gg m a m l
hem ontbreekt vooral aan 't noodige om te
sterven, zulk een mensch kent zich nog
niet als zondaar voor God. Zulk een hoort
misschien het paaschevangelie en ontvangt
het terstond met blijdschap, doch
dat hooren en ontvangen en blijde zijn
is maar voor een tijd. Het is een snel
opschietende plant zonder wortel.
Zondaar voor God is hij, die aangaande
zich zelf gelooft met zijn hart, d. i. geeste
lijke zekerheid heeft, dat hij alzóó in zijn
natuur en in zijn wezen bedorven is, dat
hij onbekwaam is tot eenig goed en geneigd
tot alle kwaad, zoodat óók zijn deugden,
in Gods oog en bij Gods licht gezien en
naar Gods maat gemeten, niets dan blinken
de ondeugden zijn zoodat hij onmogelijk
God kan kennen en liefhebben en dienen,
noch met hem in eeuwige zaligheid leven
kan.
Zie, als zulk een uit hst Woord geestelijke
zekerheid verkrijgt, d. i. gelooft, dat God
hem noodzakelijk zal moeten vonnissen en
dooden, omdat hij zóó is, als hij óók mag
gelooven, dat deze jammerstaat komt uit
den val van Adatn, waarin ook hij God
verloren heeft en daardoor het leven, de
gerechtigheid en de heiligheid Gods derft
o, dan kan er bij zulk een, zulk een
honger en dorst naar God en naar Gods-
gerechtigheid ontstaan.
Immers zoo zij maar weer rechtvaardigen
waren en in gerechtigheid en heiligheid
voor God stonden, zoo zij Hem maar eene
volkomene gehoorzaamheid konden aanbie
den, dan zou God weer hun God widen zijn,
en dan waren zij weêr zalig in 't bezit van
het hoogste en eeuwige goed.
Dan kon God weêr met hen en konden
zij weêr in God Sabbath houden.
O, welk een blijde verwachting komt voor
hen van verre op in dat evangelie van
dien Christus der Schriften, wiens naam is
Immanuël wiens werk is Goel en
Priester te zijnen die voor goddeloozen
zonde gemaakt" is, opdat zij zouden
worden rechtvaardigheid Gods in Hen:."
O, hoe kan hun ziel naar 't bezitten en
genieten van dien Jezus verlangen, immers
wat het brood is voor den van honger
bezwijkende, en wat het water is voor een
die ligt te versmachten in de dorheid der
woestijn, dat is Jezus voor een, die zon
daar is voor God.
Maar daarom was de smart der droef
heid van die Emraausjongeren zoo onuit
sprekelijk daarom weigert die zoekende
en weenende Maria zelfs van engelen
getroost te worden daarom is die Thomas
der vertwijfeling nabij, want ach, daar zij
de Schriften niet verstonden, kenden zij
ook den Christus der Schriften niet, en
nu was hun hoop vergaan, het brood,
waarvan zij geproefd hadden was geen le
vend brood" en het water waarmede zij
hun ziel dachten te laven was geen kle
vend watermeer.
Doch wie zal nu ook uitspreken wat
de verrezene Jezus in dat Maria's harte
werkte, en wat het uitdrukt in dat Rab-
bouni", waarmede zij zich aan Zijne voeten
werpt? Wie zal onder woorden brengen,
wat de Thomas' ziel uitspreekt in dat
«mijn Heere en mijn God!" waarmede hij
den levenden Jezus ontvangt? Neen, geen
engelen kunnen verstaan, wat zaligheid
die harten smaken, die aan den avond van
dien eersten der paaschdagen te Jeruzalem
de eerste zoetigheden van der heiligen ge
meenschap smakende, elkander ontvangen
met den juichkreet: De Heere is waar
lijk opgestaan
O alleen, zoo 't den Heiligen Geest be
hagen mocht ook op 't komende Paasch-
feest u en mij onder de prediking van het
opstandingsevangelie, zoo aan de ziele te
arbeiden, dat zij de zekerheid deelachtig
werd, d. i. dat zij geloofde, Jezus leeft,
leeft ook voor mij, leeft ook in mij, o dan
alleen zouden wij niet meer verbaasde en
getroffen aanschouwers dezer blijdschap zijn,
maar dan zouden ook wij met grootmakiug
van Gods naam belijden: Wij dan gerecht
vaardigd zijnde door het geloof hebben
vrede bij God door onzen Heere Jezus
Christus."
Daartoe bezoskt de verrezene Christds de
Zijnen met Zijn Geest en Woord om hun
verzekering te doen in hunne harten, dat
God hen nu niet meer aanziet in hen zei ven
maar in Hem en in Zijne Gerechtigheid,
zoodat Hij hen ziet als rechtvaardigen en
hen als de zoodanigen wil liefhebben en be
handelen.
En zij beginnen nu ook als rechtvaardigen
naar al de geboden Gods te leven. Zij zijn
met Jezus opgestaan uit den dood tot een
nieuw leven.
Hij doet hen uit Zich leven, wijl zij in
Hem zijn en zoo brengen zij vruchten voort
des geloofs en der bekeering waardig. Zóó
maakt Hij, dat zij den Heere hunnen God
niet meer liegen. ^66 geeft Hij, dat hun
werk in der waarheid is.
