Met die beelden zondigden Jorobeara en tzijn volk tegen bet tweede gebod. Door die zonde kwamen zij weldra tot de zonde tegen het eerste gebod. Het gesneden beeld werd welhaast een andere God. Je hovah werd door Israël verworpen voor het gouden kalf. Het goede werd door Israël verstooten (8 3.) En het einde Het einde was, dat het kwade Israël verstiet. Daar lag nu het volk melaatsch van het hoofd tot de voeten. Krank, doodelijk krank in al zijn rangen en standen, van den ge ringste des volks tot den Koning toe. Door en door ongelukkig en snellijk rij pende voor het zwaard van den Assyriër en het verderf des Heeren. Eu over die ellendigen klinkt nu de stem van den profeet als met bitteren spotuw kalf, o Samaria, heeft u verstooten. Wat in Israël gezien is, is gezien in vele geslachten en onder vele volkeren. Vele zijn de geslachten, die bepaalde zonden tot afgoden gemaakt hebben en door die af goden eindelijk verworpen en vernietigd zijn. Vele en machtig zijn de volkeren geweest, die eindelijk ondergingen door de zelfde zonden, die zij op een voetstuk ge plaatst hadden en waarom zij langen tijd gedanst hebben als om hun gouden kalf. Wat in de dagen van Hosea gezien werd in Israël, is er voor dien tijd en na dien dag op deze, onder den vloek gebondene aarde, ontelbare malen gezien. Altijd is Samaria verstooten door haar kalf. En blijf nu niet staan bij de volkeren, maar ziet ook op uwe Kerken en heeft voor u dit woord dan ook geen vreeselijke waarheid in Onze Kerken, ach de arme, zij ontvingen haar zij droegen haarzij eerden haar, de onheilige organisatie van 1816. Voor haar de Heere Jezus in Zijne Kerk van den troon. Door haar de hoogste wetgevende rechtsprekende en besturende macht in de Kerk gelegd in de handen van nietige menschen. Tempelen van het Noorden tot het Zuiden voor dezen afgod en de dienst des Heeren stelselmatig ondermijnd. En het einde? Valsche priesters,leugenleer,gebroKen ambten, verwoeste gemeenten, een volk, van kennis ontbloot, een Kerk, voor het volk dikwijls ra6er een vloek dan een zegen. En waar het tot opleving kwam, een uitbannen, berooven, vervolgen, plagen des volks. Dat is het einde geweest. Zoo nog maar het einde De Heere weet het. Maar gij verstaat het inmiddels o Kerken wat het zegt: Uw kalf, o Samaria, heeft u verstooten. Kom van de Kerk tot het huisgezin en o, kent gij ze dan niet, die huisgezinnen, die kwijnen en dorren en welhaast dreigen onder te gaan in letterlijk elk opzicht door een kwaad, dat gevoed en gevierd werd sinds lange jaren Arme huisgezinnen, hoe worden zij verstooten. Uw kalf o Samaria, heeft u verstooten! Gedenkt de ellendigen, die knielen voor den geldgod; die slechts denken aan winaen en bewaren en voor geld tot alles in staat zijn. De geldgierigheid, die een wortel is van alle kwaad, verleidt hen tot alle kwaad. Maar straks laat de afgod, voor welken zij zooveel hebben gedaan, hen los. Staande bij het graf, inziende in den kuil, wat kan hun afgod hun geven ter dekking in dat ge richt, dat Hij over hen zal houden, die zoo nadrukkelijk wil, dat, wat Hij geeft als een talent in Zijnen dienst zal worden besteed Gedenkt dat geslacht, dat voortdurend offert op de onreiue altaren van vleesche- lijke lusten. Gedenkt dat geschonden li chaam, die gebroken kracht, dat .verdoofde verstand, die verpeste verbeelding, die ver slingerde ziel. Gedenkt dien afkeer, dien zij alom inboezemen. Zij hebben geknield voor hun afgod, maar hun afgod heeft hen verstooten. Gedenkt die dienaren der menschen. Al tijd vreezende. Altijd slaafsch. Zjj hebben deu mensch tot eenen afgod, den mensch wiens adem in ziju neus is, den mensch van één dag. Hun slaafsche vrees voor den meerdere, wreekt zich straks op den mindere in plagerij en verdrukking. Hun afgod maakt hen onrustig en valsch. En straks? Ach, er is niemand die u zoo ge makkelijk verschopt als de mensch. Uw kalf o Samaria, heeft u verstooten. Menschen heilagers hebben dit duizenden malen ondervonden. Gedenkt ze, die het genot tot hnn af god hebben gemaakt, de lieden die alle dagen vroolijk en prachtig leven. Eindelijk moede, walgende van elk genot, worden zij door hun afgod verstooten. Gedenkt ze, die afgoden maken van hunne schoonheid en van hunne kleedins, O van hun naam en van hun stand, gedenkt ze, die een afgod maken van hun werk, een afgod van hun kind of van hun vriend. Och, wat ze ook hebben, eenmaal komt er e,en dag, dat hun afgod hen al leen laat. Voor eik hunner na lert de dag, waarop Samaria verstooten wordt door zijn kalf. