INGEZONDEN STUKKEN. niet den moed van hun eigen standpunt. En voorts heb ik nimmer gedacht of beweerd, dat zij onze personen verwerpen. Ik stel hun evangelisatie en zendingarbeid op prijs. Maar zij erkennen de Hervormden niet als ZIJNDE VAN DE KEEK. Dat is het punt tusschen hen en ons in ge schil. Dit is het, wat ik met onze dolee- rende Kerken zonde noem. Wil men nu gaan spreken als miskende en verachtte Gajus die broedersmen moet het weten, maar gij zult antwoordendan kennen zij Gajus niet!" Integendeel. Gajus hoopt niet te rusten vóór aan de Christel. Geref. recht is gedaan en de broederband ons en hea kerkelijk vereenigt; maar Gajus wil daartoe dan ook den rechten weg bewandelen. Zij moeten ons eens goed iu onze doleerende" oogen kunnen zien, en wat ons tegen hun stand punt op het hart ligt moeten zij weten, opdat zij geen kat in den zak aan ons hebben. En bovenal, opdat ook die vereeniging niet de dood worde voor de reformatie der Kerken, maar plaats grijpe onder het parool: Vereeniging der Gereformeerde Kerken onder de gereformeerde Kerkenor dening. Weg met de Synodale Organisatie Zoo het dat niet is, zou ik zelfs de ver eeniging zonde achten. Want niet eigen voorspoed, maar de redding der diep gezon ken Kerken, de wederoprichting van den Naam des Heeren in Zions puin, Zijn lof op de erve der vaderen is mijn zielszucht. Tot redding ook van Neerlands volk In hetzelfde nummer der Friesche Kerk bode komt een brief voor van Br. Coslinga, Christel. Geref. Predikant te Bols ward, waarin hij wenscht aan te toonen, dat het onwaarheid is, indien men van de Christel. Gereform. zegt, dat zij zich niet bekommeren over de ged'oopten, welke niet tot hun kerk behoor en. Ook van dat schrijven nemen wij bil lijkheidshalve het zakelijk deel over. Indien men het aandachtig leest en vergelijkt met het bovenstaande stuk uit Gajus' brief, dan zal men bemerken, dat Br. Coslinga niet heeft verstaan wat Gajus schreef in zijne vorige brieven, en daardoor iets be strijdt, wat niet door Gajus werd beweerd ook zal men bemerken, dat zijn schrijven en het daarin aangehaalde besluit volkomen bevestigt, wat door Gajus tegen deze Broeders is ingebracht. Zie hier het bedoelde deel uit Br. Cos- linga's brief Reeds toch in 1836 op onze eerste Sy node te Amsterdam werd besloten dateen a iegelijk wie hij ook zij vermaand zoude worden van zich af te keeren van alle >logenpaden en zich te voegen onder het opzicht en de tucht der ware Kerke »Christi." Tevens werd onder de redenen waarom een dank-, vast-, en bededag zou worden uitgeschreven genoemd opdat zij sdie van de kerk verwijderd blijven ge- drongen worden er zich bij te voegen." Met deze besluiten zijn die der latere Sy node in overeenstemming en uit alles blijkt dat de Chr, Ger. Kerk zich aller schuldenaar gevoelt. Mij dunkt, dit is iets anders dan niets meer te maken te willen hebben met mijn en uw gedoopte voor hoofd, zooals Gajus zegt. Doch misschien zal men zeggen: deze besluiten zijn niet uitgevoerd, men heeft ze niet in daden omgezet. Maar is het tegendeel niet aan te wijzen V Hebben de onzen, om met vader van Velzen te spre ken, niet >onze handen uitgebreid naar geliefde Broeders als Detman, Morses, Mo lenaar en anderen." Hebben de leeraren niet overal waar hun maar eene geopende deur werd gegeven het woord Gods ge bracht, soms voornamelijk of uitsluitend aan hen, die niet met ons meegingen Hebben ze hetzelfde niet gedaan door huis- en ziekebezoek, door het leiden van begra fenissen en bij andere gelegenheden Mag ik ook niet wijzen op onze pers, reeds meer dan een halve eeuw oud. Ieder die weet wat we schreven zal het moeten toestemmen, het heeft aan bemoeiingen met en vermaningen tot de achtergeblevenen niet ontbroken. Dat velen zich niet ver waardigen om te lezen, wat wij schreven, evenmin als velen zich verwaardigd zullen hebben den vermaanbrief van Ds. Bikkel in de Boodschapper te lezen, is toch onze schuld niet. Dat wij het schreven getuigt dat we onze roeping wel degelijk gevoelden. Hebben we ook niet door traktaatver spreiding en Zondagscholen, een arbeid die voornamelijk ten goede komt van, en gewijd is aan hen die niet met ons meegaan, het bewijs geleverd dat Gajus' beweren gehsel bezijden de