s a a sl
werd hij een onbruikbaar wezen, dat sterven
mo?t. Dit alles leert God ons in Zijn
Woord klaar en duidelijk.
Wij zullen een volgende week, zoo de
He ere wil, zien hoe de maatstaf door Petrus-
en Johannes in hun vraag aangegeven alleen
en volkomen met het van den Heere gestelde
doel in overeenstemming is.
Verkiezing van Ouderlingen en Diakenen.
II.
Hoe hebben wij dan in de gegeven om
standigheden te handelen
Met deze vraag eindigden wij onze vorige
bespreking van de hier bovengenoemde
hoogst belangrijke zaak.
Terecht betoonen wij toenemende belang
stelling in de vraag, hoe behooren onze
overheden en rechters te zijn en hoe be
hooren zij hun goddelijk ambt te bedienen,
en hoe krijgen wij de. gewenschte mannen
voor deze ambten, waarvan zooveel afhangt
voor ons nationaal en burgerlijk leven en
welvaren.
Maar niet minder, eer nog meer belang
stelling verdient de vraag, hoe behooren
de Diensten der kerk te worden vervuld,
welke broeders behooren wij tot die Diens
ten te roepen; hoe verkrijgen wij de ge
wenschte mannen
Ons dunkt wij moeten beginnen met
onzen toestand goed onder de oogen te zien,
en te erkennen, dat de deformatie der ker
ken, ook die van. Middelburg, ook hierin
op diep bedroevende en verootmoedigende
wijze aan het licht is gekomen, dat het
haar ontbreekt aan broeders, geschikt, om
in de onderscheidene Diensten te dienen.
Laat ons onze schande en schaamte in dezen
noch' voor elkander noch voor den Heere
bedekken.
Wij zijn in dezen geworden een Kerk
bijna geheel zonder sieraad.
Zoo er in een kerk zijn vele geloovigen,
die zijn gelijk zij o. a. in Romeinen 12
121 worden beschreven en bij wie de
vruchten des Geestes zijn zóó als die in
Galaten 5 22 en in Efeze 5 9 worden
genoemd zoo er daarbij worden gevonden
de noodige ambtsdragers, zooals zij in
's Heeren Woord worden beschreven o. a.
in 1 Timotheus 3 en in Titus 1 dan mag
dat een sierlijke, een door den H. Geest
versierde kerk worden genoemd.
Doch hoe moet dan by v. de kerk van Mid
delburg worden genoemd? Ach, hoe weinig
past ons de vreugde-olie en het gewaad
des lofs Hoe is onze schoonheid en kracht
vergaan! Laat ons dit erkennen, en daar
bij niet klagen over dezen of dien maar
laat een iegelijk klagen vanwege zijne zon
den, laat de kerk klagen vanwege hare
zondeu den Heere achterna klagen, omdat
- ook van kaar kan gezegd worden slkaböd".
Klagen, maar dit is niet genoeg. Ook
zal liet daarbij, indien het het echte klagen
is, niet blijven. Keert weder en beleert
u van al uwe overtredingenzoo zal de on
gerechtigheid u niet tot een aanstoot worden
Werpt van u iveg al uwe overtredingen
waardoor gij overtreden hebt, en maakt u
een nieuw hart en een nieuwen geest; want
waarom zoudt gij :sterveno huis Israels
Ezechiel 18 3032. Klaagliederen 3 40,
41. Terug dus tot de Wet en de Getuige
nis, om te doen den wil onzes Vaders,
die in de hemelen is.
Laat ons dan ook erkennen, en dan
ook met hart en daad bij die erkenning
leven en handelen, dat de Kerk alleen
door de werking des H. Geestes met haar
Hoofd in gemeenschap staat en leeft. Die
H. Geest neemt het gedurig uit Jezus'
volheid en voert en eigent het haar toe.
Wordt dus die H. Geest bedroefd of
wordt Zijn werking wederstaan, dan is de
gemeenschap der kerk met haar Hoofd niet
levendig en krachtig.
Dan wordt zij ja bij 't leven gehouden,
doch niet meer. Dan zal de liefde flauw,
het geloof zwak en de gehoorzaamheid
zeer gebrekkig zijn, dan zullen de vruchten
des Geestes ontbreken.
Wat de Dienaar des Woords, wat de
Ouderling, wat de Diaken in zijn ambt
noodig heeft, dat is in volheid in Jezus'
profetisch en koninklijk en priesterlijk ambt,
en het is wederom alleen de H. Geest, die
uit die volheid het neemt en er deze die
naars des Koniugs mede bekwaamt, om te
dienen.
Maar zoo is het dan ook duidelijk,
waardoor die ambtsdragers weinig en zwak
zijn, indien de H. Geest niet krachtig
werkt, wijl Hij bedroefd en in Zijn werken
wederstaan werd.
Dat de Gemeente dan ook hierin haar
zoude en dwaasheid, haar ongeloof en eigen
willigheid erkenne, en weder keer etot den
Heere en aflate van het kwade eu het
goede doe.
Met de belijdenis dezer dingen in het
hart en op de lippen, ia die gezindheid
des harten moeten wij dan gaan omzien
naar mannenbroeders voor de onderschei
dene Diensten.
