Dienst des Woords worden bevorderd, tenzij wij zekere kennisse bezitten omtrent kun singuliere gaven: t. w. hun godzalig heid, ootmoedigheid goed bevattingsvermo gen, onderscheidend oordeel en ook omtrent hunne welbespraaktheid. Zoo dikwijls derhalve zulke personen verzoeken mochten, om tot het Predikambt te worden toege laten, zullen ze vóór alle dingen (indien de Syuode dit goedvinde) in eene Classis onderzocht wordenen zoo zg bij dit onderzoek voldaan mochten hebben, zullen zij zich een aan te wijzen tijd lang in het opstellen van predicat.ën en het voordragen daarvan oefenen en daarna zal over hen besloten worden, naar dit voor de stick tin- ge (der kerken) het meest bevorderlijk blijkt." Van den Latijnschen oorspronkelijlcen tekst wijkt op meer dan één puntdeHol- landsche, niet zeer nauwkeurige, vertaling af. De woorden in Art. VIII der Nederl. die niet gestudeerd hebben," luiden letter lijk die op de Scholen niet gestudeerd hebben in de talen de kunsten en de God geleerdheid" wat wij zeggen zouden »die geen gymnasiaal onderwijs ontvingen, geen propaedeutisch examen deden en geen can- didaten zijn in de Theologie." Ten tweede staat voor men verzekerd zij" in het latijn totdat wij zekere kennisse hebben waaruit blijkt dat de Synode bedoeld heett»de Synode zelve, d. z. de gezamenlijke, aldaar vergaderde Kerken." Iets, wat tevens den tusschen twee haakjes geplaatsten volzin, (indien het de Synode goedvinden mocht)" toelicht. Nu toch blijkt, dat de zin hiervan is Het recht om over de toelating van zulke personen te beslissen staat aan de Synode, en slechts voor zoove de Synode oordeelt dit met goed vertrouwen en zonder vreeze voor misbruik aan eenige Classis te kunnen overdragen, zijn de Classen tot toelating van zulke personen bevoegd. Ten derde is het woordje prius uit het oorspronkelijke weggelaten; is de uitdruk king: »si in examina satisfaciant" verzwakt innaardat zij hem in 't examen bevindt" schreef men »een tijd lang," voor »justnm aliquod tempus" liet men »het predicatiën opstellen" (in formandis concionibus) weg; en is »aedificationi maxime conducetur" saamgetrokken in de zwakkere formule stichtelijk sal weseu." Uit deze korte historische toelichting blijkt, voor wat de oorspronkelijke be doeling onzer aloude Kerkelijke vergadering betreft, het volgende le. dat er niet gehandeld wordt van per sonen, die reeds door een Kerk tot Dienaar de3 Woords beroepen waren, en als zoo danig aan het onderzoek der Classe zouden onderworpen wordenmaar integendeel van personen, die zeiven, persoonlijk, bij de kerken aanzoek doen om beroepbaar gesteld te worden. Dit volgt uit de woorden; Aaengaende de Propositiënwaarmede het vraagstuk in 1574 is ingeleid 3), Evenzoo 3) Propositiën komt van proponeeren, waar later het woord proponent van is afgeleid. Men verstond hieronder het optreden van een niet geordend persoon, onverschillig of hij gestudeerd had of niet, om een predicatie voor te dragen. Al naar gelang iemand bij dit //proponeeren", uit de uitdrukking, die begheerig syn sich tot de Kerckeadienst te begheeven" iu 1574, en »qui promotioaera ad miuisterium ex- petunt" in 1(319. Als eindelijk ook uit den gesteld n regel, dat ze, na in het examen voldaan te hebben, toegelaten zullen worden, ni t aanstonds tot het ambtmaar nog slechts tot de propositie; iets waar onder men verstond het recht om eenige Kerkedienet als krankbezoeker te doen, of ook voor een Kerk op te treden onder toe zicht, opdat die Kerk c. q. hen alsdan eerst zou kunnen roepen. Hierin sprak voorzichtigheid. Het ging toch niet aau, de Kerken eerst te goeder trouw iemand te laten roepen, op gevaar af, dat hij later bij onderzoek zou blijken, niet eens voor het ambt in aanmerking te kunnen komen. Dit wierp een blaam op zulx een Kerk en zou hard geweest zijn voor de bei rokken persoon. 2e. blijkt uit deze juistere historische gegevens, dat de gezamenlijke Kerken, en zeer terecht, de bevoegdheid om te be slissen volstrekt niet aan de Classes als zoodanig toekenden, doch dit aan zich hielden, en slechts, voor zoover het onder zoek vertrouwd bleek, het aan eene Clas sis opdroegen. Ook dit was met beleid geoordeeld. Het liet zich toch denken, dat, om slechts de Generaliteitslanden te noemen, een Classis met zeer weinige Dienaren, en daaronder slechts enkele gestudeerde 'personen, voor zien was. Ken le men nii ook aan zulk een Classis de bevoegdheid toe, om te dezen te handel m, dan stond het gevaar te duch ten, dat vooral in zulk een Classes allerlei ongeschikte personen zouden worden toe gelaten, en ten slotte schier enkel zulke personen in het predikambt zouden staan. Wie toch zelf op zulk een wijs inkwam, is licht geneigd, de deur voor anderen van zijn soort breed open te zetten. 