Zoo behoorde het ook tot den staat der rechtheid, om de stem des Heeren te kennen en te hooren. Bij den gevallen, den on wedergeboren mensch, bij den mensch zonder geloof wordt dit gemist. Dien baat het dus niets of Johannes al preekt. Het zou dien niets baten al sprak God recht streeks tot hem. Hp zou dan wel een schrikkelijke, een ontzettende stem verne men, maar hooren zou hij niet. Hij kan dat niet. Bij den wedergeborene, den met geloof (vermogen) begiftigde, is dit verlorene her geven. Zoo de Heere Zich tot dezen wendt en door den dienst van Zijn knecht hem roept, en de H. Geest zijn geestelijk oor tot die roepstem wendt, dan hoort hij en dan is hij kennende de stem zijns Gods. Zoo een zou zich dan wel aan dat hooren van die stem willen onttrekken, want de zondaar in hem kan en wil die niet hooren. Doch, gelijk wij vroeger reeds zagen, de H. Geest bewerkt, dat de wedergeborene blijft hooren, en dan wordt dit hooren, verstaan. Het wordt kennen en inzien, dat Gods Woord de Waarheid is. Verstand en wille worden overtuigd, overreed. Het komt tot een zich zelf kennen in zijn verloren en schuldigen staat, maar ook tot een kennen van de genadige vergeving der zonde, en van de verlossing, die in Christus Jezus is. Bij zulk een wordt dan dat hooren niet alleen kennen en toestemmen en aannemen maar ook vertrouwen. Die dan zóó hem hoorden en geloofden, die kwamen ook tot het belijden hunner zonde, tot het getuigenis dat de Heere rechtvaardig is. Bij die kwam het tot be keeringZij wondden zich weder tot den Heere, om naar Hem alleen te hooren d. i. Hem alleen lief te hebben, te gehoorzamen, te dienen. Bij hen kwam het dan tot heeling en genezing der breuke tusschen God eu hunne zielen. De aldus begenadigden hadden behoefte aan nieuwe genade, tot sterking van hun geloof. Aan die nieuwe genade, die hun niet alleen in de telkens vernieuwde pre diking des Woords werd aangeboden, maar ook en vooral aan die nieuwe genade, welke hun in den naam des Heeren door Johan nes in het sacrament aangeboden werd. Is het wonder, dat deze allen tot hem kwamen begeerende van hem gedoopt te worden. Het gebruik van het Sacrament werd hun namens den Heere voorgesteld als noodig en onmisbaar tot onderhoudingen verdere ontwikkeling van dat geloof, waar door zp alleen konden leven. En ook hierin moesten zij toestemmen de waarheid van Gods Woord, en dreef de gevoelde be hoefte hen er toe aan. Zoo waren dan de kenmerken der bekee ring, waaraan deze in het zienlijke kon worden gekend, de belijdenis van zonde de belijdenis van den Christus en het behoeftig naderen tot het voorgestelde sacrament. Uit dit alles blpkt opnieuw duidelijk, dab als Johannes den H. Doop toediende, dat hij dan daarmede in naam en op last des Heeren aan den doopeling personeel beteekende en verzegelde dat hij een lid van Christi Gemeente, dat hij een bond genoot was. Dat zulk een aandeel had aan het heilgoed door Christus voor zijn Kerk te verwerven en aan haar te schenken. Dat hij in dien komenden Christus voor een rechtvaardige zou worden verklaard en gerekend, met al de gevolgen daarvan. Aangezien Johannes nu volwassenen doopte, zoo moest hij bewijs hebben, dat zij metterdaad zulken waren. Nu was hij zoomin als de profeten en apostelen en zoomin als eenig dienaar of wie dan ook een hartekenner. Ook maakte de Heere hem zoomin als eenig schepsel door bijzondere openbaring bekend, hoe het geestelijk met zoo iemand, die den doop begeerde, stond Johannes moest tot den geestelijken staat besluiten, uit hetgeen hij uitwendig hoorde en zag. Het is ons dus duidelijk, waarom hij be lijdenis van zonde, betooning van boete en berouw eischte, benevens belpdenis van geloof in Christus. Zonder dat, mocht hij hen niet voor bekeerden, voor Abraham's zaad, voor kinderen der belofte houden, en dan mocht hij hen ook niet doopen, Pilippus de Diakeu zoowel als de apostelen volgden dan ook dezelfde praktijk; endaar het bp het H, Avondmaal om dezelfde zaken gaat, zoo is het duidelijk, dat de kerk niemand tot hetzelve kan toelaten, dan hen van wie zij uit de zichtbare vruchten mag besluiten, dat zij levend ge maakt en met geloof begenadigd zijn en van den Heere tot bekeering geroepen. Het is