De eerste vraag is dan, hoeveel Ouder
lingen en Diakenen moeten er dan zijn
Het antwoord hierop haugt af van de
plaatselijke omstandigheden.
Te Middelburg bijv. behooren er in de
Nederd. Geref. Kerk of Gemeente minstens
20 a 24 Ouderlingen en een 15 Diakenen
te zijn.
Deze Gemeente toch telt ongeveer 12000
doopleden dat is zoowat 2400 huisgezinnen.
Elke Ouderling krijgt da a 100 huisgezinnen
voor zijn rekening, en dat is veelOnder
die 2400 gezinnen zijn er misschien een
500 die op eenigerlei wijze de bediening
der barmhartigheid behoeven, bovendien
moet er gezorgd worden voor de gevange
nen, voor de krankeu, voor de vreemde
lingen en nog zooveel meer, en i3 dus
een getal van 15 Diakenen eer te weinig
dan te veel.
Nu zijn er op dit oogenblik in den
Kerkeraad dier Gemeente slechts 5 Ouder
lingen en 6 Diakenen, en komen er dus
een 28 broeders te kort. Dat wil zeggen,
dat het werk van die 28 niet gedaan kan
worden. De nood is hier dus wel groot.
Is het nog wonder, dat de reformatie slechts
zachtkens aan vordert, dat allerlei dwaling
en scheeve voorstelling blijft bestaan, dat
allerlei zonden onbestraft blijven en vele
zondaren niet of slechts uiterst gebrekkig
behandeld worden, en dat de kerkeraad
het aan moet zien, hoe de Gemeente door
d walenden en scheur makenden in allerlei
doolpaden van het Woord afgeleid wordt.
Deze stad werd door den Kerkeraad
reeds voor jaren in zes wijken verdeeld.
Passen wij hierop bovenstaande rekening
toe, dan is er eigenlijk maar één wijk
voorzien en zijn er vier wijken geheel on
verzorgd.
Is dat niet schrikkelijk
Wij namen nu onze Gemeente, omdat
wij daar den toestand het best kennen, maar
wij konden evengoed een andere kerk tot
voorbeeld nemen.
Neem bijv. Vlissingen met zijn 6700
doopleden of ongeveer 1400 kuisgeziunen
waarvoor slechts 5 Ouderlingen en 3 Di
akenen zijn. Neem Tholen met 2100 doop.
leden of 400 huisgezinnen en een kerkeraad
uit 8 Broeders bestaande. Neem Axel met
zijn 2400 doopleden of 480 huisgezinnen
en een kerkeraad bestaande uit 9 Broeders.
Neem Amsterdam met zijn Nederd. Geref.
kerk v«n 155,000 doopleden of ongeveer
32,000 gezinnen en daarvoor slechts 44
Ouderlingen en 36 Diakenen.
Nu weten wij wel, dat er nog menig
Broeder hier en elders in deze kerken als pre
dikant of Ouderling of Diaken arbeidt, en dat
ook die arbeid niet gansch zonder vrucht zal
blijven, maar ook daarin voor zooverre zij
naar Gods Woord is en Gods Woord brengt
een zegen ligt, maar dat gaat buiten de
kerk om, dat kan de kerk niet op haar
rekening schrijven, in 't eind moet die
arbeid, om de wijze waarop zij geschiedt,
om de haar inklevende en aanklevende
dwalingen, toch meer afbreken dan bouwen,
meer verstrooien dan vergaderen.
Is het Christelijk, is het edel, is het
teeder, is het voor God te verantwoorden,
om het een kerk en kerkeraad, die in zulk
een toestand verkeeren,te verwijten ,en na te
roepen dat zooveel door hem ongedaanblijft
Is het voor God te verantwoorden, zoo
men zich eenvoudig maar bij 't bestaande
neerlegt en zegt, wij kunnen toch met geen
man of wat het stadhuis omhalen wat
niet kan, dat kan niet. Zoo geeft men
i Gods recht èn de zielen prijs en laat men
de onverzorgde deelen der kerk aan haar
lot over, zóó maakt men zich van de ge
volgen der zonden af. Zal de Heere dat
goedkeuren of zal Hij met nieuwe oordeelen
komen Zullen wij daarbij vet en sterk
of mager en slap worden
Is dan het dwaze Gods niet meer wijzer
dan de wijsheid der menschen, en is het
zwakke Gods niét meer sterker dan de
kracht der menschen
Komt laat ons dan niet nederzitten,
maar om bovengenoemde reden en op de
daar omschreven wijze bidden, worstelen
voor het aangezicht des Heeren, dat Hij
wederkeere, dat Hij weêr krachtig in en
onder ons arbeide, en alzoo -de reeds die
nende Broeders de zwakke en moede ban
den sterken.
Wij bidden dan niet alléén. Wij hebben
toch een voorbidder bij den Vader naar
1 Joh. 1:2 en een medebidder hier op
aarde naar Romeinen, 8 26.
En vragen wij dan, welke broeders
moeten wij in de gegeven omstandigheden
kiezen