Gajus.
INGEZONDEN" STUKKEN.
d
behooren. Wie dus over onze Hervormde
kerk spreekt op de boven afgekeurde wijze,
die erkent opnieuw de Synodale Organisa
tie als de Hervormde kerk, terwijl hij voor
één of twee j iren uitsprak, dat die Orga
nisatie voor de Hervormde kerk niet geldt
Zóó bouwt hij de valsche Organisatie op
Zóó wil die Organisatie liet juist. Zij is
op ons volstrekt niet meer gesteld, maar
wil slechts, dat wij haar laten zijn de
Hervormde kerk. Evenmiu als ik het paus
dom de Katholieke kerk mag noemen, even
min moogt gij aan de Synodale Hiërarchie
en haar getimmerte den naam geven van
Hervormde kerk. Die den Heere naar Zijn
Woord toebeliooren, die ziju de Katholieke
kerkdie zijn de Gereformeerde kerk die
zijn de Hervormde kerk. Die allen zijn
één en dezelfde kerk en die behooren geen
Organisatie toe, maar zij behooren aan de
Kerk d. i. zij behooren vereenigd te zijn
met allendie van de kerk zijn.
4°. Niet slechts worden op den weg,
dien velen door hunne wijze van uitdruk
king inslaan en zoo langzamerhand gaan
bewandelen, vele leden der kerk verlaten
en verloochend niet slechts wordt op die
wijze het valsche schepselcreatuur met den
naam der kerk gesierd en opgebouwd,
maar in dien weg wordt ook de kanker
in de Reformatie der kerk zelve ingedra
gen. Want, wie zoo spreekt en oordeelt
zegt wel het valsche menschelgke creatuur
te verwerpen, maar in waarheid neemt hij
het mee, en draagt het bij vernieuwing in
de Gereformeerde Kerk in. Hebt gij hier
aan wel eens gedacht, mijn vriend Hebt
gij hiervoor een oog O, ik hoop zoo,
dat gy my verstaatLaat mij dus duide
lijk trachten te spreken. Wie de Organi
satie weer »kerk" gaat noemen, door zich
niet meer vereenigd te rekenen met allen,
die door den Doop uitwendig tot het
genadeverbond d. i. tot de kerk behooren,
die omhelst een valscli kerkbegripname
lijk het collegiale. Die noemt zijne kerk
die gemeenschap, die hij zelf door mensche-
lijke overeenstemming met anderen maakt.
Die zoekt dus opnieuw het wezen der kerk
in hare orgmisatie en slaat daarmee het
oude pad der zonde weer in dat op kerk-
verwoesting uitloopt. Vandaar dat sommige
Christ. Gereformeerde Gemeenten reeds tot
dezelfde genootschappelijke maatregelen de
toevlucht ;nemen, die de vaUche Synodale
Organisatie heeft uitgevonden en leden der
kerk schrappen omdat zij genootschap
pelijk niet meer mee gerekend worden, in
plaats van ze alleen te bannenwanneer
ze niet meer tot de kerk behooren. Van
daar dat reeds vele Chr. gereformeerden
op dezelfde genootschappelijke wyze van
onze kerkspreken, als dit ouder de Sy-
nodalen geschiedt. Vandaar dat vele Chr.
Gereformeerden zich meer vereenigd ge
voelen met synodale" Hervormden dan
met »doleerende" Hervormden. Vandaar
dat er zelfs kerkelijke of ambtelijke samen
werking tusschen Chr. Gereformeerden en
Synodalen mogelijk is en de Chr. Gerefor
meerden door de Synodale Organisatie
slechts als een ander kerkgenootschap worden
erkend, en erkend willen worden, daar
ook zy op hunne beurt zichzelve erkennen
een kerkgenootschap te zijn, zij het dan
ook naast of tegenover het Hervormd
kerkgenootschap. Het genootschapsbegrip is
aau beiden gemeen en hiermee is het
kwaad, dat verworpen werd als een zoude
tegen het wezen van Gods kerk, feitelijk
meegenomen.
5°. Dit kwaad, mijn Vriend dreigt de
kauker te blijven voor de Reformatie der
kerkwant dit kwaad is het, waardoor
wij ook reeds bij sommige Chr. Gerefor
meerden den naam van kerkverwoeslers
dragen, omdat wij tegen het genootschaps
begrip getuigden en kampen. Dit kwaad
is het, waardoor de vereeniging aller ge
reformeerden door sommige Chr. gerefor
meerden zoo heftig wordt tegengestaan,
daar zij met hand en tand het genootschap
verdedigen. En ditzelfde kwaad is het ook,
waardoor vele broeders in de doleerende
kerken zoo tegen de Chr. Gereformeerden
ingenomen zijn. Wie zegt: »ik ben ver-
seeuigd met allen, die in waarheid van onze
Hervormde kerk zijn, al keeren zij mij
»ook den rug toe, maar met de Chr. ge-
reformeerden ben ik niet vereenigd",
wie zóó spreekt, die heeft in zijn hart den
genootschapsoigodi meegenomen en wil weer
opuieuw een inensckelijk gewrocht den
naam van »kerk" geven.