3e. blijkt dat de Kerken destijds nim mer dulden, dat zulk een niet gestudeerd persoon met een enkel examen in het ambt schoof. Men ging voorzichtiger te werk, en stelde drie termijnen voor één. Ten eerste toch moest zulk een persoon een examen on dergaan. Ten tweede, moest hij, zoo dit examen gunstig afliep, een behoorlijken tijd predicatiën in schrift brengen en voor dragen onder toezicht. En ten derde, zou eerst daarna besloten worden, op welke wijze voor den Dienst der Kerken van zijne gaven partij ware te trekken. 4e. blijkt dat het examen strekte om te onderzoeken, of er in zulk een persoon waren singuliere" gaven. Wat Van 01- denbarneveldt in de notulen der Staten wierd aangeteekend»in alles singulier", toont genoegzaam, hoe men in 1(319 dit woord opvatte. Er is eene practische ge schiktheid, die de meesten slechts verwer ven door harde studie en lange oefeuing, maar die aan anderen eenigermate instinc- dat in den regel onder toezicht^ van één of meer geordende Dienaren geschiedde, (hetzij voor de gemeente, hetzij voor de Classis of voor den Kerke- raad) gunstig uitviel, verleende men zoo iemand dan de bevoegdheid, om als lcrankenbezoeker werkzaam te wezen, hulpdienst in de Classis te dóen, of zoo het in alle opzichten gunstig met hem afliep, te staan naar den Dienst des Woords. tief geschonken wordt. De Heere onze God is vrij in het verleenen van zijn ga- veu. Om een vreemde taai te kunnen spre- ken, blokt de één jaren lang, en brengt het dan nog vaak niet verder dan tot rad braken, terwijl een ander zekere gave der talen ontving, en met bijna geen moeite ze vlot spreekt. Zelfs in het spreken van onze moedertaal merkt men dit. Vau der Palm miste den moed om een dronk in te stellen, ook al had studie hem tot een onzer welsprekendste redenaars gevormd. Zoo speelt de één op het orgel, nadat lange studie hem bekwaamde, en de ander, met muzikaal gehoor en gevoel toegerust, speelt dezelfde melodie, minder fijn, het is zoo, maar vaak met nog warmer bezieling, zonder deze voorstudie. Wat bij de dieren gezien wordt, dat de honingbij zonder studie de hoek eu lijn van de graat volko men zuiver trekt, eu de spin hare webbe onberispelijk iu de stralen en lijnen weeft, zonder dat van aanleeren sprake is, geldt ten deele ook ouder meuschen. De mensch staat hooger dan het dier, in zoo verre hij hij het vermogen ontving om kiemen, die in hem gelegd zijn, door oefening en in spanning te ontwikkelenMaar toch zijn er ook in ieder mensch geschiktheden voor de practijk des levens, die bijna spontaan opkomen en bij zeer enkelen nn, geldt dit ook ten opzichte van lioogere geschikt heden. Dit kan in .tweeërlei zin voorko men. Ten eerste doordien er in den persoon het geniale zij, waardoor zijn ontwikkeling en kracht de gewone maat te boven gaat. Dan is het singulier" als bij Oldenbarne- veldt of Prins Willem of Hugo de Groot. Of wel, er kan zonder het geniale, iu hem een spontane ontwikkeling van bepaalde gaven binnen de gewone maat zijn, eu dan heeft men te doen metsinguliere gaven" in den zin van ons artikel. Nader toegepast de geschiktheid voor het predikambt wordt in den regel slechts ontwikkeld door de langdnrige studie »der talen, der kunsfenen der Godgeleerdheid" en waar ze op die wijs verkregen wordt, is ze juister, fijner en edeler. Maar nu komt het voor dat soortgelijke geschiktheid ook spontaan in een mensch uitkomt, zonder deze voorafgaande studie, en al is ze dan ook grover, minder harmonisch en van min gekuischten aard, dan mag ze daarom toch niet geheel verworpen. Hieruit volgt dat het onderzoek of exa men, waarvan hier sprake is, niet strekt om na te gaan, of iemand ook wellicht een halfslachtig-geleerde vorming bezit, maar om, wetende, dat hij niet gestudeerd heeft, te onderzoeken, of desniettemin een treflijke geschiktheid voor het ambt in hem uitkomten dat wel zulk een geschiktheid, die niet naar de onberispelijkheid der lij tien en vormen, maar naar de uitwerking te beoordeelen zij. Er is dus geen sprake van, om eenige personen half en half op te leiden. Op dat standpunt zou heel het beginsel van ons*artikel vervalscht worden. Opleiding komt hier ganschelijk niet in aanmerking eer integendeel moet juist uit het gemis aan opleiding bij het desniettemin aanwe zig zijn van geschiktheidblijken, dat men

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 3