hebben vermodderd en hare weiden met
hunne voeten vertreden hebben. Dat is het
werk van het Hervormde Genootschap en
zijn synodale organisatie en van allen, die
haar dienen nu meer dan zeventig jaren lang
geweest. Zij heeft dit gedaan niet ondanks
zich zelf, maar naar haar aard en wezen.
Doet Jezus' kerk dan niet recht als zij
zich van haar afscheidt, als zij deze spruit
en dienstmaagd van ongeloot en revolutie
uit hare tenten uitdrijft Zou zij Jezus'
kerke kunnen zijn en blijven heulen met
deze verworpene des Heeren
Neen, gelijk David met Saul in conflict
in een worsteling op leven en dood moest
komen, zoo kon het conflict in den strijd
tusschen Christi lichaam en !deze belicha
ming van den Gode vijandigen geest dezer
eeuw niet uitblijveu, en is ook niet uitge
bleven, maar heeft reed3 van 1816 aan
geduurd.
Die Kerk, dat lichaam Christi moet nu
van haar Hoofd getuigen in de wereld bij
de kouingen, vorsten en rechters en aan
zienlijken en tot de volkeren, dat Hij is
hoogste Overheid, opperste Machthebber,
dat de Opperheerschappij op Zijne schouders
rust, dat Hij door allen en in alles moet
beleden worden en dat alle knie z'ch voor
Hem moet buigen. Dit is haar profetische
taak, daartoe is zij Zijn zalving deelachtig
uit dat deelhebben aan die zalving, dus
uit Hemniet uit haar geloof of liefde of
godzaligheid vloeit deze roeping, dit ambt
en al wat tot de volbrenging daarvan
noodig is. Bij die profetische taak der
prediking komt dan de priesterlijke taak
der gebeden, dat haar prediking mag
worden geloofd en de arm des Heeren aan
velen mag worden geopenbaard.
Welk een zegen is het toch, zoo de
Heere zich krachtig aan en in Zijn Kerk
openbaart, als Hij Zijn misvormd en ver
treden erfdeel weer komt riformeeren, als
Hij weêr ambtenaren stelt, door wier dienst
Hij Zijn heiligen weêr volmaakt, het werk
der bediening weêr doet, Zijn lichaam
weêr opbouwt,
Hoe heerlijk als er weêr tijden komen,
waarin die Kerk weêr recht onvoldaan
raakt met wereld en vleesch, waarin zij
weêr klaar zichzelf in haar dood en ellende
mag kennen, waarin zij weêr alles mag
zien en zoeken en hebben in haar heer
lijken Borg en Christus alleen. Dan komen
weêr de dagen, dat het haar uit genade
gegeven wordt om in Christus te gelooven
en voor Hem te lijden.
Dan wordt het gekend en beleden dat
zonder dat Hoofd, dat lichaam gansch ver
werpelijk en dood is, in zijn geheel en in
al zijn leden, maar dat er dmr en in dat
Hoofd geen heiliger en heerlijker lichaam
is, in hemel noch op aarde.
O, dan wordt het zoo diep verstaan en
gevoeld, dat de volle heerlijkheid en zalig
heid van dat lichaam niet kan geopenbaard,
zoo lang nog één lid in den dood of in
lijden is, en dan wordt er zoo teeder en
trouw gearbeid om hét verlorene te zoeken,
het afgedrevene weder te brengen, het
kranke te genezen, het gewonde te ver
binden, en alles en allen tot Jezus te
brengen.
Lezer, verstaat gij iets van Efeze 1 29,
en zyt gij een levend lid van Jezus' li
chaam, en blijkt dit uit uw woord en da
den op de plaats, in den kring, waar gij
naar Zijn bestel staat
Kerkelijlie Berichten.
Zoo de Heere wil, komt de volgende
week de Synode der Christelijke Gerefor
meerden weder te samen te Kampen en
de Voorloopige Synode der Nederduitsche
Gereformeerden teUtrecht.
Doel dezer voortgezette vergaderingen is
hoofdzakelijk om te beraadslagen over dat
gene wat de wederzijdsche d^putaten,
onlangs te Utrecht vergaderd, saam goed
vonden aan de Synoden voor te leggen, in
zake de hereeniging der Gereformeerde be
lijders.
Deze samenkomsten zijn hoogst gewichtig.
De besluiten, welke daar gecomen worden,
kuunen zeer ver reikende gevolgen hebben,
niet alleen voor de Kerk, maar ook voor
staat en maaLchappij en school.
Immers er is geen Kerk en geen be
lijdenis, welke zóó beslist en duidelijk de
Schriftuurlijke levensbeschouwing predikt
en voorstaat als de Gereformeerde.
Christus Jezus, de hoogste overheid, de
hoogste Machthebber, de drager der op
perheerschappij in den hemel en op de
aardezoodat voor Hem niet alleen alles
en een ieder in de Kerk, maar ook alles
en een ieder in de raadszalen en in onze
rechtszalen en in onze lagere en hoogere
scholen zich onder Hem en onder Zijn
Woord moet buigen.