Daarom, waarde Vriend wij verwerpen
de Synodale Organisatiewij verwerpen
alle genootschappelijk kerkbegripmaar wij
behouden de Hervormde Kerk. Wij willen
de Kerk, doch hervormd-gereformeerdd. i.
wij willen alleen terugkeeren tot de wettige
zuivere Kerkenorde, herstelling van de zuivere
dienst en tucht in de Kerk der vaderen.
Allen, die van gereformeerde belijdenis zijn,
die zijn met ons leden van dezelfde gere
formeerde Kerk, en moeten met ons en wij
met hen vereenigd zijn of worden, niet in
een genootschap, ook niet in eene Kerk
(want dat zijn zij reeds maar in den dienst
en de tucht der Kerk. Wij erkennen voorts
den doop in den Drieëenigen naam als
het grensteeken van Gods Kerken eischen
op grond van dien doop van alle gedoopten
gemeenschap in den zuiveren dienst en
tucht der Kerk.
Zoo zoeken wij de Reformatie der Kerk!
De Heere geve ons die uit genade door
den Heiligen Geest. t.t.
Beroepen te Tholen, G. Birger te Drie
bergen te Koudekerke, Dr. H. Franssen,
rustend predikant te Utrecht.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mag ik Hooggeachte Redacteur, ver
zoeken het volgende stuk in de Zeeuwsche
Kerkbode op te nemen Het is een stuk
op 15 Augustus dezes jaars door de ge
hoorzame leden van de Kerk van Seroos-
kerke per deurwaarders-exploit verzonden
aan den zich noemenden Kerkeraad van de
Genootschapsafdeeling aldaar.
In den jare 1800 negen en tachtig, den
vijftienden van de maand Augustus heb ik
(volgt de naam van den deurwaarder enz
ten verzoeke van (volgen de namen)
wonende alle mijne requiranten te Se-
rooskerke (Walcheren) de mannen hunne
vrouwen ten deze voor zooveel noodkr,
bijstaande en machtigende
alleu ten deze gezamenlijke belangheb
bende leden der Nederduitsch Gereformeerde
Kerk te Serooskerke, gelijk die aldaar ker
kelijk leeft onder de Gereformeerde Ker
kenorde, laatstelijk vastgesteld te Dordrecht
in de jaren 1618enlöi9, en stellende zij,
voor zooveel noodig, domicilie in de ge
meente Serooskerke ten huize van den
eerstgenoemden requirantaangezegd
met intrekking namens requiranten van
de door mij te hunnen verzoeke in dato
dertien Februari dezes jaars aan de Heeren
E. Loen, G. Geschiere, P. Besuyen, M.
Brouwer, M. van Hoven, A. Louwerse, J.
Cornelisse, B. Coppoolse en L. Melse, en
iu datis twintig Maart en twaalf April de
zes jaars aau de Heeren L. F. A. Wester
beek van Eerten, G. Geschieie, P. Besuyen,
M. Brouwer, M. van Hoven, A. Louwerse,
J. Cornelisse, B. Coppoolse en L. Melse
in dezer qualiteit gedane insinuaties en
sommaties
aan
1. L. F. A. Westerbeek van Eerten, wo
nende te Serooskerke
2. G. Geschiere, wonende te Serooskerke
3. P. Besuyen, wonende te Serooskerke
4. M. Brouwer, wonende te Serooskerke
5. M.v. Boven, wonende te Serooskerke;
0. A. Louwerse, wonende te Serooskerke
7. J. Cornelisse, wonende te Serooskerke
8. B. Coppoolse, wonende te Serooskerke
9. L. Melse, wonende te Serooskerke
noemende zich de geïusirmeerden die sub
1 predikant bij de Hervormde Gemeente
te Serooskerke, ook wel predikant bij de
Nederlandsch Hervormde Kerk, afdeeling
Serooskerke en in die qualiteit bewerende
te zijn voorzitter van den kerkeraad dier
gemeente of afdeeling, die sub 2 tot 6
ouderlingen en die sub 6 tot 9, diakenen
by gezegde gemeente of afdeeling, welke
geiusinueerden beweren te vormen den
kerkeraacf dezer gemeente of afdeeling
dat aangezien bij een vonnis op den
vijftienden Juli 1889 tusschen sommige
mijner requiranten ais gedaagden en de
Nederlandsch Hervormde Kerk, afdeeling
Serooskerke, vertegenwoordigd door hare
Kerkvoogden, als eischeresse gewezen, is
aangenomen, dat die requiranten gedurende
het jaar achttien honderd acht en tachtig
leden zouden zijn van een zedelijk lichaam,
geheeten de Nederlandsch Hervormde Kerk;
aangezien al mijne requiranten tot een
zelfde gereformeerde Kerk behoorende als
bedoelde gedaagden op grond van voor
melde, thans ingetrokken exploiten, de datis
dertien Februari, twintig Maart en twaalf
April dezes jaars, zouden kunnen geacht
worden van voormeld zedelyk lichaam le
den te zijn
mijne requiranten hij dezen nadrukkelijk
verklaren daartoe niet te willen behooren
noch daarvan als leden verlangen te wor
den beschouwd
voorts, zoo zij al vroeger eenige hande
ling mochten hebben verricht, waaruit het
tegendeel konde worden afgeleid, zij die
handeling intrekken, verklarende zij reeds
in de maand April achttien honderd zeven,
en tachtig duidelijk en door de feiten te