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Zoo heb land, zoo het volk, zoo de Kerk, zoo het huis, zoo de ziel ze toch heeft, het einde is verstooting. God doet den afgod tot een verderf zijn. God de Heere Ï3 een naijverig God en Hij duld niet, dat Zijn eere gegeven wordt aan een ander. Gij zult den Heere uwen God liefhebben boven alles. Dient Hem met uw gansche hart. Maar wie heeft zijn afgod niet O, slaan wij heb oog naar binnen. Gij die dit. leest en nog niet door Christus gebracht zijt tot de kennis van den eenigen God, welke is uw afgod Gij dient vele afgoden, maar welke is de afgod dien gij dieut boven andere? Welk is de afgod, die u eenmaal, zoo gij u niet haastig van hem leert afkeeren, reddeloos zal verstooten Is deze afgod niet de hinderpaal voor uwe ziel, om tot Christus te komen O, wij gelooven, dat voor velen de weg naar het kruis open zou zijn, zoo zij maar bra ken met hunnen afgod. Maar zij willen niet. Zij kunnen niet. Zij durven niet. O, zie uwen afgod toch eens goed aan. Is hij niet ij del Wat kan hij u aan brengen Een korte vreugde. Een schijn- genot hier, om u dan voor eeuwig om te doen komen. Wat Samaria had aan haren afgod, dat zult ook gij hebben aan uwen afgod, tenzij het met u kome tot bekeering. Een van tweeën uw afgod zal u verstooten, of gij zult hem moeten verstooten. O, leer dan door Gods gena, in dit heden het laatste te doen, opdat niet het eerste u onver wachts en vreeslijk overkome. En gij door Chtistus geredde, gij hebt ook nog een afgod die u meest van Christus afhoudt. Ja gij hebt dien met al het volk des Heeren. Maar speur hem op en roei hem uit. Gij vooral, die tot den dienst van den eenigen en waarachtigen God gebracht zijt, wat hebt gij meer met de afgoden te doen Gij, door God's gena priester, koning en profeet, zult gij door uw offeren voor wat ij del is der wereld gelijkvormig worden, den Heiligen Geest droefenis aandoen, Christus andermaal krui sigen en scheiding maken tu^schen uw© ziel en den eenigen God? Zult gij eene dorre woestijn willen zijn bij de versierde ellende van uwen afgod, daar waar de levende God stroomen des levenden waters op u wil uitgieten? Zal een nietige afgod waarlijk vermogen dat uw hand de deur sluit voor Christus? Voor Hem die u kocht door Zijn bloed? Worde het anders met u en kome het bij verbreking van uwen afgod, dagelijks meer daartoe, dat gij roemen moogt; maar het zij verre van mij, dat ik zoude roemen anders dan in het kruis onzes Heeren Jezus Christus, door welken de wereld mij gekruisigd is en ik der W6i*eld. S. W. Kerkelijke Berichten. De Protestantsche Kerk in N.-Indië. {Slot.) »Ik acht het van weinig belaug, om aan uwe commissie een overzicht van de her haaldelijk beraamde nieuwe regeling te ge ven, doch meen mij te kunnen bepalen tot de opmerking dat men daarbij steeds het oog had op eene zelfstandige inrichting van het thans in Indië bestaande Protes tantsche kerkgenootschap, waarin alle ver schillende richtingen der Protestanten onder één en hetzelfde genootschap zijn gebracht en door dezelfde bepalingen en reglementen worden beheerscht, en tot de mededeeling, dat de minister Van Gol- stein, het vruchtelooze der pogingen in- zieude, om ter zake volledige overeenstem ming tusschen de regeering en het bestaande kerkbestuur in Indië te verkrijgen, in 1874 verklaarde, dat de regeering voortaan niet meer het iuitiatief zoude nemen tot eene zelfstandige organisatie der Indische pro testantsche kerkmaar daartoe de voor stellen zou afwachten, welke dat bestuur zelf dienaangaande aau de regeering zou wenschen te doen. Tot nu toe is echter van zoodanig voorstel niet vernomen. De vraag is nu, of voortdurend in dien overgangstoestand moet worden berust Wanneer ik die vraag tracht te beant woorden, dan meen ik daarbij op den voorgrond te moeten stellen, dat de samen stelling van de verschillende protestautsche kerkgenootschappen in Indië tot één lichaam, aan de vrije ontwikkeling van kerk en godsdienst evenzeer in den weg moet staan, als wanneer de regeering er toe overging, om het recht van bestaan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 2