Zietdaar, wat de echte Calvinist, dat is
een van God gereformeerd gemaakt mensch
wil. Dit is niet zijn vinding, maar dit is
zoo Gods wilin Zijn Woord geopenbaard.
Zal dit zoo worden, dan is er noodig
een krachtig levende Kerk, die haar roeping
kent, die haar profetisch en priesterlijk
ambt wil oefenen, die in gehoorzaamheid
den Heere, haar Hoofd dient.
Zoolang nu de Gereformeerde Kerk zóó
gedeeld blijft liggen, kan zij niet krachtig
belijden, kan de liefde niet vurig zijn, en
zonder deze is gehoorzamen niet mogelijk.
Het is daarom van het uiterste belang,
dat het tot hereeniging kome, niet alleen
in kerkrechtelijken zin, maar vooral ook
in het schuldbelyden, in het zich verootmoe
digen, in het echte reformeeren naar den
Woorde Gods.
Hoe dringender nu de noodzakelijkheid
en hoe sterker de drang is, des te meer
wijsheid en voorzichtigheid en genade der
onderscheiding zal er noodig zijn, om geen
hereeniging te maken, welke de kiemen
der ontbinding reeds in zich draagt.
Onbesmet en volmaakt werk is natuurlijk
niet van menschen te verwachten, die nog
altijd met het leeren van Romeinen 7 bezig
zijn.
Het zal met deze hereeniging ook wel
zóó zijn, dat het licht en de duisternis in
baar kampen, en de Geest tegen heb vleosch
in haar strijdt voert.
Als dan maar het licht inderdaad licht
en geen duisternis zij.
Niet elke hereeniging kan aanvaard
worden. Beter is een nog jaren lange ge-
deeldheid (wat de Heere genadig verhoede),
dan een uiterlijke hereeniging die inderdaad
een tweeheid zou zijn. Geen hereeniging
kan aanvaard, waarbij de kerken in dole
antie haar beginsel zouden moeten inboeten,
want met den val dier kerken valt nog
nietsmaar met den val van haar beginsel
valt zoo niet alles dan toch zeer veel.
Zullen twee saam wandelen, dan moeten
zij eerst bijeengekomen zijn.
Indien nu maar Gods Woord ons bijoen
brengt, en de band is, die ons saamhoudt,
dan zal dat saam wandelen best gelukken
en goede vruchten dragen.
Geve de Heere dan dat er een gedurig
gebed der Gemeente moge opgaan voor
hare vergaderde Opzieners, en worde dat
gebed alzoo verhoord, dat de vergaderden
des Hoeren onderwijzing en leiding krachtig
mogen ervaren.
Onlangs lazen wij in een courant dat
er tegenwoordig Synodaal-gereformeerde
menschen ziju.
Dat is iets nieuws, dachten wij, wat
zouden dat voor menschen zijn
JSynodaal-gereformeerd Dat klinkt net
alsof iemand sprak van een zwart licht.
Het is ja en neen te gelijk.
Onder een Synodaal mensch verstaan
wij tegenwoordig, een mensch, die, al
spreekt hij ook anders, toch met ter daad
belijdt, dat men aan den' Zone Gods, on
zen Heere Jezus Christus, niet het hoogste
gezag moet gunnen in kerkelijke zaken,
maar aan de Synode en de Synodale re
glementen en besturen. Zoodat, als het er
op aan komt, het Woord van het Hoofd
der Kerk wyken en onderdoen moet voor
de reglementen en besluiten eener zooge
naamde Synode. Dit is niet zoo onze vin
ding, maar de uitspraak der geschiedenis
aangaande hen sinds 1816. Zeer duidelijk
sprak de geschiedenis dit uit in 1834 en
volgende jaren, en niet minder verstaan
baar sedert 1886.
Daarentegen zal een gereformeerd mensch
altijd weêr belijden, en vooral in tijden
van reformatie, met ter daad betoonen,
dat ook, en vooral in kerkelijke zaken, alles
moet verworpen worden, wat van Jezus'
Woord afgaat, en dat Zijn Woord moet
gehoorzaamd, al ware 't ook dat de wet
ten en bevelen van prinsen en magistra
ten daartegen waren, ja al kostte het goed
en leven.
Zegge nu wie 't kan en weet, wat een
Synodaal-gereformeerd mensch is. Zulke
menschen kunnen wel in de verbeelding
bestaan, maar in de werkelijkheid vindt
men ze niet. Die niet voor is, is tegendie
met mede vergadertdie verstrooit. Onzij
digheid bestaat hier niet, en twee heeren
dienen is in dezemeer dan in eenige andere
zaak geheel onmogelijk.
Doch er zijn wel Gereformeerden, die
onder het juk der zoogenaamde Synode nog
buigen. Doch dat zijn Gereformeerden, die-
ongehoorzaam zijn aan hun eigen belijdenis.
Broeders en Zusters die niet handelen naar
Psalm 15:2, 3, 4, en voor wie wel ons
gedurig gebed mag opgaan, dat de Heere
hunne strikken en banden breke en hun de-
genade der gehoorzaamheid verleene.
Zulke gereformeerden zijn-echter zeker