(omvattende Noord- en Zuid-Beveland) wonen,
hebben zich te wenden tot de Kerk van Middel
burg, totdat er in deze Classis zelf eene Kerk
mocht vrijkomen.
In de Classis Middelburg hebben die van Oost
en West-Souburg en van Nieuw- en St. Joosland
zich te wenden tot de Kerk van Middelburg, die
van Kleverslcerke tot de kerk van Arnemuiden,
die van Yeere tot de kerk van Gapinge, die van
Ritthem tot de kerk van Vlissingen, die van Dom
burg tot de kerk van Serooslcerlce, die van Aagte-
kerke en van Melis- en Mariekerke tot de kerlc
van Grijpskerke, die van Biggekerke, Zoutelande
en Westkappelle tot de Kerk van Koudekerke.
Wat de niet genoemde Classen aangaat, omtrent
deze zal D. Y. in de vergadering van December
a. s. eene beslissing genomen worden.
Moge ook deze regeling onder den zegen des
Heeren dienstbaar zijn aan de reformatie der
kerken en alzoo aan 't heil der zielen en bovenal
uitloopen op de eere Gods.
Klacht en Bede.
i.
Psalm 4>7.
David en zijne mannen waren in den
tijd, waarop deze psalm doelt, blijkbaar
in grooten nood en drukkende benauwdheid.
Zij verkeerden in zeer donkere dagen,
misschien wel vluchtende voor Saul of Ab
salom. Zij waren van alles beroofd wat hun
in dit leven noodig en aangenaam was en
verwijderd van die hun lief waren. Leugen
en laster vervolgden hen.
Het was in sommige kringen bepaald
een bewijs van ontwikkeling en van va
derlandsliefde en godsdienstzin, als men
tegen David en de zijnen loog en lasterde.
Geen wonder dat dus allerhande tegen
spoed en ongemakken en ontberingen en
onveiligheid hun deel waren.
Nu dragen niet allen dit deel op de
zelfde wijze, noch met hetzelfde hart. Zij
waren wel allen volgelingen van David,
maar daarom waren zij nog niet allen
knechten des Heeren. En ook zij die dit
waren, waren van hun oude natuur en
van het bederf der zonde nog niet af, en
bezaten nog maar een klein beginsel der
echte gehoorzaamheid.
Geen wonder dat er dus uit dien kring
van vervolgde, verjaagde, belasterde man
nen niet alleen een bange, maar ook een
ongebovige, een vleeschelijke klacht ge
hoord wordt.
Wie zal ons het goede doen zien
Dit is naar den vorm wel eene vraag,
maar inderdaad eene klacht. Zij willen
zeggen, onze zaak staat zoo hopeloos, dat
er niemand gevonden wordt-, die in staat
is ons nog bet goede te doen zien.
Zij, die zoo klagen, ziju geheel vleesche*
lijk of andera door het vleesch overheerd
en geleid in wegen, die voor God beris
pelijk zijn.
v Zij stellen het goede in de zienlijke en
zinnelijke dingen, in datgene, wat de wereld
en wat dit leven voor het bedorven hart
en voor de zinnen en begeerten heeft en
geeft. Dit goed nu zijn zij kwijt en een
ander, een beter en blijvend goed kennen
zij niet, of hun oog en hart is er van af
getrokken.
Met het oog op het goede dezer aarde,
klagen zij dan ook, wie zal het ons doen
zien? Niemand kan dit, geen mensch heeft
daartoe de macht en de middelen. Immers
alles en allen zijn tegen hen. Ook hun
eigen kracht of wijsheid kan geen uitkomst
meer brengen. Er is geen raadgever noch
helper meer.
Immers voor het hartdat God niet
kent uit Zijn Woord door de onderwijzing
des Geestes, al wordt er ook nog zoo'n
schoone belijdenis op de lippen gevonden,
voor dat hart, dat alleen maar kan aan
zien wat voor oogen is, regeert het schep
sel dat hart meent af te hangen van de
omstandigheden en toestanden.
Het denken en spreken derzulken gaat
buiten God om. Zij zien en tasten den
Onzienlijke niet in de geschiedenis van
hun eigen leven, noch in de gebeurte
nissen rondom hem.
Zij rekenen niet met den Heere en kun
nen noch zich zelf, noch hun zaken Hem
in handen geven. Zijne gerechtigheid, macht
en wijsheid, noch Zijne genade en trouw
is het rustpunt voor hun hart, zij vinden
in deze deugden des Heeren geen veilige
schuilplaats.
o, Hoe hopeloos kan 't er voor dezulken
uitzien, hoe bang kan de "vertwijfeling aan
alles en allen het huu maken Welk een
smart en benauwiug kermt ons tegen in
die klacht: »Wie zal ons het goede doen
zien
En toch, dat is de klacht van duizenden
bij duizenden in onze dagen. Zij hebben
God verloren. Zij roepen zelfs niet meer
tot den onbekenden God. Liberalisme en
modernisme hebben hun geleerd geen deel
dan in dit leven te wachten en van hun
buik (d. i. vau hun lusten en begeerten)
hun God te maken.