Daarom hooren zij zoo gaarne het paasch
evangelie. Daarom is het paaschlied zoo blij,
want dan is het volk vrolijk in den Heere,
en dan verheugt hun ziel zich in hun God,
die gerechtigheid en lof doet uitspruiten.
Ja, de dood is verslonden tot overwinning!
Gode zij dank, die ons de overwinning geelt
door onzen Heere Jezus Christus! Dood!
waar is uw prikkel Hel, waar is uwe
overwinning
Het paaschfeest duurt maar kort, maar
één enkele dag, of twee dagen.
Dat kan hier op aarde ook niet anders.
De paaschblijdschap duurt nog maap oogen-
blikken, zoolang het geloof werkzaam is
en het geloofsoog ziet en de hand aan
neemt. Maar dan weêr is het alsof eene
wolk Hem wegneemt voor onze oogen.
Neen wij leven ook op on.s paaschfeest nog
hij geloof, en niet bij aanschouwen.
Doch eens, eens komt het echte paasch
feest, als ook in en over ons des laatsten
vijands macht volkomen wordt te niet
gedaan.
Als die groote en doorluchtige dag des
Heeren komen zal, als ook zij, die nu nog
gelooven, Zijne stem zullen hooren, en
Zijne gedaante aanschouwen, en met
lijf en ziel volkomen verlost en volzalig
zijnde, mede zullen instemmen en zeggen
amen, het Lam, dat geslacht is, is waar
dig te ontvangen de kracht, en rijkdom,
en wijsheid, en sterkte, en eer, en heer
lijkheid, en dankzegging
Lezer of Lezeres, wenscht gij waarlijk
paaschfeest te vieren? Kunt gij paaschfeest
vieren? Hebt gij grond om te hopen, dat
gij nog eens paaschfeest zult vieren?
Belijdenis doen
Wij hebben getracht achtereenvolgens u
duidelijk te maken, dat wat men in het
Nederl. Herv. Kerkgenootschap belijdenis
doen" noemt, zulks niet is, dat men daar
door niet lid of lidmaat der Kerk wordt,
maar veeleer lid van een Genootschap dat
tegen Christus' regeering zich verzet, dat
Gods Woord verwerpt, dat de Sacramenten
ontheiligt en alzoo de Kerk verwoest, dat
door zulk belijdenis doen niet gezocht wordt
de reine bedieningder Sacramenten.
Door dat «belijdenis doen" zoekt men
dan ook niet de gemeenschap der heiligen.
Men kan wel voor zich zelf meenen en
bedoelen daardoor tot die gemeenschap te
komen, doch niet mijne bedoeling of mee
ning waarmede ik loop, maar de richting
van den weg, waarop ik loop, bepaalt de
plaats waar ik uit zal komen. Indien ik
een doorn of distel plant in de meening
en bedoelende een vijgeboom of druif te
planten, dat zal mij daarom toch geen
vygen of druiven aanbrengen.
Hoe kan men dan met eenige mogelijk
heid de gemeenschap der heiligen zoeken
door lid te gaan worden van een Genoot
schap, dat uitdrukkelijk verklaart er zijn
eer in te stellen, dat het een gemeenschap
is van alles en allerlei; dat dit juist zijn
eigenaardigheid is, dat alle meeuingen en
overtuigingen en belijdenissen er een plaats
in vinden, en er volkomen gelijke rechten
hebbendat dit binnen den kring van
het genootschap het zwaarste en ergerlijkste
en meest geruchtmakende vergrijp is, zoo
men met uitsluiting van anderen voor zich
en zijn meening en belijdenis er alleen een
plaats begeert.
Het genootschap is eenvoudig een om-
nibus d. i. een voertuig voor Jan en alle
man. Een omnibus, waarin het nooit vrede
maar altijd strijd is; omdat ieder van de
daar binnen saamgepakte partijen er voort
durend op uit is, om een uit zijn midden
als koetsier op den bok te krijgen, en een
als conducteur aan het portier te hebben.
Hoe kan men daar binnen nu toch
willen zoeken de gemeenschap der heiligen
Deze toch is uit- en inwendig.
De inwendige is, dat de ware Chris tge-
loovigen gezamentlijk gemeenschap hebben
aan God drieëenig, aan den Vader, den
Zoon en den H. Geestdat zij Jezus be
zitten en genieten als Borg en Middelaar
en Goël en Zaligmaker, als Koning, Pries
ter en Profeetdat zij gemeenschap hebben
aan Zijn dood en opstanding, aan Zijn
gerechtigheid en heiligheid en volkomen
gehoorzaamheiddat zij Zijn medeërfge-
namen zijndat zij gmeenschap hebben
met de engelen en heiligen die in den
hemel zijn, genietende met hen één zalig
heid, dienende, beminnende, kennende en
prijzende met hen één Goddat zij ook
met en .onder elkander gemeenschap hebben,
welke kenbaar wordt in een broeder»
lijke liefde en gemoedsvereeniging.
Wat dunkt u, zullen zij, die deze din-