waarheid is. En nu noemde ik nog niet den algemeenen arbeid die er, behalve wat gemeentelijk wordt gedaan in bijna al onze provinciën geschiedt en zich ten doel stelt om het Evangelie te brengen aan hen die er vervreemd van zijn en hen die het kennen in de rechte paden op kerkelijk gebied, te leiden en tevens om door het houden van Zendingsdagen allen op te wekken om eene getuige van Christus in eigen omgeving te zijn. Wie (wij zijn in Friesland en daarom wijs ik slechts op iets dat onder meer in deze provincie gedaan wordt) heeft zich ontfermd over de gedoopte, maar van Christus vervreemde bewoners onzer eilanden en der beruchte Zuid-Oost hoek Hebben niet de Chr. Geref., hoewel zij niet rijk zijn naar de wereld en in eigen kring zeer veel te dragen hebben met blijmoedigheid voor deze hunne duizenden geofferd en arbeiders gezonden om het verlorene te zoeken en het afgedrevene bijeen te vergaderen. Sommigen van de Doleerende Broeders oordeelen dan ook geheel anders dan Ga jus. De oudste uwer, Waarde Redacteurs! de door ons hooggeachte Ploos van Am- stel schreef immers onlangs: »Wel dege lijk heeft de Chr. Geref. Kerk zich beijverd werkzaam te zijn onder zeer velen die »zich evenwel niet schaarden onder hit bestuur van den Kerkeraad. Hoevelen van »hen die niet medegingen, zijn toch me- »nigmaal door de opzieners der Chr. Ger. »Kerk bezocht, aan hoevele krankbedden hebben zij gestaan, in hoevele nooden hebben zij voorzien Waarlijk velen hebben niet stilgezeten maar gewerkt in hunne omgeving, ook x>aan velen dergenen die anders zich niet bij de Chr. Ger. Kerk voegden. Zal elk doleerend leeraar doen wat door zeker »Chr. Ger. leeraar in eene groote gemeente geschiedde, die huis aau huis ging om »elk huisgezin te bezoeken Onder de advertentiën in de vorige Kerkbode komt voor een bericht van uit gave van het tijdschrift Voor t jonge Volkje." Dit tijdschrift bevelen wij niet voor ons jonge volkje aan. Het bezit voor het jonge volkje zeer veel aantrekkelijkheid. De meesten zullen het gaarne lezen. Doch al moge bovendien de uitvoering nog zoo goed zijn, het heeft toch naar onze mee ning één gebrek, nl. dat er een levens- en wereldbeschouwing in gehuldigd wordt, die niet is naar Gods Woord en dus aan gedoopte kinderen niet voegt. Het kan mij als vader niet dienen als hulpmiddel tot volvoering van de taak, welke ik plechtig voor God en voor de Kerk heb op mij genomen, toen ik de derde doop vraag toestemmendbeantwoordde. Ds. Vethake te Arnhem liet de predi katie drukken, door hem gehouden op den 12en Mei 11. bij gelegenheid van 's konings veertigjarige regeering. Zij is getiteld: Vreest God, eert den Koning." Wij bevelen haar gaarne ter lezing aan. Beroepen te Zaamslag de Heer W. A. Vrolijk Jr., caud. te Amsterdam. [Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Een merkteeken, dat nog merkteeken is. Onder de merkteekenen, waaruit de valsche kerk kenbaar wordt, geeft art. 29 onzer geloofsbelijdenis ook dit op, dat zij vervolgt degenendie heiliglijk leven naar het Woord Gods en die haar bestraffen van hare ge brekengierigheid en afgoderijen. Als nu in deze dagen de door de Be sturen" vervolgde Gereformeerden met een beroep op dit kenmerk der valsche kerk de bestuursorganisatie van onze kerken voor eene openbaring van de valsche kerk verklaren, wordt hun echter toegevoegd, dat zij dit ten onrechte doen. Immers, zegt men, eene valsche kerk vervolgt naar art. 29 degenen, die heilig lijk leven naar het Woord Gods, maar gij wordt vervolgd niet omdat gij heiliglijk leeft, maar omdat gij het kerkverband ver breekt, En besturen, die u uitwerpen en u de goederen ontnemen, niet omdat gij heiliglijk wilt leven, maar alleen om uw breken met het kerkverband, kunnen dus ook niet eene openbaring der valsche kerk worden genoemd. Is dit waar? Alles hangt hier af van het antwoord, dat men geeft op de vraag, wat is heilig lijk leven Als heiliglijk leven is Gods Woord te lezen op te gaan naar Gods buisover het Koningrijk Gods te spreken iets voor de zending te geven en tegen sommige zonden in huis en hart te strijden, dan voorzeker kan men niet zeggen, dat de bestuursorganisatie hen vervolgt, die hei liglijk leven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 3