is toch een kwaad, waaruit velerlei kwaden voortkomen, en in geestelijke zaken stellig sterk af te keuren. De 4e zaak is, dat de eene Kerkeraad of Classe of Synode naar de andere een broeder afvaardige. Hierdoor blijft men of komt men met elkander in aanraking. Men ziet en hoort zoodoende, dat men zich van vele zaken en toestanden en beweegredenen een geheel verkeerde voorstelling had gemaakt, en dat men één strijd, één lijden, één doel heeft. Men gevoelt, dit kan een middel worden om het gedeelde weer tot één te brengen. De 5e zaak is, dat de verschillende kerk- formaties tegenover derdenzoodra het den eeredienst of de belijdenis geldt, gemeenschap- pelijk spreken en handelen. Immers wij hebben één belijdenis, één liturgie, één kerkenordening. De een kan zonder den ander daarin geen wijziging aanbrengen, de een kan zonder den ander daarvan geen officiëele verklaring geven, de handhaving, de verdediging, de verbreiding daarvan is niet de taak of het belang van eene enkele formatie, maar van alle Gereformeerde Kerken in Nederland, van de Vaderland- sche Kerk. Het afzonderlijk optreden tegenover der den in deze gemeenschappelijke zaken is eene miskenning der geestelijke eenheid en van het recht van allen op het ééne geestelijke goed. Ook zal door zulk gemeenschappelijk optreden de kracht en uitwerking daarvan zeer verhoogd worden. Waar men dit punt eenmaal onveranderd aannam, daar gaat het niet aan, om in de wetenschappelijke opleiding van Dienaren des Woords en in de wetenschappelijke beoefening der theologie gescheiden te blijven arbeiden. De 6e zaak is, dat de Gereformeerden hun kerkelijke samenkomsten voortaan gemeen schappelijk aankondigen. De aankondiging van Gereformeerde godsdienstoefeningen op predikbeurtenbriefjes van het Genoot schap is niet bevorderlijk aan de belijdenis, dat wij met al wat gereformeerd belijdt en leeft ons verbonden gevoelen, doch met het Genootschap geen de minste gemeen schap meer mogen hebben. En hoewel dit nu betrekkelijk een ondergeschikte zaak is, zoo kan zij toch in verband met andere zaken of de hereeniging tegen werken of bevorderen. Ons dunkt, dat elk Lezer zal zeggen deze zes zaken konden ook nu reeds in practijk gebracht worden. Dit zou de taak der komende Synoden heel wat verlichten. Zeker kon dit. Er is niets wezenlijks, dat daaraan in den weg ligt. Wat nu aangaat de artikelen 9, 10 en 11 deze zijn zoo duidelijk voor zich zelf sprekende, dat wij daaraan geen opmer kingen zullen toevoegen. Ook de provincie Zuid-Holland heeft thans haren Kerkbode. Zijne verschoning verblijdt ons. Het is een bewijs, dat er alom in onze gerefor meerde kerken leven ontwaakt. Wij wenschen dat deze Bode met veel vrucht zijn boodschap in vele plaatsen en huizen en harten mag brengen. God van den hemel doe het zijn Redactie wel ge lukken. Indien nu de Kleine Opwekkerwordt omgezet in de Kerkbode voor Noord-Bra bant en Limburgdan zijn alle provinciën voorzien. Aan onzen geliefden Broed r Ds. J. Hulsebos te Zuidwolde viel het voorrecht te beurt, om voor den Rechter het goed recht der Nederd. Geref. kerk van Zuid wolde in 't bijzonder en daariu van die van alle andere plaatsen te mogen be pleiten. Hij deed dit op uitnemende wijze in een pleidooi, dat alleszins waard is door voor- en tegenstander te worden gelezen en overwogen. Ook uit deze mannelijke, echt christe* lijke en op menig punt schoone pleitrede blijkt weêr op nieuw, dat wel van de zijde der Nederd. Geref Kerken telkens wordt aangedrongen op een principieels behandeling voor en door den Rechter van het geschil tusschen het Genootschap en de Nederd. Geref. Kerken, doch te ver geefs. Men neemt als bewezen aan wat nog bewezen moest worden, en waartegen van onze zijde vele en ernstige bezwaren zijn ingebracht, en. het Nederl. Herv. Kerkgenootschap, dat, naar sommigen be weren, onder andere omstandigheden moeite zou hebben om voor de wet zijn bestaan te bewijzen, wordt erkend te zijn de recht matige bezitter van het geld en goed, de rechten en de titels der Nederd. Geref. Kerken. Het zij zoo. Wij hebben ons aan die uitspraken onzer