Twee magere Varkens TE KOOP bij J. L. DE TROIJE, Gapinge. 3. De zending der Engelen, wier naam zelf die van boden of zendelingen is, vormt voor wat hun betrekking op ons geslacht aangaat, het hoofddoel van hun bestaan. 4. De zending van Mozes en de Profeten was het middel, waarvan de Zoon, vóór zijn Vleeschwording, en benevens de Chris- tophanie, zich bediende, om, in de bedee ling der schaduwen, zijn eigen zending te volvoeren. 5. De Vleeschwording was het komen van den Zoon tot deze wereld, om zelf in eigen persoon zijn zending ten uitvoer te brengeu, voor wat haar eerste stadium aangaat. 6. De zending der Evangelisten en Apos telen was niet, gelijk die der Profeten, plaatsvervangend, maar instrumenteel in de hand van den Christus, en daarin van alle latere zending onderscheideu, dat ze de oecumenische kerk van alle plaatsen en tijden gold. 7. De Heilige Schrift als zoodanig is op aarde de duurzame en blijvende openbaring van de zending van den Christus en zijn last aan de wereld. 8. In de plaatselijke kerken oefent de Christus alle eeuwen door zyn zending uit door zijn Dienaren des Woords. Deze zending richt zich tot alle gedoopten, als gedoopten, en derhalve als ingelijfden in het G-enadeverbond. 9. Onder Joden en Heidenen oefent de Christus zijn zending uit door zijn kerken zoekt onder hen wie Hem door den Vader in de uitverkiezing gegeven zijn; en doelt daarbij op den Heiligen Doop, om door dien Doop in het Genade verbond in te lijven. 10. Elke poging der kerken, om de zending van den Christus onder Joden en Heidenen te bevorderen, als dekmantel voor de verwaarloozing van zijn zending onder de gedoopten, is Farizeeuwsch. 11. Alle zending van den Christus brengt een last of bevel, waaraan degene, tot wien deze zending komt, zich onder werpen moet. Het is het brengen van het Woord van den Koning, door zijn ambassadeur, die Harazelven representeert. 12. Bedient de Christus zich bij dit vol voeren van zijn zending van menschelijke personen, dan legt Hij op dezen zijn eigen autoriteit, zoodat wie hen verwerpt, Hem verwerpt, en wie hen ontvangt, Hem ont vangt. 13. Zending van evangelisten onder Jo den of Heidenen kan daarom, evenmin als de zending voor den Dienst des Woords onder gedoopten, anders dan door de kerk geschieden. Elke andere verkondiging van den Christus onder Joden of Heidenen is geen zending, maar staat tot de wezenlijke zending in dezelfde verhouding als de Oe fenaar, die uit eigen aandrift onder de broederen spreekt, tot den Dienaar des Woords. 14. Alle zending van den Christus onder Joden of Heidenen strekt om hun eerst de Wet en daarna het Evangelie te brengen. 15. De zending onder de Joden moet niet het maken van een enkelen proseliet bedoelen iets, waarvoor geen afzonderlijke zending noodig is maar wel het rabbinis- tische wezen in zijn hartader aantasten, en daartoe, met degelijke kennis gewapend, op dit netelig terrein den Hoogmoed der Joden bestraffen door de Wet, en, eerst waar die hoogmoed gebroken is, de wonde heelen door het evangelie. 16. De zending onder de Heidenen moet zich richten op het vierledig doel1°. om de afgoden omver te werpen 2°. om de afgodendienaars tot den Heiligen Doop te brengen, teneinde de Kerk van Christus on der hun volk te openbaren 3». deze open baring van de Kerk van Christus in ver band te brengen met de Moederkerk en 4". om het Heidensche volksleven in Chris- telijken vorm om te zetten. 17. De zending onder de Heidenen moet zich, in de prediking van de Wet en van het Evangelie beide, richten naar den bij zonderen aard van het volk, waaronder ze optreedt, vooral naar het gehalte van haar afgoderij en voorts aan de Belijdenis van den Christus volkomen vrijheid laten, om, zoodra ze tot eigen kerkenformatie leidde, dien eigenaardigen vorm aan te nemen, die bij de bestaanswijze van zulk een volk past. 18. De kerken mogen in het kiezen van heur arbeidsveld niet willekeurig te werk gaan, maar moeten zich wenden tot die volken, die haar door de omstandigheden zijn aangewezen. Eiken strijd met dezen- ding van andere kerken moeten zij trach ten te mijden. Pin het wenschelykst ware, dat alle zendende kerken onderling tot zekere verdeeling van het gemeenschappe lijke arbeidsveld geraken mochten. 