Johannes de Dooper. De vergadering wordt hierna met dankgebed door den Voorzitter gesloten. De Kerkeraad maakt bekend aan de Broeders en Zusters van elders, die verzocht hebben tot het H. Avondmaal op Zondag a. s. te worden toege laten, dat hun dit wordt toegestaan. Het kan na tuurlijk niet vergund worden aan hen, die het niet aanvraagden, en ook niet aan hen, aan wie helaas, de kerkeraad schriftelijk heeft moeten be richten, dat hij hen moet afhouden. Namens den Kerkeraad voornoemd. P. J. W. Klaa.hha.3IER h. t. preeses, A. B. Grtjcq h. t. scriba. Woensdag 20 dezer werd in de Noordei kerk de Be jaarvergadering gehouden van de Vereeniging *de Kerkelijke Kas" te Middelburg. Op verzoek van hot bestuur had de WelEorw. heer Ds. P. J. W. Klaarhamer bereidwillig de lei ding dezer vergadering op zich genomen. Met het lezen van Psalm 146 en gebed opende de Voorzitter de vergadering en richtte vervolgens een woord van hartelijk welkom tot de opgekomen leden, üit de presentielijst bleek, dat slechts 49 leden tegenwoordig waren. De notulen der vorige algemeene vergadering werden voorgelezen en daarna goedgekeurd en gearresteerd. Bij monde van den Secretaris werd overeen komstig art. 19 der Statuten een schriftelijk ver slag uitgebracht van hetgeen in 't vorige jaar door het bestuur is verricht. De vergadering vernam hieruit, dat de toestand der Vereeniging gunstig is. Dank zij 's Ileeren vriendelijke trouw en ge nade werd het bestuur in staat gesteld aan al zijne verplichtingen te voldoen. De commissie van contróle rapporteerde dat de rekening en verantwoording van den kassier boekhouder over het afgeloopen jaar door haar was nagezien en volkomen in orde bevonden. De ontvangsten voor den kerkedienst bedroegen in genoemd tijdsverloop eene som van f 5268.005, de uitgaven f 544o.58ik hier is dus een tekort van f 177.58 voor het diaconale fonds was in gekomen f2969.374, door B.B. Diakenen is uitgegeven f 3357.46, zoodat deze rekening een nadeelig saldo aanwijst van f 388.08s. "Voor het orgelfonds was tot dusverre bijeengebracht de som van f800, welk bedrag in de Rijks-Postspaarbank is belegd. Ter vervulling van de vacatures in het bestuur, ontstaan door ae periodieke aftreding van Br. J. A. van Nederveen en het bedanken van Br. J. Rispaljé werden door de vergadering gekozen de B.B. J. van Aartsen en J. J. Stoel; tot opvolgers ter vervulling van de vacaturen, die op den dag der volgende jaarvergadering door de periodieke aftreding ontstaan zullen de B.B. J. A. van Ne derveen en W. Stoof. Tot leden der commissie van contróle werden benoemd de B.B. P. G. de Wolff, 1. de Wolft' en L. J. de Kok, tot hunne plaatsvervangers de B.B. G. P. "VVattez, C. H. de Wagenmaker en P. J. VY. Klaarhamer*. De vergadering werd te O'/a are door den voor zitter met dankgebed gesloten. Aangezien D. V. te Kouk erke en te Arnemuiden het H. Nachtmaal des Heeren weldra staat bediend te worden, zoo wordt aan degenen, die elders wo nen, doch in eene dezer kerken mede wenschen aan te zitten, medegedeeld, dat dit niet kan geschieden, tenzij daartoe vooraf de goedkeuring van den Kerkeraad van de genoemde Kerken is gevraagd en verkregen. Namens de Kerkeraden van voornoemde Kerken. J. Hulsebos, Consulent. De kerkeraad der Nederd. Geref. Kerk van Serooskerke bericht aan de leden der halve Stui vers vereeniging, dat de opbrengst gedurende het derde kwartaal bedraagt f 54,40, Namens den kerkeraad J. Geldof, Pz. XI. Wij zagen hoe noodig kèt was, dat Johannes volgens zijn ambt de teeringen der Farizeeën en Sadduceeën openlijk be strafte en als verderfelijk deed kennen. Hij liet het echter daarbij niet, maar trachtte tevens allen, die met die leeringen besmet waren, te brengen tot ontdekking aan hun sc/u)'?iheiligheid en etgwigerech- tigheid, aan hun valsch geloof en schijnbe- keering en aan de onwaarheid hunner be lijdenis. Hij doet dat in de nu volgende woorden van vs. 7 tot 9. j> Wie heeft u aangewezenZiedaar een vraag, waarin hun een waarheid gepredikt werd, die vlak tegenover hun hoograoedigen en leugenachtigen eigenwaan stond. Zij toch meenden, dat als de Heere riep, zij dan wel konden hooren, en dat zij ook konden verstaan en dat dan ook bij hen de macht was, om te besluiten, om tot den Heere te komen. Johannes nu houdt hun door zijn vraag voor, dat dit alzoo niet is, maar dat zij, die in waarheid tot zij u doop komen, daar toe door een ander geleid en bewogen worden. Hij stelt hun voor, zich rekenschap te geven van de wijze, waarop zij er toe ge komen zijn, om den doop der bekeering tot vergeving der zonden te begeeren. Wié is het, die U persoonlijk het ko mende