KORT VERSLAG van de handelingen der 2e Provinciale Diakonalö Hij moest aan het volk voorstellen, hoe bekeering en doop saam hoorden en op elkander volgden. Zijn onderwijzing moest doen zien, dat, wie het leven en het geloof ontving, ook niet buiten het sacrament kon. Zijn prediking moest zijn eene zoodanige voorstelling, ontvouwing, bediening van het Woord Gods voor al het volk, dat zij, die met het zaligmakend geloof begenadigd waren, daardoor tot kennis der waarheid, tot vertrouwen in Christus, tot de goede belijdenis en tot waarachtige bekeering mochten komen. Door de gave toch van het zaligmakend geloof, bij de wedergeboorte in het verstand en in den wil geschonken, gaf de Heere aan den wedergeborene het vermogen, om de geestelijke dingen, om het Woord der Waarheid te verstaan en om den Waar achtige te kennen, en in den wil het ver mogen der bekeering, om zich van alle schepsel af te wenden en geheel alleen en volkomen op Christus Jezus te vertrouwen, zich aan Hem over te geven. Dat geloof (vermogen) moet nu tot kracht en ontwikkeling komen, alzoo dat het komt tot gelooven d. i. tot zeker kennen en vast vertrouwen. De middelen waardoor de ff. Geest die kracht instort, die ontwikkeling werkt, tot die daad prikkelt, zijn de prediking des Woords en de Sacramenten. Buiten deze middelen om, geschieden deze dingen niet. Het gaat in liet geestelijke als in het natuurlijke, het leven wordt wel rechtstreeks van God gegeven, maar de onderhouding, de ontwikkeling werkt de Heere middellijk. Door de van Hem gegeven middelen, op de door Hem bepaalde wijze gebruikt, openbaart het leven zich in allerlei levens- do.d.en. Opnieuw blijkt dus het hooge gewicht en de groote noodzakelijkheid van de reine predicatie des Woords, maar niet minder nu ook de onmisbaarheid van het Sacra ment voor den wedergeborene en geloovige. Gelijk nu de Heere ons opgedragen heeft en ons in staat gesteld heeft, om te zorgen voor goed, zuiver voedzaam brood voor ons natuurlijk leven, even zoo heeft de Heere aan Zijn Kerk opgedragen en heeft Hij haar in staat gesteld, om te zorgen voor de reine predicatie des Evangeliums, en voor de reine bediening der Sacramenten. Geen wonder dan ook, dat de ware Kerk, overal waar zij zich openbaart, zich ken merkt door goede en groote zorg voor deze beide zaken te dragen. Dit is haar niet alleen opgelegdmaar ook aangeboren. Het wordt ook hoe langs zoo meer dui delijk, wat de dienst van Johannes was, en wat de dienst van een Dienaar des Woords is. De Heere bediende zich van Johannes om Zijn werk aan Zijn volk te doen. Niet alzoo echter, dat Johannes daarbij een ma chine was, dat zijn persoon en verstand en wil daarbij werkeloos op zij werden gezet. Ganschelijk niet. Geheel die persoon, dat verstand, die wil werden tot krachtige werkzaamheid geprikkeld, en hij diende zóó, dat hij voor elk zijner woorden en voor iedere daad den Heere rekenschap schuldig was hij diende aldus, dat hij wel degelijk met den Heere kon medewerken of Hem kon tegenstaan. En dat óók bij Johannes (gelijk bij eiken dienaar) scherp onderscheiden moet tusschen den dienaar en den persoon, blijkt uit aandachtige lezing van Joh. 1 1937 en Matth. 11:211. Johannes predikte dus allenhij riep allen tot bekeering, hij vermaande allen tot ge looven, geen onderscheid makende. Doch de H. Geest maakte wel onder scheid. Hij maakte de kracht der roeping alleen openbaar in de wedergeborenen, de ge- loovigen. De doop, welke Johannes op 's Heeren bevel predikte, is dus niet maar bloot een afbeelding, doch een genademiddel, waar door den geloovige wezenlijk nieuwe genade wordt toegevoegd. Hij stelde hem voor als een teeken en een zegel van zaken en gebeurtenissenvan zaken die gegeven, van feiten die geschied waren. De doop geeft een afbeelding van het geschonkene en van het gewerkte en daar door tegelijk de bezegeling, de bekrachtiging. Als wij het Woord vergelijken bij den giftbrief, waarin de Heere de beloofde zaken en daden beschrijf t, dan zijn de Sa cramenten de zegels van lak of was, waarin met beelden ingedrukt staan diezelfde zaken en daden, welke in den brief worden be schreven. Het is dus een afbeeldende be zegeling of een bezegelende afbeelding. Het Sacrament houdt dus hetzelfde in als de