18. Het recht en de plicht tot zending rust iu elke plaatselijke kerk. Om de kleinheid van de kracht der enkele kerken, is saamwerking van meerdere voor dit doel geraden. Deze saamwerking moet gezocht niet door aparte organisatie, maar door het gewone kerkelijk verband, en alzoo aan de beslissing van de gezamenlijke kerken in haar Synode verblijven. 19. De uit te Z8nden Dienaren moeten een opleiding ontvangen, die in geen enkel opzicht beneden die van »de Dienaren onder de gedoopten" staaten hun boven dien volledige kennis verschaft van de afgoderij, den socialen toestand en de taal van het volk waar heen zy zullen gaan. 20. Het is wenschelijk, dat de gezon denen twee aan twee uitgaan. 30. Een zendeling onder Joden of Hei denen bekleedt het ambt van Evangelist en bedient als zoodanig wel den Heiligen Doop, maar niet het Heilig Avondmaal. Dit kan eerst bediend, nadat er een kerk geformeerd is, en in deze kerk de Dienst des Woords en der Sacramenten is geregeld. 31. Een zendeling, die op eene plaats onder de Heidenen eenige belijders van den Christus doopte, een kerk formeerde, en bij deze kerk als Dienaar des Woords optreedt, houdt op zendeling te zijn. De prediking van Wet en Evangelie en de bediening van den Heiligen Doop onder de nog niet bekeerde inwoners dezer plaats geschiedt daarna niet door hem als zen deling der Moederkerk, maar door de kerk zelve te dier plaatse. 32. Zijn deze nieuw geformeerde ker ken nog niet in staat geheel in hun eigen onderhoud te voorzien, dan kunnen de Moederkerken zulke kerken tijdelijk steu nen, maar de Dienaar des Woords, die geen zendeling meer is, moet niet door de Moederkerk bezoldigd worden. 33. Zendelingen in den eigenlijken zin des woords blijven als Evangelisten ten laste der zendende kerken. 34. Om de noodzakelijkheid waarin de zendelingen,bij het welslagen van hun pogen, geraken zullen, om aanstonds als Dienaren des Woords in de nieuwe kerken op te kunnen treden, behooren zij vóór hunne uitzending onderzocht en beroepbaar ge steld te worden en behalve deze beroepbaar stelling last, opdracht en volmacht namens de Kerken te ontvangen, om onder een bepaald aan te wijzen volk de Wet en het Evangelie te gaan prediken, door den Hei ligen Doop de bekeerden in het Genade- verbond in te lijven, en de gedoopten tot kerken te vergaderen. In dank ontvangen uit de collecte van Zondag 1. 1. van N. N. als dankoffer voor herstel uit krankheid, voor de Kerk f 1.- voor de armen f 1.- en voor het orgel 50 Cts. van een anderen N. N. f 2. voor 't te kort der Ned. Geref. Zend. Vereen, en van nog een N. N. voor hetzelfde te kort 50 Cts. Eveneens van N. N. voorde plaats f 5.- Bij Br. J. A. v, Nederveen van N. N. voor de plaats, uit dankbaarheid f 5.- en voor de armen f 2.50Bij Br. J. J. Dockheer voor het te kort der Ned. Gerf. Zend. Vereen, van C. J. f 1.-bij Ds. Klaarhamer van C. H. voor de armen 50 Cts en voor de plaats f 1.50. ADVERTENTIES. Door toeval EENE MEID benoodigd, bij J. DE RIJCKE, Gapinge. In den Boekhandel van K. LE COINTRE te Middelburg is voorhanden Ledeboer's Heeren Wegen (Bekee ring) f 0,45 Aa. Ca. Merks. Bekcering in de Gevangenis. 0,40 P. Immens. Godvruchtige Avond- maalganger. 1,80 Chra. Coeland. Verborgen leven met God. 1,— Aug. Th. Hooker. Arme twijfe lende Christen. 0,45 ld. De ware zielsvernedering 0,75 Aeg. Francken. Geestelijk Huwel. 0,60 Huntington. Armin. Geraamte 1,10 ld. Beschouwingen over den God van Israël. 1, Robert Flochhart. Bekeering van een soldaat. 1, Smyteqeld. Eenige verscheydene Predicatiën. 0,60 Lodesteijn. Negen Predikatiën s> 0,60 Smytegeld. Historisch verhaal van zijn leven en sterven. 0,15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 4