Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn de credentiebrief, die van den kerkeraad uitgaan, van twee te doen ouderteekeuen als er geen kerkelijk stempel is, evenals bepaald is voor de atteslatiën, art. 82 D. K. O. Zoo eenige Kerkeraad aan zijn afge- vaar igdeu een bijzondere en hen bindende instructie inedegeeft, dan moet dit in den credentiebrief staan uitgedrukt, en moet die instructie met den credentiebrief ter onderzoekiug worden overgelegd. Dergelijke bindende instructiën mede te geven is echter niet aan te raden, en be paald verwerpelijk in ziken, die de geza menlijke kei'ken, en niet eene kerk alleen aangaan. Aan de Broeders Deputaten herinneren wij, dat do Classes hebben bepaald, dat voortaan hunne rapporten en adviezen schriftelijk aan de Vergadering moeten worden voorgelegd, waardoor zeer d-s zoo noodige nauwkeurigheid en besparing van tijd bevorderd wordt. Ook de Broeders agenten ter bevordering der reformatie in verschillende nog niet ontkomen kerken, zijn voor deze vergade ring opgeroepen. Wij hopen zeer dat zij aan deze oproe ping zullen gevolg geven. Mocht een dier Broeders bij vergissing geen oproeping heb ben ontvangen, dan vergeve hij deze fout en kome toch. Zij, die verhinderd mochten zijn, worden dringend verzocht toch te zorgen, dat hun schriftelijk antwoord op de hen voorge stelde vragen uitërlgk Dinsdag kome aan het adres van den Broeder Actuarius der Classes, A. B. Crucq, Seisstraat, Middelburg. Moge de Heere in het midden zijn om door Zijn Woord en Geest Zijn Kerken te regeeren, en ook door dit samenzijn het Lichaam Christi gebouwd worde. Genesis 18 14a. Die vraag, waarin voor haar eene lief derijke berisping lag, was op dat oogen- blik voor Sara zeer noodig. Het was zeker pijnlijk en beschimend, aldus voor 's Heeren aangezicht en in bijzijn van dat goddelijk gezelschap en van haren man ontdekt te worden aan het schandelijke en God outeerende van hare vleeschelijke overleggingen en van haar ongeloof, maar toch ook om Sara's wille, moest de Heere alzoo handelen, ontdekkende haar daarin Zijn trouwe en genaderijke liefde jegens haar. Sara was een geloovige. Zij bezat de hebbelijkheid en de gesteldheid des geloofs. Zij was eene veranderde vrouw, welke van den Heere eene nieuwe natuur had ont vangen. In geloofskracht en geloofsleven stond zij echter niet gelijk met haren heer Abraham, maar was veel bij hem ten achter. Hier door echter is het des te opmerkelijker, dat zoowel de Vader der geloovigen als zgn zwakkere vrouw in dezelfde twijfelin gen en overleggingen vallen, en ongeloovig spreken en doen. Zeer beslist had ook Abraham gezegd, dat hij kinderloos sterven zou, dat er dus van de beloften Gods niets zou komen, tenzij dan misschien door eej zijweg. Zie Genesis 15:1 4. S ira ervoer hier evenals Abraham vroeger, dat het vleesch begeert tegen den Geest, en dat deze beiden tegen elkander staan en strijden, en dat de wet des vleesches den geloovige gevangen neemt, zoodat hij niet doet noch doen kan, hetgeen hg wil. Dat is een zeer pijnlijke en uiterst be nauwende ervaring. De grond en de krach ten ontziuken ons dan en de beloofde zaken welker vervulling zóó nabij scheen, en in welker komend bezit wij oas zóó verheugden, raken uit het oog weg er komt een wolk voor onze oogen. Sara herkende Hem niet, die daar sprak, zij had God niet voor oogen, hoewel Hij niet verre van haar was, ja, hoewel Hij gekomen was om haar de macht te geven om Sara (in plaats van Sarai) genoemd te worden. Nu kon zij uit zichzelf dan ook niet anders dan rekenen met het vleesch, dan ook voor de vervulling der beloften Gods vleesch tot haar arm stellen. Schrikkelijk niet waar Hoe diep ver dorven is onze natuur, enkel vijandschap, afgekeerdheid van God is haar bedenken. Maar ook hoe lang moedig, hoe verdraag zaam is de Heere. Hoe waar blijkt het ook hier weêr te zijn als de Heere, komende om te verlossen eu te zaligen, zegt: »lk doe het niet om uwentwil, spreekt de Heere HEERE; het zij u kekend 1 Schaamt u en word schaamrood van uwe wegen, gij huis Israëls Ezechiêl 36. Eenmaal met het vleesch bezig zijnde, om te zien of de goddelgke belofte ver vuld kon wordeu, kan 't wel niet anders of