Johannes de Dooper. de kring verwijdt van hen, die met de Reformatie mede wenschen te gaan. Ja waarlijk, de Heere heeft one ruimte gemaakt en ons doen wassen in dit land Te half tien ving de godsdienstoefening aan inet het zingen van psalui 89 3, het lezen der Weten van 1 Koningen 8 22-30, waarna de leeraar optrad, om, na het zingen van psalm 118 11 en gebed, de Gemeente naar Johannes 21 7m Het is de Ileere te bepalen bij de kracht van 's lleeren Opstandingen de heerlijke blijken daarvan van vroeger en later, bizonder ook iu de Reformatie dezer Kerk en de uitkomst haar iu het beschikken van dit gebouw bewezen. De tüsscheuzang was ps. 146:4,5 en 8. Hierna werd gewezen op de blijde ver wachting, die het cleel is vau allen, die Zions Vorst erkennen voor hunnen Koning, en een ieder de vraag voorgelegd of hij den Christus Gods door het werk des Geestes ook als zijnen levenden Verlosser uit den dood had leeren kennen. De nazang was ps. 118 11. Des namiddags werd eene predikatie ge lezen terwijl des avonds de Gemeente werd bepaald bij Johannes 20 19-23. De collecten overtroffen de verwachting. Het gebouw voldoet aanvankelijk zeer goed, alsmede het orgel, dat door vrienden hand uitnemend -wordt bespeeld. De .Naam des Hoeren zij geprezen De Raad der Ned. Geref. Kerk van Vlissingen. J. 'Hulsebos, praeses G. F. Laèrnoes, Jr. 1. Scriba Vlissingen, 10 April lb90.. De Eerkeraad der Ned er d. Geref. Kerk van Serooskerke neemt de vrijheid de leden der Kerk van Serooskerke te wijzen op de lijst, welke ten huize van den postbeambte ter teekening ligt. Allen, die op die lijst teekenen, verkla ren daarmede, dat zij den postbode ont slaan van de taak om des Zondags brie ven enz aan hun adres te bezorgen. Mogen velen zich gedrongen gevoelen, om, door op de lijst te teekenen, mede te ij werken aan de heiliging van des Heeren Ij dag. De Kerkeraad voornoemd, J. H. M. G. Wolf, praeses, P. VISSER, scriba. XII. Wij hebben gezien, dat Johannes van hen, die tot zijn doop kwamen, eischte, dat zij vruchten zouden voortbrengen der bekeering waardig. Hij oordeelde dus niet over het onzicht bare, maar bij beoordeelde alleen hetgeen bij waarnemen kon. Vond bij bij iemand goede werken, een nieuwe gehoorzaamheid bij een zuivere belijdenis, dan hield bij den zoodanige voor een bekeerde, dien bij dan ook tot bet sacrament toeliet, en van wien hij dan ook voortdurend vruchten der be keering waardigeischte. Dit is geheel naar den regel door den Meester ingezet, o. a. Matth. 7 20 >Zoo zult gij dan dezelve aan hunne vruchten kennen Niet die zegtHeere, Heere maar die den wil des Vaders, die in de hemelen is, doet, die gaat in het koninkrijk der heme len binnen. Die blijken kinderen des ko ninklijks te zijn. Het hartelijk haten der zondedat blijkt uit het bestraffen, het bestrijden, het ont vlieden derzeive en uit de oprechte droef heid over begane zonden het hartelijk lief hebben der goede werkendat blijkt uit het aanvankelijk wandelen naar al de geboden Gods, uit het jagen naar bet wandelen in nieuwheid des levens, uit bet getrouw ge bruik der genademiddelen, ten einde tel kens opnieuw en meer met kracht te worden omgord, uit het gedurig vluchten tot den Christus der Schriftendeze haat en deze liefde, zij verdienen niets, maar zij bewijzen veel Zij doen zien, dat er in onzen persoon, in ons kennen en willen een geheele om mekeer heeft plaats gehad dat er nieuw, ander leven in ons kwam, dat de duisternis plaats maakte voor licht, dat de dwaasheid, het onverstand, de traagheid in goddelijke zaken, welke ons aangeboren zijn, weken of althans aanvingen te wijken. Zij bewijzen, dat zulk een behoort tot de plant, welker wortel Christus is, behoort tot het lichaam, waarvan Hij het Hoofd is dat de H. Geest in hem werkt en hem doet deelen in die geestelijke en hemelsche zegeningen, waarmede God Zijn volk in Christus Jezus gezegend heeft. Zulken mogen en moeten het teeken en zegel hiervan ontvangen, waardoor nieuwe en noodzakelijke genadewerkingen hun ge schonken worden. Uit