Rechters te onderwerpen en voor hen te bidden, want alle ziel zij de machten over haar gesteld onderdanig. Indien wij letten op de wijze waarop men zich te Serooskerke en te Leiderdorp en te Aalten en te Wons in het feitelijke bezit van het goed der kerk heeft gesteld, dan is het misschien maar beter dat deze dingen ons overkomen dan de zoogenaamde Synode en hare vrienden. Ds. Hulsebos heeft zijn pleidooi doen drukken. Het is voor den prijs van 25 ets. bij uw boekverkooper te verkrijgen. Ds. Sikkel, dit boekske besprekende in de Zuid-Hollandscke Kerkbode, voegt er o. a. dit kostelijke woord aan toe Wij weten wel, een rechtsgeleerde moet zich tot het beschreven recht beperken. Maar daardoor liep toch het kerkelijk proces gevaar, zijne beteekenis voor vader land en volk te verliezen. Die beteekenis is, dat de Kerk zich in deze weer als het eigendom van Christus in den Staat laat gelden en het Woord van God opheft als den eenigen regel van haar leden, zich daarbij beroepende niet op het heden, maar op het verleden van de Kerke Gods in Nederland. De beteekenis van het kerkelijk proces is, dat de Kerk vraagterkenning van haar recht om van Christus te zijn. Dat recht zelf vraagt zij niet. Dat heeft zij door het kruis van Christus. En dat neemt zij daarom, al zou de dood er aan hangen. Geen vrijheid vragen, maar staan in de vrijheid. Om de eere van Christus vraagt, eischt de Kerk echter van den staat erkenning van hare vrijheid. Dit is het kerkelijk proces. Het is het roepen van de weduwe tot den rechter: Doe mij recht Ds. Hulsebos is met talent en getrouw heid voor het recht vau Zijn Koning op gekomen. Al de valsche vonden der Syno dale machten, die het recht buigen en smalen, ontzenuwt hij. Hij wijst aan, wat de Kerk is wat de Gereformeerde Kerk is; en welke de regel is, die alleen voor haar geldt. Hij toont aan de rechtmatigheid en geldigheid van de herstelling der L'ordsche Kerkenorde in de Kerk te Zuidwolde, en de onrecht matigheid der Synodale Organisatie, die niets met de Kerk te maken heeft. Hij bestrijdt verder de stelling, dat er voor den Staat een genootschap zou bestaan, genaamd »de Hervormde Kerk". De Kerk is geheel iets anders dan een genootschap, en is nooit van wezen veranderd; daarom bestaai het beweerde genootschap niet, en kan dus ook niet in rechten optreden. Schoon en trouw aan de eere des Heeren is het woord van dezen Dienaar van Christus »Wij mogen het oog vrij tot u opslaan, Edel groot Achtbare Rechters Gij hebt niet te doen met weerstre- vers van kerkelijke verordeningen of snoode verbrekers van eenmaal afgelegde beloften. Onze strijd geschiedt tot behoud onzer Kerken, tot behoud onzer Belijdenis. Wij eer3n de Overheid als Gods die naresse en bidden voor haar, maar in de Kerk is alleen Koning Jezus onze Overheid. Wraakt de gevolgen dier roeping niet. Laat ons Gode geven, wat Godes is, wij zullen den Keizer geven, wat des Kei zers is Dit roepen om recht moet tot de volks- consciëntie doordringen, zoo goed als tot de consciëntie der overheden. Vooral tot de consciëntie van allen, die tot de Gere formeerde Kerk bekooren. Zij zijn de schuldigen in de eerste plaats. Zij doen de Kerk onrecht, door nog één oogenblik langer eene Organisatie te erkennen, die niets met de Kerk te maken heeft, maar die Kerk naar het leven staat. Zij doen onrecht, want zij zijn oorzaak dat Kerken, die naar het recht terugkeeren, worden beroofd van haar goed, en beroofd van haar naam. Zij zullen oorzaak worden dat de indringster van 1816 erkend zal worden als onze wettige moeder, en onze wettige moeder zal worden uitgeworpen als eene indringster. Zij doen onrecht, want zij sterken de handen van die leeraars, die het recht der Kerken prijs geven en met s>een gerefor meerde preek" de Gereformeerde Kerk verraden aan haren vijand. Zij weten niet, wat zij doen. En daarom moeten zij wakker geroepen worden. Krachtens doop en belijdenis is ieder Gode schuldig tegen de Synodale Organi satie zich te stellen en op te komen voor het recht der Kerk en van haren Koning

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 3