zij moest lachen om de dwaasheid van het evangelie. De goddelgke eischen zoowel als de god delijke beloften (wet en evangelie) zijn bei den gedaan door Hem, die zich openbaart als j>EI-Schaddaï" d. i. God de Almachtige, voor wien niets te hoog, noch te wonderlijk is, daarom is zoowel het een als het ander onmogelijk en onvervulbaar voor de zwakheid des vleesches, Saraï de onvruchtbaredat was zij van natu e, dat was zij altijd geweest, dat was zij nog, en bovendien 't ging haar niet meer naar de wijze der vrouwen, zij was eene verstorvene geworden. Was dan nu niet alle mogelijkheid afgesneden Zou het niet dwaze inbeelding zijn te meenen, dat uit ééne, en dat nog wel eenen verstorvene gehuwd met eene onvruchtbareverstor vene eene ontelbare menigte zou geboren worden Was er nog eenige grond om te ver wachten dat, wat 24 jaren langen toen het nog had kunnen geschieden, zelfs zon der een schijn van vervulling was gehoopt, dat die zaak nu nog zou geschieden. Neen, alles wel en verstandig bezien en overwo gen zijnde, kan er inderdaad voor dien spreker, daar binnen in die tent, en voor Zijn woord, niet anders overschieten dan een schouderophalend glimlachen. Hoe kon toch Abraham aan zulk een Woord nog hechten en van zalige ver wachting en blijdschap lachen, alsof men reeds onder de heidenen zeide: de Heere heeft groote dingen aan deze gedaan, Hoe Abraham dit kon voorwaar niet uit zich zelf, niet uit de in zijn geloof in wonende kracht, want zoomin in hem als in zgn geloof was een iuwonende en in- blijvende kracht, dit was dikwijls genoeg gebleken, maar hij kon het, omdat de Heere hem had toegesproken, en in dat toespreken aan zijn geloofs vermogen, waar mede hij reeds van voor jaren door den Heere begiftigd was, de kracht had ge schonken om met de deugden Gods, op wien zgn oog mocht zien, werkzaam te ZLJn# Ja, hij zag van zichzelf af, hg achtte het niet dat zijn eigen lichaam zoowel als de baarmoeder in Sara reeds verstorven was, in het geloovig zien op God, den Al- machtigeontving hij volle verzekering, dat Hij die beloofdehet ook doen konen zoo werd zijn ziel vervuld met blij gejuich, dat God, die de dooden levend maakt en de niet-zijude dingen roept alsof zij waren, kan en wil en zal zelfs uit den dood het leven geven. En zóó blijkt het dan ook in Abraham, dat dengeue die gelooft, geen ding onmogelijk is. Geen ding n.l. van de dingen, die de Heere naar Zijn Woord eischt of belooft. Daaraan zou de Heere Sara nu ook gaan ontdekken. Haar ongeloof was een voor bijgaande toestand. Door ontdekking, eerst aan zich zelf, aan haar zondige dwaze Godonteerende overlegging, en daarna zou Hij zich zelf in Zijn Godheid en almacht en geuade aan haar ontdekken. Door be schaming, door zelfdooding en door weg- werpiug van zich zelf, door een zich vast klemmen aan den Heere, mag ook zij zien en stilzgn en wachten op Zija hulpê, en ziet, de kracht des Heeren HEERE komt over hun beider lichaam in het huwlijk, en alzoo is het wonder geschied wat ons in Hebreen 11:11, 12 wordt beschreven. Zou iets voor den Heere te wouderlgk zijn Zou eenig ding onmogelijk zijn voor den geloovende Neen, zoo ik Gods Woord maar heb en Jezus in mij leeft als de kracht Gods en de Wijsheid Gods en de H. Geest het willen en volbrengen in mij werkt, dan is mij geen ding onmogelijk. Aan God de eere der mogelijkheid, aan mij de schuld en de smaad van het on mogelijke. Dat is al de eeuwen door de kracht geweest van alle hervormers, onverschillig of het ging om de hervorming van hart en leven of van huis en kerk en staat en maatschappij. Er is nog nooit een van deze hervor mingen toe stand gekomen, zonder dat Sara's vleesch met den zoon der dienstbare saam3temde in lachen over de verwachting des geloofs; nog nooit werd de prediking gehoord dat een doode levend en vrucht dragende zou worden, zonder dat de eigen gerechtige Farizeër zich ergert en de ver standige Griek den spot drijft met de dwaas heid van het evangelie der genade. Ook in onze dagen is er weêr een talrijk gezelschap, vroom en onvroom, dat om de deur der tent der Gereformeerde kerk staat en luistert om in toornenden of medelijden-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 2