheid.
Dit kunnen wij dan, niet omdat de kracht
daartoe bij ons is, maar omdat wij er het
vermogende geschiktheid weêr voor bezit
ten. Dit kunnen wij dan, niet zoo dikwijls
en voorzooveel het ons belieft, waar wan
neer en voorzoover het God behaagt.
Zoo is het dan ook te verstaan, hoe het
volk kon denken en verwachten, dat de
Yoorlooper de Chr'stus zelf zou zijn.
De blindgeborene stond vlak voor Jezus,
had Zijn wondere kracht en barmhartig
heid persoonlijk ondervonden en vraagde
toch, »Wie is hij, Heere! opdat ik in hem
moge gelooven
Als Petrus in naam der apostelen Hem
als de Christus, de Zone Gods belijdt, dan
verklaart de Meester, dat niet vleesch en
bloed maar de Vader in de hemelen hein
dit openbaarde.
Gelijk wij reeds vroeger opmerkten en
aantoonden, aan zich zelf, aan zijn verlo
ren staat ontdekt te zijn, doet ons nog
niet Jezus kennen en leert ons nog niet
Christus tot zaligheid onzer ziel te. kennen.
Daarom was het dan ook niet genoeg,
dat Johannes verklaarde, dat hij de Chris
tus niet was. Het was noodig en het be
hoorde ook tot zijn dienst, dat hij hen
leerde Christus van Zijn Yoorlooper te
onderscheiden, dat hij hun den Christus
toonde en hen op Hem wees.
Wij wenschen nu nog kortelijk ook dit
onderwijs na te gaan, om daarmede onze
overdenkingen over Johannes' persoon en
arbeid te besluiten.
Amsterdam. In de Staatscourant van
27/28 April zijn opgenomen de Statuten
der te Amsterdam gevestigde Vereeniging
voor lager onderwijs op Geref. grondslag.
Zij stelt zich ten doel gelegenheid te
openen tot het ontvangen van gewoon en
des noods van uitgebreid lager onderwijs
voor kinderen der Ned. Ger. Kerk te Am
sterdam, wier ouders of voogden hierin
niet op andere wijze kunnen voorzien,,
Voor zooveel noodig, is zij ook bevoegd
voor de opleiding van haar toekomstige
onderwyzeis te zorgen. Kinderen van andere
ouders kunnen niet tot het ontvaugeu van
dit onderwijs worden toegelaten, dan bij af
zonderlijk besluit van het bestuur der Ver
eeniging en volgens regelen, door het be
stuur vast te stelieu. De leden betalen een
jaarlijksche contrjbutie van ten minste één
gulden.
Het bestuur bestaat uit vijftien personen
vau dezen worden acht gekozen door de
leden der Vereeniging twee door de ouders
der schoolgaande kinderen, twee door het
college van diakenen der Nederduitsche
Gereformeerde Kerk te Arasterdam, en éen
door het bestuur der vereeniging L)e Ker
kelijke Kas" aldaar. De eerste maal treden
als bestuurders op da heeren dr. A. Ruyper,
VY. liovy, J. A. Wormser, H. W. Yan Loon,
C. A. lienier, P. Van Son, dr. J. Woltjer,
J. A. Ter Wolde, W. H. Van Schaick,
S. J. Seefat, J. VY N. Schneider, C. G.
Timmermeister en H. Bijleveld, wier getal
in 1890 compleet wordt gemaakt.
Barendrecht. De vorige week ver
gaderde de gemeente voor het laatst in het
kerkgebouw, dat door de rechtbank aan de
Synodale organisatie is toegekend. Onder
het laatste zingen sloot ds. Fortuijn sym
bolisch, den grooten Bijbel, die anders
altijd geopend op den kansel ligt, na vooraf,
uit naam des kerkeraads, plechtig verklaard
te hebben, dat de bediening des Woords
en der sacramenten van de Gereformeerde
kerk in dit oude kerkgebouw geëindigd
was. Het nieuwe kerkgebouw is 11. Zondag
in gebruik genomen.
Te Nijkerk is besloten tot het bouwen
van een nieuwe kerk, daar de tegenwoor
dige te klein is.
De kerk te Voorthuizen die toch al
reeds in zoo diepen rouw is gedompeld,
heeft nu bovendien nog de smart, dat zij
haar goederen eu eigendommen moet af
staan aan scheurmakers, die haren Koning
en Zijn gehoorzame knechten vervolgen.
Moge de Heere aan deze zwaar beproefde
Kerk zijue vertroostingen vele maken.
Ook de Kerk van Bunschoten moet
haar goederen en eigendommen afstaan aan
het Genootschap, waarin ongeloof en revo
lutie den toon aangeven, dat de Lieftinks
eert en steunt, maar de v. d. Berghs