duidelijk, dat hierbij de mogelijk heid blijft bestaau, dat men een hypocriet, een tijdgeloovige voor korter of langer tijd aanziet en houdt voor een echt bekeerd mensch, voor een oprecht geloovig'e. Zeg Lezer, als wij deze dingen zoo saam bespreken, wat dunkt u dan van uw eigen bekeering Als wp zoo samen het Woord overdenken, voelt gp u dan door het Woord binnen of buiten het koninkrijk der hemelen sluiten M M 7). Hoe te handelen met Kerkenleden van kerken en ambtsdragersdie nog aan de Organisatie van 1816 blijven vasthouden Wij waren helaas, genoodzaakt de beant woording dezer zoo gewichtige vraag twee weken te laten liggen. Wij verzoeken dringenddat zij die dit kunnen doen, de zes vorige stukskens over deze zaak nog eens overlezen, om dan daarna met dit zevende voort te gaan. Deze zaak moet aan de orde blijven. Het moet. er toe komen, dat althans het meêlevend deel der Gemeente inziet, dat naar Gods Woord de Kerk hier en elders niet mag losgelaten. Het moet er toe ko men dat men inzie, dat reformatie wat anders is en wat anders bedoelt dan af scheiding. Er zijn er, die zoo zp meenen, te geeste lijk zijn, om over deze zaak te handelen; anderen wederom hebben op hun eigen wijze een lijn getrokken tusschen *het volk en »de werelden willen nu met die on heilige wereld niets te maken hebben nog anderen meenen dat alles gered :s, zoo zij het voor zich zelf maar goed hebben weer anderen zien een kranke en gebon den en misvormde kerk voor een valsche kerk aan, en willen niets met haar te doen hebben. En zoo zijn er tal van redenen, waarom men zich van het lezen van deze dingen ontslaat. Zulken die niet lezen willen, moet men dwingen om te hooren. Het gaat om het welwezen der kerk. Het gaat om de herstelling van onze schrikkelijk gedeformeerde huisgezinnen en scholen. Het gaat om de redding van onze natie. Daarom moet al wie het verstaat aan houden met vermanen en roepen, dat men toch weer handelen zal naar 's Heeren Woord met al wat gedeformeerd is. Er mag geen stilzwijgen bij ons zijn, Wp zouden dan ontrouw zijn in 's Heeren zaak. Wij zouden dan medehelpen, om de breuke Zions te bedekken, en zij moet ontbloot, opdat de Heere haar geneze. In onze vorige behandeling van boven staande vraag, zagen wij reeds hoe juist het antwoord der Voorloopige Synode is, op bladzij 50 der acta onder lo, 2o en 3o gegeven (zie Kerkbode van 18 en 25 Janu ari 1.1.). O, het is waar, zeer velen ook in de kerk van Middelburg, leven en openbaren zich als ongeloovige menschen, gaan met woord en daad lijnrecht tegen het Woord Gods in. Doch wat wil men dan, dat de menschen gelooven zullen zonder te hooren Wil men dan, dat zp hooren zullen zonder die hun predikt Moet dan het dwalendehet verlorene maar uit zich zelf tot den herder en de kudde en de schaapskooi weder keeren 't Is zeker gemakkelijk, om als men eerst door eigen zonde, door eigen verlaten van God, door eigen afhoereeren, het kerkelijk huisgezin in de war en gansch van streek heeft helpen maken, er dan als het er ons te benauwd wordt, uit te trekken en een nieuw net huisgezinnetje op te richten. Maar daarmede is het huisgezin, waartoe men behoorde niet gered, daarmede heeft men de leden van het gezin, die achterbleven dan ook prijsgegeven aan de booze macht, die men zelf mede in het huisgezin heeft toegelaten. Met zóó te doen is de breuke, gelijk die o. a. in Psalm 81 12 en in Hosea 1 en 2 wordt voorgesteld, niet geheeld. Doch de Heere heeft daarom Zijn kerk nog niet verlaten, hoezeer zij ook overge leverd was aan de macht van ongeloof en revolutie. Hp heeft Zijn verbond niet te niet gedaan. Om Zijns verbonds wille is Hij onzer nog gedachtig geweest. Toen de prediking der waarheid maar weer kwam, bleek het, dat er nog zaad der wedergeboorte was, dat er nog kinderen der belofte waren, Ach, hoe anders zou het huisgezin er uit gezien hebben, indien men het schei ding maken voor God en Zijn Woord had overgelaten, en indien men zelf tot veroot moediging en boetvaardigheid over de zelf geslagen breuke gekomen ware, en in het gedeformeerde huisgezin allereerst begon nen ware met het ambt der geioovigen te oefenen, door als geioovigen de tucht des

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 3