dit voorbeeld van Johannes, dat is te zeggen, uit de manier waarop de Koning Zelf hier door middel van Zijn vóorlooper Johannes de tucht uitoefent, blijkt ons hoe deze geoefend moet worden. De tucht gaat te rade met de verschijn selen, en wel alleen met die verschijnselen, welke naar [s Heeren Woord uit het geloof of uit het ongeloof voortkomen. Zij straft de zonde onverschillig bij wie zij die vindt, met de middelen door den Heere daartoe aangewezen. Zij leert den zondaar Gods weg. Zij wenscht zooveel mogelijk de Kerk zuiver te houden. Dat alleen de geestelijke kinderen, do kinderen der belofte", voor het zaad ge rekend worden, dat verstonden zij niet en toen het hun werd aangezegd, ontkenden zij het. Johannes toonde hun echter aan, dat God hen kon verwerpen, zonder Abraham van zaad te berooven. Zij behoorden tot het huisgezin van den Vader der geloovigen. Doch in dat huisgezin zijn knechten en kinderen. Beiden behooren er toe, doch op gansch verschillende wijze. De dienstknecht ji blijft dan ook niet eeuwig in het huis, de j) zoon blijft er eeuwig, jj Er zijn ook tweeërlei kinderen. Er zijn ij er, die naar den Geest geboren zijn, en die jj naar het vleesch geboren zijn. ïzaiiks en Ismaëls. De zoon der dienstmaagd nu zal Iniet erven met den zoon der vrije. Uit de werken, uit de vruchten moest g nu blijken, wie een geestelijke en wie een ivleeschelijke was. Daarin oordeelden' zij zich zelf niet, maar daarin oordeelde hen de l Heere door den dienst van Zijn knecht, si Het spreekt van zelf, dat het kerkelijk ij oordeel, de kerkelijke beproeving, niet de jj -seZ/beproeving uitsluit. Integendeel. Zij kunnen elkander niet missen. Indien beiden i zuiver loopen, dan bevestigen zij elkander. 'i Dan is de kerkelijke beproeving voor hem, f die in waarheid zichzelf wenscht te beproe- I ven, een onmisbare goddelijke weldaad. I Het is dus de vraag, hoe behoor ik tot jj het huisgezin der Kerk. J Ben ik een geestelijk kind, dan worden js de geestelijke werken Abrahams bij mij l gevonden. Doch blijkt uit mijn genegen- ij heden, overleggingen, woorden en daden, I dat ik van een anderen geest ben dan ij Abraham, dan kan ik mijzelf ook nog niet :j voor een zoon der belofte houden. 5 Door de tucht des Woords heeft Johan- l nes hun dus allen ijdelen grond ontnomen !en hun waren staat bloot gelegd. Zij ver toonden zich volstrekt niet als burgers des koninkrijks, als degenen voor wie in-Chris tus Jezus vergeving der zonde was. Hij mocht hen dus niet doopen. Nu komt in vs. 9 de prediking van gerechtigheid en oor...!eel. »En begint niet te zeggen bij U zeiven Wij hebben Abraham tot een Vader"enz. .Op dat woordje »iuij" moet de nadruk gelegd. In hun schatting waren zij de Kerk. Zij waren het za<d Abrahams, het volk. Zij waren eigenlijk de geestelijke aristocra ten, de besten in geestelijken zin. Hen had de Heere aangenomen. Hun behoorde dus de beloften en de sacramenten. In hun oog was dus de daad van Jo hannes hoogst onbetamelijk, om hen van Zijn doop te weren en hen te behandelen als zulken, wien de belofte des koninkrijks niet toekwam. Zij oordeelden, dat, aangezien de belofte aan Abraham èn zijn zaad geschied was èn daar zij tot dit huisgezin behoorden èn daar zij hiervan en van die belofte de be zegeling deelachtig waren in de besnijde nis, zij dan nu ook de erfgenamen waren. A L h KIIJL I. RAPPORT der Nationale Conferen tie van de JJiaconiën der Nederd. Gereform. lierken, gehouden te Amsterdamden 27 Maart 1890. Vau de elf Provinciën waren er slechts vijf vertegenwoordigd, en wel 2 afgevaardigden uit de Provincie Fries- laad. 2 Zeeland. 2 t> Gelderland. 2 s> Zuid-Hol land. 1 t> Utrecht. De voorzitter Ds. P. C. Koster van Velp opende deze samenkomst met lezing uit Gods Woord en gebed, verzocht br. H. Bergema van Leeuwarden als scriba te willen fungeeren, en gaf daarna 't woord aan Prof. Dr. F. L. Rutgers van Amster dam, die, hiertoe uitgenoodigd, met de meeste bereidwilligheid op zich had geno-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 2