prediking, doch werkt op andere wijze tot versterking en wasdom des geloofs. De doop van Johannes moest voorstellen en bezegelen het overgegaan zijn in en het zijn in Christus Jezus en dat hij die ge loofde, in Jezus met al het ware zaad Ab?a- hams bezat het leven en de vergeving der zonden, de gerechtigheid en de heilig making. Die doop was dus het zegel en het tee ken van hun zijn in het koninkrijk der hemelen, zij waren onderdanen van Koning Jezus. Zij waren door dien doop afge zonderd van het Koninkrijk des Satans. Het is dus ook kennelijk, dat zij door dat doopteeken voortdurend vermaand en verplicht werden tot een nieuwe gehoor zaamheid. Immers het was het merkteeken van den grooten Koning, dat zij Zijn onderdanen waren, die naar Zijn Koninklijk Woord moesten hooren, en naar de wetten van Zijn Koninkrijk moesten leven. En daar nu de doop van God zelf door den dienst van den Dooper is ingezet, en daar de Heere zelf de beteekenis van den doop bepaald heeft, zoo worden dus ook de gedoopten van God zelf tot die nieuwe gehoorzaamheid vermaand en verplicht. Die dus tot den doop van Johannes kwamen deden daarmede belijdenis, beken tenis van hun zaligmakend geloof in de waarheid Gods. door de profeten en Jo hannes geopenbaard, van hun zaligmakend vertrouwen in dien Christus, dien Johan nes hun gepredikt had zij gaven daarmede te kennen, dat zij hartelijk vertrouwden, dat in Christus hun vergeving der zonden was geschied, zij drukten daarmede uit, dat zij dien Christus als hun Heere er kenden en Hem voortaan van harte wensch- ten lief te hebben en te dienen, en dat zij de gemeenschap met den booze en met het booze wilden verbreken en dat zij de Gemeenschap der heiligen zochten. Lezer, wat dunkt u, indien Johannes nu eens tot u predikte, zoudt gij dan met de hoeren en tollenaars van dien tijd, tot zijn doop willen komen Conferentie in Zeeland, gehouden te Middel burg, den 26en Februari 1890. Art. 1. Ds. J. H. M. G. Wolf, als voor zitter der oproepende Diakonie, opent de vergadering, leest Jeremia 3 en gaat voor in het gebed. Daar er vele zaken te behandelen zijn spreekt Z.Eerw. een kort doch goed woord ter inleiding der verdere werkzaamheden. Art. 2. Bij de vaststelling der presentie lijst blijkt, dat tegenwoordig zijn 23 afge vaardigden met keurstemmen en 16 zonder keurstemmen. Terwijl later nog een acht tal Broeders ter vergadering komt. Er waren ook een tweetal afgevaardig den uit de Kerk van de Klundert. De overige kerken in Braband waren uitgenoodigd, maar konden aan de oproe ping geen gevolg geven. Van de Christel. Geref. Kerk in Zeeland waren alleen die Diakoniën geDOodigd, die vroeger op een aan alle Gemeenten gericht schrijven hadden geantwoord, dat zij tot het bijwonen eener conferentie bereid waren. Van dezen waren nu alleen afgevaar digden uit Domburg, Goes, Grijpskerke en Bruinisse ter vergadering. De voorzitter heette ook deze B.B. in 't bijzonder hartelijk welkom en gaf uitdruk king aan de blijdschap der vergadering over dit feit, de hoop uitsprekende, dat nu opnieuw het bewijs zou worden geleverd, dat broederlijke saamwerking zoo mogelijk als gewenscht is. Art. 3. Het moderamen der vergadering bestaat uit Ds. P. J.W. Klaarhamer, voorz., Ds. B. B. v. d. Hoorn en Ds. J. H. Feringa, assessoren, en Diakenen P. G. de Wolf, en J. A. van Neder veen, scribae. Art,. 4. De uitvoerige en nauwkeurige notulen der le conferentie worden gelezen, goedgekeurd en geteekend. Art. 5. Er waren voor deze conferentie geen ingekomen stukken. Art. 6. De voorz. geeft aan Ds. Wolf van Serooskerke nu het woord ter inlei ding der besprekingen over de vraag Wat kunnen Diakenen der Nederd. Geref Kerken doen ter bestrijding, voorkoming en genezing van het kwaad der Prostitutie allereerst in eigen omgeving. De voorz. herinnerde er vooraf aan, dat deze vergadering geen macht heeft, om bindende besluiten te nemen, maar saam kwam om te beraadslagen en door dit middel elkander te onderwazen, te raden, te steu nen en tot reformatie op te wekken. Ds. Wolf nu het woord nemende zegt, dat hij niet door een referaat maar door eenige stellingen de besprekingen over de gestelde vraag zal inleiden. Hiertoe overgaande leest Z.Eerw. zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 2