gericht en vonnis Gods over V zóó heelt doen zien en inzien en U van de waarheid daarvan zóó overtuigd heeft, dat gij overreed zijt van de noodzakelijkheid, om naar een weg, een middel van ontko ming en redding uit te zien. Hij spreekt het namens den Heere voor hunne ooren uit, dat niemand anders dan door middel van het geloof kan inzien en toestemmen, zoo het de Heere hem door Zijn gepredikt Woord ontdekt, dat hij tegen alle geboden Gods gezondigd heeft en geen derzelver gehouden heeft en nog tot alle boosheid geneigd is, zoodat hij des doods schuldig is ,en zich met banden des doods gebonden voelt. Ook wil Hij hun doen gevoelen, dat inzicht en gevoelig bewustzijn van schuld nog niet den moed en de vrijmoedigheid en evenmin de kennis eenig recht geeft, om tot Jezus te vluchten. Hij onderwijst hen door deze vraag, dat alleen zulkeen tot Jezus kan komen èn komt in ivien God zelf door middel van 't geloof door de prediking des Woords de verzekering werkt, dat hij komen moet en mag, dat hij verwacht wordt. Door hen uit 's lfeeren Woord ambtelijk voor te stellen, hoe het tot waarachtige bekeering komtdoor de tucht des Woords over hun daad, hun belijdenis, hun komen tot het Sacrament te laten gaan, alzóó onderzoekt hij, of er zaligmakend geloof, echt werk bestond bij die tot hem kwamen. Johannes doet ons zien, hoe ambtelijk de tucht door het Woord moet geschieden. Wanneer hij hen aan het Woord meet en met het Woord weegt, dan blijkt uit hetgeen van hen gezien en geweten kan wor den, dat hun werk niet in der waarheid is, en daarom houdt hij hen van den Doop af. Hij oordeelt 'niet naar zijn meening of indrukmaar naar het Woord. Hij doet dit zóó, dat bij de heilig- houding van het Sacrament, ook deze zielen nog tot ontdekking kunnen worden geleid, en alzoo behouden worden. Hij bedient hun het Woord zóó, hij brengt het zóó tot hen, dat als er een kiem van leven en geloof in hen mocht zijn of in hen mocht gegeven worden, deze dan tot werking kan komen. Deze afwijzing is er dus geheel op be rekend, om zoo mogelijk deze zielen nog te vangen. •f Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig(vs. 8). Indien dan nu uw bekeering echt en uw geloof oprecht is, zoo brengt dan zulke vruchten voort, die daarvan het bewijs leveren. Toont uw geloof en bekeering uit uw werken. Hiermede wil hij niet zeggen, dat de geloovige en bekeerde het in zijn eigen macht heeft, om vruchten voort te brengen. Neen, Johannes wist zeer goed, dat al is de ak ker des harten met goed, levend zaad be zaaid, die akker toch niet door zich zelf den oogst kan voortbrengen, maar dat de Heere hem dien doet voortbrengen. Doch de Heere doet dit dan ook, en Hij doet een akker, die met onkruid bezaaid is, geen tarweoogst uitbrengen. Johannes heeft hier menschen voor zich, die zich zelf keuren en zich zelf de han den opleggen en dezen wil hij te verstaan geven, dat het oordeel en de keure der echtheid van geloof en bekeering den Heere toekomen, en dat de Heere keurt en als echt stempelt of als valsch verwerpt, door en naar zijn Woord. Niet die zich zelf het Sacrament waardig keurden werden toegelaten, maar die de door het Woord aangegeven vruchten van geloof en bekeering vertoonden en of deze vruchten er waren, daarover oordeelden zij zelf niet, maar daarover oordeelde de Dooper. Het echte geloof en de echte bekeering worden ook al dadelijk hieruit gekeud, dat zij zich gaarne aan deze ordening des Heeren onderwerpen, dat zij zich zelf niet kunnen en niet willen noch durven oordeelen. De farizeër, de schijnbekeerde wil dit juist niet. Het hart is hun niet gebroken, zij zijn niet tot de rechte kennis van hun doodstaat en daarom niet tot de rechte boetvaardigheid en verootmoediging geko men. Zij beeldden zich in, nog iets te kunnen, nog tot iets goeds bekwaam te zijn, öf zij raeenen door hun ingebeelde bekeering weder iets geworden te zijn. Men bemerkt, dat Johannes zoodanig predikt, dat zij er toe komen mogen, om in te zien, waarom hij hen van het sacra ment afhield en naar 's Heeren inzetting ook afhouden moestopdat zij alzoo tot zelfkennis mochten komen, opdat deze tuchtiging hen tot onderwerping aan den Heere en Zijn Woord mocht brengen, en deze pijn hun dus tot genezing mocht zijn. Vruchten der bekeering ivaardigdat zijn vruchten, die bij de bekeering behoo- ren, die met den aard der bekeering over eenkomen. Het moeten dus zijn zulke goede wer ken, zulk een nieuw leven, zulk een nieuwe gehoorzaamheid, zulk een hartelijk haten en vlieden van- en strijden tegen zonde, wereld en vleesch, zulk een lust

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 2