Is het wonder, dat de massa's zich zelf
recht gaan verschaffeu, dat werkstakingen,
gewelddadige dwang en socialisme 't een
nog strafbaarder dan 't ander, thans de
wereld beroeren Is 't wonder, dat zij
die geroepen ziju recht en gerechtigheid
te doen, zelf meest van God en Zijn recht
vervreemd, hiertegenover verlegen staan en
eigenlijk ook niet anders hebben overge
houden dan de klacht: »Wie zal ons het
goede doen zien
En is 'tdan mijn Lezer, gij die God
kent, niet dubbel schuldig en schrikkelijk
met 'toog op deze duizenden en deze toe
standen, zoo gij niet getuigt van uw God,
den God der Schriften, ja erger nog,
zoo gij in on waakzaamheid en traagheid
in 't gebed u door 't vleesch, door uw oude
natuur laat gevangen nemen, en ook gij
de klacht durft slaken met uw woord of
in uw daden Wie zal ons het goede doen
zien
Kerkelijke Berichten.
Maandag 11., heeft de overdracht van het
rectoraat aan de Vrije Universiteit plaats
gehad.
Prof. Rutgers, de aftredende Rector, hield
daarbij een rede overde geldigheid van
de oude Kerkenordening der Nederlandsche
Gereformeerde Kerken.
Na eene inleiding over de verwaarloo-
zing en de daarop gevolgde bestrijding
van het gereformeerde kerkrecht in de
vorige eeuw en over de herleving van die
studie in onzen tijd, en na eene korte
bepaling van de hier bedoelde oude Ker
kenordening, werd achtereenvolgens ge
handeld over de vragen waaromvoor wie
in welken zin en in welke mate bij di&
Kerken-ordening van geldigheid sprake
kan zijn.
Bij de mededeeling van de geschiede
nis der Hoogesckool bleek, dat het aantal
studenten bij den aanvang van het afge-
loopen jaar 77 was.
Van dezen mochten 14 in dit jaar hun
studie eindigen, zoodat zij de school ver
lieten.
Voor dit jaar zijn 18 nieuwe studenten
ingeschreven (3 voor de Letteren, 1 voor
de Rechten en 14 voor de Theologie),,
zoodat thans het aantal 81 bedraagt.
Prof. Mr. D. P. D. Fabius is voor dit
jaar Rector.
Moge onze eenige Hoogeschool met den
Bijbel van den Heere gezegend, steeds
krachtiger groeien, altijd schooner bloeien,,
en voortdurend overvloediger vruchten
dragen.
Verslag van de vierde Provinciale Dia
conale Vergadering van Gelderlandge
houden te Voorthuizen op Woensdag 16
October 11.
De vergadering werd geopend met gebed
door dr. W, van den Bergh, het lezen
van Deuteronomium 14 29 e. v. en het
zingen van Ps. 68 7.
Na heb lezen van de notulen der derde
Prov. Diac. Vergadering wordt ds. J. C.
van Schelven, van Dieren, tot voorzitter
en de diaken F. Kortlang, van Velp tot
scriba benoemd.
Ongeveer zeventig broeders, onder welke-
drie predikanten, zijn aanwezig en dertien
stemhebbende kerken zonden vertegenwoor
digers.
Na mededeeling van het voorloopig be
stuur der Idiotenschool, omtrent de aan
leiding tot het plan, de voorbereidende-
werkzaamheden en de ingekomen gelden,
die f2700 bedragen, waaronder een gift
van f1000, wordt de verhouding tot de
schoolbesturen besproken. De vergadering
is van oordeel dat de diaconiën uitsluitend,
voor de verpleging, de schoolbesturen voor
het onderwijs te zorgen hebben en veree-
nigt zich met een voorstel om de school
besturen uit te noodigen zich voor primo
Januari hierover uit te spreken.
De vaccinekwestie, zie punt b van de
agenda, wordt aangehouden totdat de ant
woorden van de schoolbesturen zullen zijn
ingekomen, omdat deze zaak hangende is
bij de Regeering.
De vraagbehoort de stichting provin
ciaal of nationaal te zijn, lokt na langdu
rige discussie het volgende voorstel uit
de vergadering besluite de Diaconiën uit
te noodigen een tweetal afgevaardigden te
benoemen voor eene conferentie, in Fe
bruari te houden, tot uitvoering van Art.
187 v. d. acta der Voorloopige Synode en
te beslissen in zake provinciaal of nationaal.
Om te voorzien in de opleiding van
Idioten-kinderen, voor wie dit thans reeds
gevraagd wordt, wordt eene voorloopige
Commissie benoemd om zich in betrekking
te stellen met onderwijzers, die zich daar
toe aanmelden en daartoe geschikt geoor
deeld worden, met verzoek aan deze com
missie aanwijzing te doen van terrein,,
huis enz.